Ondernemingsrecht – Samenvatting
H.1 Ondernemingsvormen
Het ondernemingsrecht is het onderdeel van het privaatrecht dat de rechtsvormen bestrijkt met behulp
waarvan ondernemingen gedreven kunnen worden. Rechtsvormen zijn het juridisch omhulsel van de
onderneming. De rechtsvorm is een hulpmiddel om een onderneming in het maatschappelijk leven en
in rechte te kunnen laten functioneren (zij zijn facilitair: het zorg dragen voor alle diensten en
voorzieningen die ondersteunend zijn aan de kernactiviteit van een organisatie op operationeel,
tactisch en strategisch vlak). In dit hoofdstuk wordt een globaal overzicht van de rechtsvormen in
Nederland gegeven. Het gaat om de naamloze vennootschap, de besloten vennootschap, de coöperatie,
de maatschap, de vennootschap onder firma en de commanditaire vennootschap. Daarnaast wordt
ingegaan op de vereniging en de stichting.
Het ondernemingsrecht gaat uit van de onderneming als een economisch (dus op winst en efficiency
gericht) en organisatorisch verband (dat ook management en werknemers bevat).
Het ondernemingsrecht regelt vooral de volgende drie onderwerpen:
Hoe steekt de interne structuur van een onderneming in elkaar (organisatierecht)?
Wie mogen en kunnen voor de onderneming transacties afsluiten (vertegenwoordiging)?
Hoe zijn de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor de gang van zaken in de onderneming
uitgewerkt?
1.1 De besloten vennootschap (bv)
De bv met beperkte aansprakelijkheid is een rechtspersoon met een in een of meer overdraagbare
aandelen verdeeld kapitaal, art. 2:175 BW. Men kan slechts in een bv participeren via een aandeel in
haar kapitaal, ook wel kapitaalassociaties of kapitaalvennootschappen genoemd. Er dient bij
oprichting i.i.g. één aandeel te worden uitgegeven. Als er meer dan één aandeel wordt uitgegeven,
mogen de aandelen in handen zijn van één aandeelhouder, de eenpersoons-bv. Verder wordt de bv
geregeerd door haar statuten. Dit zijn door de oprichters/aandeelhouders zelf opgestelde openbare
regels voor de organisatie van de bv, art. 2:177 en 2:180 BW. De statuten dienen i.i.g. de naam, de
zetel en het doel van de vennootschap aan te geven.
Functies van aandelen
Aandelen zijn voor de bv een middel om vermogen aan te trekken. De aandeelhouder brengt vermogen
in de bv in. Hij verkrijgt als tegenprestatie van de bv een of meer aandelen. Deze inbrengverplichting
houdt in dat de aandeelhouder vermogen aan de bv ter beschikking moet stellen, in beginsel ter grootte
van het nominale bedrag waarvoor hij aandelen neemt. In de statuten staat vermeld hoe hoog dit
nominale bedrag voor een bepaalde soort aandelen is.
Daarnaast heeft het aandeel een zeggenschapsfunctie. Aan het aandeel is doorgaans namelijk stemrecht
in de algemene aandeelhoudersvergadering (AV) verbonden, art. 2:228 BW. In beginsel levert iedere
aandeel één stem op. Hoe meer aandelen iemand houdt, des te machtiger hij in beginsel in de AV en
daarmee in de vennootschap is (plutocratisch karakter). Dit kan echter in de statuten van een bv anders
geregeld worden, art. 2:228, lid 4 BW, bv. door aandelen zonder stemrecht toe te laten.
Verder vervult het aandeel een winstverdelingsfunctie: in beginsel geeft ieder aandeel recht op een
gedeelte van de winst, art. 2:216 BW. Hoe meer aandelen men bezit, des te meer dividend
(winstuitkering) de betrokkene krijgt (behoudens opgenomen afwijkingen).
