Tractus locomotorius
H6 (het beenderstelsel) 6.1 t/m 6.3, 6.4.1, 6.4.2, 6.5, 6.6.2, 6.7.2, 6.9, 6.10, 6.11.1
H7 (het spierstelsel) 7.1, 7.2.1, 7.3, 7.5.2, 7.8, 7.10.2, 7.10.3
H1 (inleiding tot de anatomie en fysiologie/richtingen, vlakken en assen): 1.7
Alleen uit het hoorcollege: leerdoelen biomechanica
Richtingen, vlakken en assen (tip: hoorcollege bij kijken)
1. Termen t.b.v. richtingen
Termen: Latijnse namen om in de medische wereld om een bepaalde richting in het lichaam
of naar het lichaam toe te kunnen aanduiden.
* Oefen door zelf voorbeelden te bedenken waarbij deze termen van toepassing zijn!!
1
,Deze afbeelding kan je helpen bij het oefenen van het benoemen:
2. Termen t.b.v. vlakken en doorsneden
Termen: Het lichaam kun je in vlakken doorsnijden en die vlakken beschrijven onderdelen
van het lichaam.
Deze afbeelding kan je helpen bij het oefenen van het benoemen:
2
,3. Relatie gewricht – bewegingsas – beweging – bewegingsvlak
3
, Beenderstelsel
1. Functies beenderstelsel en spierstelsel
Het bewegingsapparaat: Het bewegingsapparaat bestaat enerzijds uit het beenderstelsel en
anderzijds uit het spierstelsel. We gaan ze eerst even vergelijken met elkaar.
De functies van het beenderstelsel: Het beenderstelsel bestaat uit de beenderen van het
skelet en het kraakbeen, de botverbindingen, banden en/of andere bindweefsels die de
beenderen stabiliseren of verbinden. Dit stelsel heeft 5 primaire functies:
1. Steun tegen zwaartekracht: Het beenderstelsel biedt structurele ondersteuningen
voor het gehele lichaam. Afzonderlijke beenderen of beendergroepen bieden een
raamwerk voor de aanhechtingen van zachte weefsels en organen. Zonder het
beenderstelsel zou je in elkaar vallen omdat niks weerstand bied tegen de
zwaartekracht.
2. Bescherming van de zachte inwendige organen: Zachte weefsels en organen zijn
vaak omgeven door onderdelen van het skelet. Denk bijvoorbeeld aan het hart.
3. Hefboomwerking voor spierbewegingen: Veel beenderen fungeren als hefbomen
waardoor de grootte en de richting van de krachten die de spieren uitoefenen,
worden gewijzigd. De resulterende bewegingen lopen uiteen van de nauwkeurige
beweging van een vingertop tot omvangrijke veranderingen van de positie van het
lichaam.
4. Opslag (calcium, fosfor, vet): De calciumzouten van het beenweefsel vormen een
waardevolle mineraalreserve met behulp van de normale concentraties van calcium
en fosfaat in de lichaamsvloeistoffen kan worden gehandhaafd. Daarnaast zijn in
beenderen energiereserves opgeslagen in de vorm van vetten in delen die met geel
beenmerg zijn gevuld.
5. Bloedcelproductie in beenmerg: Rode bloedcellen, witte bloedcellen en andere
onderdelen van bloed worden in het rode beenmerg gevormd; in inwendige holten
van veel beenderen zijn met rood beenmerg gevuld.
De functies van het spierstelsel: Skeletspieren zijn organen die voornamelijk uit spierweefsel
bestaan; ze bevatten echter ook bindweefsel, zenuwen en bloedvaten. Deze spieren zijn
direct of indirect aan beenderen van het skelet gehecht. Het spierstelsel bestaat uit circa 700
skeletspieren die de volgende 5 functies hebben:
1. Steun aan weke delen (kunnen skeletspieren maar ook gladde spieren zijn): De
buikwand en de bodem van de bekkenholte bestaan uit lagen skeletspierweefsel.
Deze spieren dragen het gewicht van de organen in de buik en bekkenholte en
beschermen inwendige weefsels tegen beschadiging.
4