Samenvatting Klinische psychologie: Theorieën en
psychopathologie
Hoofdstuk 1 Over klinische psychologie en ‘abnormaal’
gedrag
Inleiding
Er dienst een onderscheid gemaakt te worden tussen
Basisdisciplines
o de psychologische functeleer
o de ontwikkelingspsychologie
o de gedragsleer (sociale psychologie)
o de persoonlijkheidspsychologie
o de methodenleer.
Toepassingsgerichte disciplines.
o de klinische psychologie (al dan niet in combinate met de gezondheidspsychologie)
o de gezondheidspsychologie
o de arbeids- en organisatepsychologie
o de onderwijspsychologie
1.1 Het terrein van de klinische psychologie
Afwijkingen van de norm kunnen betrekking hebben op verschillende aspecten van het menselijk
functoneren.
1. Aspecten van de individuele persoon.
Er kan daarbij sprake zijn van afwijkend gedrag, afwijkende gedachten en van
afwijkende belevingen.
2. Relates met andere mensen.
Afwijkingen van wat ‘normaal’ is binnen sociale relates, hebben vaak weer invloed
op het gedrag, de gedachten en belevingen binnen het individu.
1.2 Aspecten van ‘abnormaal’ gedrag
Seligman, Walker, Rosenhan onderscheiden zeven factoren die bepalen of gedrag abnormaal of
pathologisch wordt beschouwd.
1. Persoonlijk lijden
2. De (dis)functonaliteit van het gedrag:
De mate waarin gedrag het dagelijks functoneren en het welbevinden van het
individu ondermijnt.
3. Irratoneel en onbegrijpelijk gedrag:
Als mensen in het gedrag van een ander geen logica of zin kunnen ontdekken.
4. Onvoorspelbaarheid en controleverlies:
Seligman en collega’s onderscheiden twee typen waarin gedrag dikwijls als
controleverlies of verlies aan zelfeheersing zal worden geïnterpreteerd.
Situates waarin de regels die gewoonlijk het gedrag van een persoon sturen
plotseling niet meer werkzaam zijn. Bijv. een altjd vriendelijke man die
ineens een kennis aanvliegt.
Situates waarin de toeschouwer de oorzaak of leiding van het gedrag dat hij
waarneemt, niet kent en op dat moment ook niet kan achterhalen.
5. Opvallend en onconventoneel gedrag
6. Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt
, 7. Het overtreden van morele normen
Wil men van abnormaliteit kunnen spreken, dan moet echter ten minste één van die aspecten zich
voordoen. Wanneer men een bepaalde gedraging als abnormaal beschouwt, wil dit niet zeggen dat
er sprake is van een psychische stoornis.
Om te voorkomen dat de defnite van mentale stoornissen een instrument zou worden voor sociale
repressie, zijn drie ‘uitsluitende omstandigheden’ geformuleerd:
1. Te verwachten en cultureel aanvaarde reactes worden uitgesloten van de mentale
stoornissen. Bijv. beperkte rouwreactes na het overlijden van een dierbare.
2. Langdurig ‘deviant gedrag’ dat voortvloeit uit het behoren tot een politeke, religieuze of
seksuele minderheid.
3. Het afwijkende gedrag moet niet voortkomen uit een persoonlijk confict tussen het individu
en de maatschappij.
1.3 Normaal en abnormaal: waar ligt de grens?
Er zijn verschillende modellen die uitspraken mogelijk maken over het onderscheid tussen normaal
en abnormaal gedrag.
Het statstsch model
Uitgangspunt:
o Menselijke eigenschappen zijn min of meer normaal verdeeld.
o Van abnormaliteit wordt dan gesproken bij extreem lage of extreem hoge scores op
schalen waarmee deze eigenschappen betrouwbaar en valide worden gemeten.
Enkele problemen:
1. De vraag bij dit model is waar precies de grens tussen normaal en abnormaal
getrokken moet worden.
Vaak krijgen de verschillende scores een betekenis in termen van zeer laag
tot zeer hoog.
2. Volgens Oltmanns en Emery is het probleem met dit model dat het niet specifceert
hoe ongewoon gedrag moet zijn om het abnormaal te kunnen noemen.
3. Het model maakt geen onderscheid tussen statstsche afwijkingen die gepaard gaan
met individueel lijden en afwijkingen waarvoor dat niet geldt.
Medisch model:
Uitgangspunt:
o Veel klinisch psychologen en psychiaters nemen aan dat de oorzaken van psychische
stoornissen moeten worden gezocht in onderliggende mechanismen. Die
mechanismen kunnen somatogeen of psychogeen zijn.
o Volgens de aanhangers van het medisch model zijn psychiatrische stoornissen
vergelijkbaar met somatsche ziekten en dus het beste te verhelpen door de
onderliggende mechanismen te bestrijden.