Tot slot is het aandeel voor aandeelhouders een vermogensobject, omdat het voor overdracht vatbaar
is. Met de handel in aandelen kan geld worden verdiend, een aandeel kan verpand worden, art. 2:198
BW, en er kan door een schuldeiser beslag op worden gelegd, art. 474c-474i Rv.
,Beslotenheid van de bv
De bv is besloten, wat betekent dat de door haar uitgegeven aandelen op naam staan en overdracht
ervan in beginsel niet vrijelijk kan plaatsvinden. Een aandeelhouder dient zijn aandelen aan de
medeaandeelhouders aan te bieden, art. 2:195, lid 1 BW. De statuten mogen de aandelenoverdracht
vrijmaken. Echter zorgen blokkeringsregelingen (zie art. 2:195 BW) ervoor dat aandelen in een bv niet
zondermeer vrij verhandelbaar zijn. Daarnaast kan de overdracht van aandelen slechts bij notariële
akte plaatsvinden. Alle houders van aandelen dienen te worden opgenomen in een register zodat de bv
weet wie haar aandeelhouders zijn, art. 2:194 BW.
Aansprakelijkheid
De aandeelhouders (en bestuurders) van een bv zijn in beginsel niet aansprakelijk voor hetgeen in
naam van de bv is verricht. Daarnaast zijn zij niet gehouden boven het bedrag dat op hun aandelen
behoort te worden gestort in de verliezen van de vennootschap bij te dragen, art. 2:175 BW. Door deze
regeling kunnen schuldeisers bij faillissement van de bv onbetaald blijven (behoudens
bestuurdersaansprakelijkheid).
Toepasselijke wetsbepalingen
Op een bv zijn de volgende bepalingen van toepassing: de speciale bv-bepalingen, art. 2:175-274 BW,
de algemene bepalingen van Boek 2, art. 2:1-25 BW, bepalingen over de juridische fusie, art. 2:308-
333l BW, de juridische splitsing, art. 2:334a-334ii BW, de geschillenregeling en het recht van enquête,
art. 2:335-359 BW, en de jaarrekening en het bestuursverslag, art. 2:360-446 BW en een aantal
bijzondere wetten, zoals de Wet op de ondernemingsraden en de Handelsregisterwet 2007. Verder is de
bv, alhoewel zij zelf geen contract is, ingebed in de regels van het algemene burgerlijk recht. Zo is op
de relatie tussen de bv en de gevolmachtigde art. 3:60 e.v. van toepassing en kan een bv een
onrechtmatige daad plegen. Tot slot zijn veel wettelijke bv-bepalingen overgenomen uit EU-richtlijnen
en verordeningen. Veel van de EU-voorschriften zijn te vinden in codificatierichtlijn
vennootschapsrecht (Richtlijn EU 2017/1132).
1.2 De naamloze vennootschap (nv)
De rechtsvorm nv is vooral geschikt voor grote ondernemingen. Dit hangt samen met de
omstandigheid dat grote ondernemingen voor het aantrekken van vermogen vaak van de diensten van
de effectenbeurs Euronext Amsterdam gebruikmaken. Via deze effectenbeurs kan een nv die een
beursnotering heeft, aandelen doen verhandelen. Het minimumkapitaal van een nv bedraagt €
45.000,00, art. 2:67, lid 2 BW, waarvoor de nv-vorm voor kleine ondernemingen minder aantrekkelijk
is.
Een nv kent een in aandelen verdeeld maatschappelijk kapitaal, art. 2:64 BW. Dit in tegenstelling tot
de bv, waarvoor het maatschappelijk kapitaal facultatief is. Wel is de nv net als de bv een
kapitaalassociatie. Het aandeel vervult bij een nv dezelfde functies (aantrekken vermogen, art 2:80
BW, winstverdeling, art. 2:105 BW, en stemrecht, art. 2:118 BW.
