Samenvatting boek Social Psychology deel 2
Chapter 9: Norms and conformity
Conformity to social norms:
- Norms: gedeelde groepevaluaties van wat waar of onwaar, goed of fout, geschikt of ongeschikt is
- Descriptive social norms: wat mensen van een groep denken, voelen of doen
- Injunctive social norms: wat mensen zouden moeten denken, voelen of doen
- Conformity: convergentie van iemands gedachten, gevoelens en gedragingen naar een sociale
norm, voor twee redenen:
1 We geloven dat de groep gelijk heeft
2 We willen dat de groep ons accepteert en goedkeurt
- Private conformity: wanneer mensen echt geloven dat de groep gelijk heeft en ze vrijwillig en privé
de groepsnormen accepteren als hun eigen normen (zelfs als de groep niet fysiek aanwezig is)
- Public conformity: je gedrag is consistent met de sociale normen van de groep, maar die heb je niet
privé geaccepteerd > bang voor afwijzing/uitsluiting
Motivational functions of conformity to norms:
- Expected consensus: private conformity ontstaat doordat we ten eerste verwachten dat iedereen de
wereld ziet zoals wij dat zien > false consensus effect: overschatten van overeenkomsten met jouw
ideeën en gedragingen met die van anderen
- Ten tweede omdat we verwachten dat wij de wereld zien zoals anderen dat zien: we gaan
ervan uit dat iedereen onze meningen en voorkeuren delen > overeenkomsten met anderen
verhoogd ons zelfvertrouwen dat ons beeld correct is, bij onenigheid wordt je minder zeker
- Norms fulfill mastery motives: het eens zijn met anderen stelt mensen gerust dat ze in contact zijn
met een gemeenschappelijke realiteit > informational influence: we geloven dat groepsnormen de
realiteit reflecteren en gaan deze privé conformeren > satisfies our need for mastery
- Norms fulfill connectedness motives: het eens zijn met anderen geeft mensen het gevoel dat ze
erbij horen > normative influence: groepsnormen zijn privé geaccepteerd om samenhang en een
sociale identiteit te bereiken of te behouden
- Me and mine norms: reference groups: mensen geaccepteerd als een geschikte bron voor het
maken van een oordeel omdat ze attributen delen die daar relevant voor zijn > meestal mensen van
je ingroup, daar wordt je meer door beïnvloed dan door outgroup leden
- Ingroup leden hoeven niet aanwezig te zijn om conformiteit te creëren, maar als ze er wel zijn
dan zorgen ze er voor dat de conformiteit toeneemt > hoe meer je je identificeert met de groep,
des te groter is de reference group impact
- Motives behind private conformity:
- Need for mastery: informational influence (adopt group consensus because it seems correct)
- Need for connectedness: normative influence (adopt group consensus to show identification
with the group)
- Need to value me and mine: influence from valued ingroup (adopt group consensus
to feel positively about self and valued ingroup)
How groups form norms:
- Group polarization: de gemiddelde groepspositie wordt meer extreem na een face-to-face meeting
> ‘the good gets better and the bad gets worse’
- Wanneer mensen informatie oppervlakkig verwerken, vertrouwen ze op de posities van anderen en
dit kan ervoor zorgen dat groep polarisatie voorkomt > ze bewegen naar de groepspositie en
proberen te laten zien dat ze goede groepsleden zijn
- Wanneer mensen informatie systematisch verwerken, dan werken de posities en argumenten van
anderen samen bij de polarisatie van groepsnormen
- Majority arguments: hebben voordelen omdat ze meer aanwezig zijn, krijgen meer discussie, lijken
meer compelling (meeslepend/aangrijpend), en worden overtuigender gepresenteerd
Undermining true consensus:
- Consensus betekent dat de meningen geldig zijn, maar deze gevolgtrekking geldt alleen wanneer
consensus wordt bereikt op de juiste manier: een consensus kan niet worden vertrouwd als dit
1
, voortvloeit uit blind vertrouwen op de positie van anderen, vervuiling door gedeelde biases (bijv. dat