Schematsering:
1. Abnormaliteit/ziekte bij de patint
2. Diagnose, gesteld door de therapeut
3. Therapie, gekozen en uitgevoerd door therapeut; patint speelt passieve rol
4. Genezing patint
Bezwaren:
1. Er is bij vele psychische stoornissen nog niet een eenduidig onderliggend
mechanisme aangetoond, zodat het twijfelachtg is of er wel sprake is van een
‘ziekte’.
2. Het gebruik van begrippen als ziekte en therapie werken stgmatsering in de hand.
,Leermodel:
Uitgangspunt:
o Volgens dit model zijn de stoornissen ontstaan door verkeerd verlopen
leerprocessen.
o De uitgangssituate wordt beschreven als een persoonlijk probleem.
o En er wordt gesproken over het bepalen van het leerdoel.
Schematsering:
1. Persoonlijk probleem van de leerling
2. Bepaling van het leerdoel in overleg tussen leraar en leerling
3. Uitvoering van een onderwijsprogramma ontwikkeld door leraar; leerling past
aangereikte kennis en vaardigheden toe om het probleem te verminderen
4. Vermindering van het probleem van de leerling
Drie hoofdredenen waarom het leermodel over het medisch model wordt verkozen:
1. In alle fasen van het model worden de nadelige bijbetekenissen van het medisch model
vermeden.
2. Het onderwijsmodel doet meer recht aan de eigen verantwoordelijkheid van de mensen met
een persoonlijk probleem.
3. Het gebruik van de onderwijsterminologie doet meer recht aan datgene wat daadwerkelijk
plaatsvindt bij psychologische hulpverlening, voor zover het gaat om hulp aan mensen die
nog als verantwoordelijk voor zichzelf en dus als ‘aanspreekbaar’ kunnen worden
beschouwd.
, Hoofdstuk 2 Neurobiologische benaderingen van
psychopathologie
2.1 Een historische schets
Jaren 30: De Portugese neuroloog Monitz hoorde terloops op een congres dat
‘neurotsche’ apen rustger worden als men hun frontaalkwab verwijdert.
Monitz ging vervolgens deze operate op grote schaal bij psychiatrisch
patinten uitvoeren. Goed onderzoek naar de resultaten vonden nooit plaats.
Jaren 50: Antpsychotsche medicijnen (neuroleptca) werden ontdekt.
1861: De Fransman Paul Broca beschreef dat een beschadiging van de linker
frontaalkwab, leidt tot een taalstoornis waarbij de persoon langzaam, slecht
artculerend en in telegramstjl spreekt (Broca’s afasie).
1861: De Duitsers Fritsch en Hitzig lieten in dierproeven zien dat elektrische
stmulate van de hersenen kan resulteren in gecorrdineerde bewegingen
van de ledematen.
Ongeveer tegelijkertjd de Sinds Broca en Fritsch en Hitzig staat dus vast dat de hersenen in hoge
mate betrokken zijn bij de totstandkoming van gedrag, iets wat in voorafgaande perioden niet altjd
even vanzelfsprekend was. De volgende, niet onlogische, stap was de aanname dat
disfunctonerende hersenen (mede) ten grondslag kunnen liggen aan psychopathologisch gedrag.
Begin 20e eeuw: De Duitse neuroloog Richard von Kraf-Ebing toonde aan dat het syndroom
dementa paralytca werd veroorzaakt door syflis
De samenhang tussen psychische processen en neurobiologische functes speelt eveneens een
onderliggende rol bij externaliserende en internaliserende stoornissen.
Externaliserende stoornissen hangen samen met een onderactviteit van het autonome
zenuwstelsel (hartslag, schrikrefex, huidgeleiding)
Internaliserende stoornissen samenhangen met een overactviteit van het autonome
zenuwstelsel.
Internaliserende problematek wordt gekenmerkt door:
emotonele instabiliteit en een verstoord afect, waaronder angststoornissen en
stemmingsstoornissen, teruggetrokken en geremd gedrag.
Dit soort problematek is met name storend voor de persoon zelf.
Externaliserende problematek wordt vooral gekenmerkt door
gedragsproblemen, wat tot uitng komt in agressief, antsociaal en impulsief gedrag.
Bij deze dimensie is er sprake van ondercontrole en is het gedrag vooral storend voor de
omgeving.
2.2 Psychopathologie: een genetisch perspectief
Bij genetsch onderzoek wordt over het algemeen gebruikgemaakt van een drietal bronnen:
Familiestudies:
o Hoe meer de stoornis voorkomt in families, des te meer bewijs er is voor het feit dat
deze stoornis erfelijk is.
o Het probleem met dit soort studies is dat families ook omgevingsfactoren delen,
waardoor de genetsche factoren moeilijk van de omgevingsfactoren te
onderscheiden zijn.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Astrid1993. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.