Een nv mag een aandeel op naam of aan toonder uitgeven. Het bestuur van de nv houdt een register
waarin de namen en adressen van alle houders van aandelen op naam zijn opgenomen, art. 2:82 en 85
BW. Een toonderaandeel is een fysiek afgegeven aandelenbewijs dat niet op naam is gesteld. Met het
oog op het bemoeilijken van belastingontduiking, witwassen en de financiering van terrorisme werd
het door de Wet omzetting aandelen aan toonder mogelijk om alle houders van zogenaamde
toonderaandelen in Europees Nederland en de BES-eilanden te identificeren.
Op de nv zijn de specifieke nv-bepalingen van toepassing, art. 2:64-164 BW. Daarnaast gelden de
meeste bepalingen die van toepassing zijn op de bv, ook voor de nv.
1.3 De maatschap en de vennootschap onder firma
De maatschap
De maatschap, titel 9 van Boek 7A BW, is een obligatoire, wederkerige overeenkomst tot
samenwerking van twee of meer personen. Het sluiten van een maatschapsovereenkomst is in beginsel
,vormvrij. De maatschap is gericht op het d.m.v. samenwerking behalen van vermogensrechtelijk
voordeel dat aan de vennoten ten goede komt (winstverdelingsdoel). Bij een maatschap wil men
samenwerken voor gemeenschappelijke rekening tot een gemeenschappelijk doel. De opbrengst die
met de gezamenlijk verrichte activiteit worden behaald, zullen volgens een in de
maatschapsovereenkomst opgenomen verdeelsleutel over de vennoten worden verdeeld. Ieder der
vennoten is daarbij gehouden iets in de brengen, bv. een gebouw of arbeid.
De vennootschap onder firma (vof)
Er is sprake van een vof als een maatschap onder gemeenschappelijke naam (als een eenheid) een
onderneming/bedrijf uitoefent (in dus in tegenstelling tot de maatschap geen beroep). Dan gelden naast
de bepalingen voor de maatschap ook de artikelen 16-34 Wetboek van Koophandel (WvK). Het belang
hiervan is dat de vof hoofdelijke verbondenheid van de vennoten kent voor verbintenissen van de vof,
art. 18 WvK, terwijl voor de gewone maatschap geldt dat de maten/vennoten voor gelijke delen
aansprakelijk zijn voor de verbintenissen van de maatschap, art. 7A:1680 BW.
- HR 19 april 2019, RO 2019/36 (UWV/X): in deze uitspraak beantwoordt de Hoge Raad de vragen van de
rechtbank Overijssel over de arbeidsverhouding van een werknemer van een vof (in faillissement). Als een
vof een arbeidsovereenkomst met een werknemer sluit, dan geldt dat als een arbeidsovereenkomst met de
gezamenlijke vennoten. Een werknemer van een vof (of na subrogatie: het UWV) kan de uit de
arbeidsovereenkomst voortspruitende vorderingen geldend maken tegen zowel de gezamenlijke vennoten als
voor het geheel tegen elke afzonderlijke vennoot. De wettelijke voorrechten die met die vorderingen
verbonden zijn, gelden ook bij uitoefening van verhaal op het privévermogen van de vennoten. Art. 40 lid 2
Fw brengt ten slotte mee dat aan een vordering als bedoeld in die bepaling (boedelschuld ter zake van loon
of premieschulden), tevens het karakter van boedelschuld toekomt in het faillissement respectievelijk de
schuldsaneringsregeling van een vennoot, maar slechts voor zover die vordering betrekking heeft op de
periode na het ingaan van laatstbedoeld faillissement of schuldsaneringsregeling.
Het samenwerkingsvereiste in de maatschap en vof
De vennoten dienen op voet van gelijkheid samen te werken. Zo mag een vennoot niet in een positie
van ondergeschiktheid verkeren ten opzichte van een andere vennoot want dat zou veeleer op het
bestaan van een arbeidsovereenkomst wijzen. De vennoten dienen gezamenlijk het beleid van de
maatschap/ vof te bepalen. De samenwerking veronderstelt meestal een duurzame relatie (ze zijn
gericht op langdurige samenwerking ter bereiking van één gemeenschappelijk doel, dit in tegenstelling
tot de meeste contracten die personen met elkaar afsluiten).