we ingroup leden als individuen zien en outgroup leden als allemaal hetzelfde > ingroup eerder
vertrouwen bij consensus) of publieke conformiteit. Zo’n consensus biedt slechts de illusie van
mastery en connectedness en kan leiden tot situaties van pluralistic ignorance: waar iedereen in het
openbaar conformeert aan een norm, maar die niemand persoonlijk conformeert
- Groupthink: een consensus willen bereiken in de groep, ongeacht hoe het wordt gevormd > kan
worden voorkomen door consideratie van alternatieven te behouden, onafhankelijkheid van visies,
en persoonlijke acceptatie
Minority influence:
- Succesvol wanneer er een alternatieve consensus geboden wordt, ze consistent blijven (iedereen
moet achter het alternatief staan voor een lange periode), er een goede balans is tussen verschil en
overeenkomst met de meerderheid (mensen met andere beelden bij je ingroup hebben meer invloed
dan dat outgroup leden dat hebben), en ze systematisch verwerken promoten
- Processes of minority and majority influence: over het algemeen hebben minderheden en
meerderheden dezelfde processen om invloed te hebben: zorgen over mastery doordat de
minderheid de argumenten van de meerderheid in twijfel kan trekken, zorgen over connectedness
doordat niet iedereen bij de meerderheid wilt horen, beide groepen kunnen zorgen voor
systematische verwerking en persoonlijke acceptatie
- De beste manier om groepnormen en consensus te vormen is door normen te nemen die
groepsleden meer kritische denkers laat zijn als een groep ipv als individuen > valide consensus
wanneer groepsleden achter normen staan die een consensus maken met systematische
consideratie van alternatieven, onafhankelijkheid van besmetting, overtuiging van persoonlijke
acceptatie, en streven naar mastery en connectedness
Chapter 10 – Norms and behavior
Activating norms to guide behavior: normen kunnen geactiveerd worden door directe reminders,
cues uit de omgeving of door observaties van gedrag van anderen
- Wanneer mensen zichzelf puur zien als lid van een groepsidentiteit, dan wordt hun gedrag
waarschijnlijk alleen geleid door de groepsnormen
- Deindividuation: je voelt je zo verbonden met de identiteit van je groep dat je jezelf niet meer als
individu ziet > je gedraagt je hetzelfde als de groep, ongeacht het gedrag (Standford Prison
Experiment)
Which norms guide behavior:
- Descriptieve normen hebben invloed doordat je naar anderen kijkt en jij je dan ook zo gaat
gedragen (dat is ‘normaal’, iedereen doet het)
- Injunctieve normen hebben invloed doordat je denkt dat je weet wat mensen denken en doen,
daarom ga jij het ook doen
- Als injunctieve en descriptieve normen overeenkomen zijn mensen het meest geneigd om dit ook te
doen, maar als er duidelijk is dat ze niet overeenkomen dan zijn mensen minder geneigd om dat
gedrag na te doen > als maar 1 norm bekend is dan ook al invloed (je gaat ervan uit dat de andere
norm overeenkomt)
- Descriptieve normen meer invloed als je geen ability en motivatie hebt om goed na te denken,
injunctieve normen meer invloed als je wel de ability en motivatie hebt
Why norms guide behavior so effectively:
- Normen worden soms opgelegd door beloningen en straffen
- Vaak worden normen opgevolgd omdat het juist lijkt, normen persoonlijk geaccepteerd
The norm of reciprocity: je bent verplicht om iets terug te doen als iemand ons goederen, diensten of
concessies geven > zelf als je al iets terug hebt gedaan ben je sneller geneigd om iets voor iemand
te doen
- Door-in-the-face technique: iemand heeft een voorstel dat zo groot is dat je het afwijst, waardoor je
sneller geneigd bent om in te geven bij een kleiner voorstel
- Werkt onder drie condities: eerste voorstel moet groot genoeg zijn om het af te wijzen, maar niet zo
groot dat het verdacht wordt, persoon moet een kans krijgen om het eerste te weigeren en de andere
2