Een maatschap/vof wordt omwille van de persoon (intuitu personae) aangegaan. Dit in tegenstelling
tot de nv of bv die in de eerste plaats omwille van het geld (instuitu pecuniae) wordt aangegaan. Een
vennootschapsovereenkomst sluit men niet met een willekeurig iemand af. Om deze reden noemt men
de maatschap en vof ook wel personenassociaties/personenvennootschappen. De persoon van de
vennoot is zowel voor het ontstaan van de personenvennootschap als voor het voortbestaan ervan van
beslissend belang.
Nv en bv zijn geen overeenkomsten zoals de personenvennootschappen, maar rechtsfiguren. De wetgever noemt de nv en bv
nergens een overeenkomst/contract. Wel spreekt hij over de nv en bv als een rechtspersoon met een in aandelen verdeeld
kapitaal. Via het aandeel staan de aandeelhouders in een relatie met de nv/bv. de aandeelhouders behoeven niet samen te
werken op dezelfde intensieve wijze als bij een personenvennootschap. Men mag in de regel meer dan de wet voorschrijft.
Wel moeten aandeelhouders met elkaars belangen rekening houden, art. 2:8, lid 1 BW. Deze verplichting gaat echter
doorgaans minder ver dan een verplichting om samen te werken, bv. om gezamenlijk het beleid voor de vennootschap uit te
stippelen. Soms sluiten de aandeelhouders een samenwerkingsovereenkomst die bv. verplicht tot de vaststelling van een
gezamenlijk beleid op het gebied van de financiering van de bv. bij zo’n bv zijn de aandeelhouders nauw betrokken, men
spreekt dan over een joint venture. De interne verhouding in zo’n bv kan dan gaan lijken op die tussen vennoten van een
personenvennootschap. Een voorbeeld van zo’n joint venture-bv is de bv waarin twee autofabrikanten samenwerken om
gezamenlijk een nieuwe type motor te ontwikkelen voor door hen te produceren auto’s. Dit voorbeeld laat ook zien dat de
verschillende rechtsvormen elkaar overlappen. Het is niet zo dat een bepaalde ondernemingsactiviteit maar in één bepaalde
rechtsvorm ondergebracht kan worden. Het is dan aan de oprichters om een keus te maken tussen bv. een bv of een vof.
Toepasselijke regelgeving
Op de maatschap en vof is de Wet op de ondernemingsraden van toepassing (voor zover deze dient te
worden ingesteld). Daarnaast is de Handelsregisterwet 2007 van toepassing. Omdat de vennootschap
, een overeenkomst is, zijn op de maatschap en vof ook de bepalingen uit Boek 6 BW over
verbintenissen uit overeenkomst van toepassing. Omdat een overeenkomst op haar beurt een
meerzijdige rechtshandeling is, kunnen ook de bepalingen uit Boek 3 BW een rol spelen. Voor het
functioneren van de maatschap en de vof is – naast de wettelijke bepalingen – vooral het tussen de
vennoten afgesloten contract van belang.
Stille en openbare maatschap
De beroepsuitoefening in het kader van een maatschap kan stil of openbaar plaatsvinden. Bij een stille
maatschap blijkt naar buiten toe doorgaans niets van gezamenlijke beroepsuitoefening.
Stille maatschappen komen bv. in de agrarische sector voor. Een zoon die zijn vader in het boerenbedrijf opvolgt, sluit met
deze laatste een maatschapsovereenkomst waarvan naar buiten toe niets blijkt. Alleen de zoon oefent voor de buitenwereld
het boerenbedrijf uit. De vader stelt landerijen ter beschikking waarvan hij de eigenaar is. Zij overleggen intern over het
beleid dat voor de boerderij wordt gevoerd.
Alleen een stille maatschap die geen onderneming in stand houdt, hoeft niet in het handelsregister te
worden ingeschreven. Daarvan is bv. spraken als gezamenlijk een landbouwmachine of een
bibliotheek wordt aangeschaft, die niet commercieel wordt uitgebaat.
Bij een openbare maatschap wordt een gezamenlijke uitoefening van een beroep zoals van een
advocaat of chirurg, op een voor derden wel duidelijk kenbare wijze naar buiten, onder een
gemeenschappelijke, als zodanig gevoerde naam, uitgeoefend.
Beroeps- en bedrijfsuitoefening
Het onderscheid tussen beroeps- en bedrijfsuitoefening is van belang, omdat voor de gezamenlijke
bedrijfsuitoefening onder gemeenschappelijke naam als gevolg van het wettelijke regime voor de vof
strengere aansprakelijkheidsregels gelden dan voor de beroepsuitoefening. Beroepsuitoefening wijst
volgens de verkeersopvattingen op persoonlijke dienstverrichting; de persoonlijke kwaliteiten van de
dienstverrichter staan voorop. Een beroepsbeoefenaar wordt geacht het welzijn van zijn cliënt te
behartigen, denk aan een advocaat, medicus, notaris en accountant. Daarnaast geldt vaak voor hen een
beroepsgeheim o.g.v. de geldende beroepsregels. Bij bedrijven staan de persoonlijke dienstverrichting
en vertrouwelijkheid minder voorop, denk aan de bakker, slager en schilder. Daarnaast gaan
bedrijfsbeoefenaren vaker transacties aan met derden dan beroepsbeoefenaren.
Het verschil tussen bedrijf en beroep is echter in rap tempo aan het vervagen. Dit komt o.m. doordat
beroepsuitoefenaars in toenemende mate gebruik maken van een BV-vorm. Vele grote Nederlandse
advocatenkantoren maken zelfs gebruik een NV-vorm. De NV was oorspronkelijk opgezet voor
bedrijfsuitoefening. Het verschil tussen beroep en bedrijf vervaagt steeds meer, omdat
beroepsbeoefenaren steeds meer gebruik maken van rechtsvormen die bestemd zijn voor
bedrijfsuitoefening,
De vennootschap onder firma kent hoofdelijke verbondenheid van de vennoten voor verbintenissen
van de vennootschap onder firma, art. 18 Wvk. De maatschap kent een minder streng
aansprakelijkheidsregime: de maten (in de wet wordt van vennoten gesproken) zijn voor gelijke delen
aansprakelijk voor de verbintenissen van de maatschap, art. 7A:1680 BW. De wetgever vindt het
blijkbaar gepast dat voor een bedrijfsuitoefening onder gemeenschappelijke naam (dus voor de
vennootschap onder firma) strengere aansprakelijkheidsregels gelden dan voor een beroepsuitoefening
(dus voor de maatschap).
Het onderscheid is echter aan het vervagen. Beroepsbeoefenaars maken bv. bij het uitoefenen van hun beroep steeds meer
gebruik van de bv of nv-vorm, terwijl deze rechtsvormen in de oorspronkelijke opzet van de wetgever uitsluitend bestemd
waren voor bedrijfsuitoefening.
De verschillen tussen de maatschap en de vof
Bij de vof ontleent iedere vennoot aan de wet vertegenwoordigingsbevoegdheid, art. 17, lid 1
WvK. Dit betekent dat iedere vennoot bevoegd is namens de vof te handelen. De vof is extern, als
zodanig naar buiten tredend gericht. Het is dan praktisch dat iedere vennoot bevoegd is de vof te
vertegenwoordigen. Het is wel mogelijk om deze bevoegdheid in de overeenkomst te beperken,