Deze samenvatting bevat alle literatuur van het vak Diagnostiek voor de Klinische Praktijk. Ook bevat de samenvatting een aantal oefententamenvragen en de antwoorden.
Dit document bevat de samenvatting van alle verplichte literatuur voor het vak
Diagnostiek voor de Klinische Praktijk. Deze verplichte literatuur bestaat uit hoofdstukken
uit drie verschillende boeken en artikelen. Fouten zijn voorbehouden. Aan het eind van
het document is een oefententamen te vinden van 16 meerkeuzevragen over de inhoud
van dit document.
,Inhoudsopgave
A. De diagnostee in de praetie..............................................................................................................3
B. Het diagnostssc gespree....................................................................................................................5
C. Observeren van gedrag......................................................................................................................8
D. Psyscopatcologissce elascten en cet meten ciervan......................................................................11
E. Diagnostee op de somputer.............................................................................................................15
F. Proiestetests....................................................................................................................................16
G. Intelligentetests..............................................................................................................................17
H. Persoonliieceidstests.......................................................................................................................20
I. Het stellen van een diagnose.............................................................................................................22
J. Het vormen van een cypotcese........................................................................................................23
K. Observatemetcoden........................................................................................................................24
L. Interpreteren van testresultaten......................................................................................................26
M. Gedragsproblemen en emotonele problemen...............................................................................27
N. Rapportage en toetsing....................................................................................................................31
, A. De diagnostiek in de praktijk
Te doorlopen stappen
Om een diagnostisch proces uit te kunnen voeren, zijn vijf stappen nodig. De eerste stap
is om te analyseren waarom de cliënt doorverwezen is. De doorverwijzing wordt vaak
gedaan door een huisarts, die een bepaalde aanvraag doet. Daarnaast is er nog de
hulpvraag van de cliënt zelf om rekening mee te houden. De behandelaar voert
vervolgens een begingesprek en kijkt aan de hand hiervan of er nog andere te
beantwoorden vragen zijn, over bijvoorbeeld de achterliggende oorzaken van het
probleem. Ook wordt er gekeken of de door de aanvrager gestelde diagnose juist is en
wat de passende behandeling hiervoor zou zijn.
Toetsen van hypothesen
Als de behandelaar een hypothese heeft opgesteld, is het nodig om deze concreet te
maken, waarna wordt gekeken welke test nodig is om deze hypothese te testen. Ook
wordt er een voorspelling gedaan over de mogelijke uitkomst. Daarna wordt de test
uitgevoerd en wordt gekeken of de resultaten hiervan afdoende zijn om de hypothese te
accepteren of te verwerpen.
Vragen van de behandelaar
De behandelaar zal tijdens het diagnostisch proces zich buigen over vijf verschillende
vragen. De eerste vraag gaat over de onderkenning: hoe zien de problemen eruit?
Hierbij wordt ook een inschatting gemaakt van hoe ernstig de problemen zijn. De
onderkenning kan gemeten worden door de huidige stand van zaken te vergelijken met
het eerdere functioneren van de patiënt (ipsatief vergelijken), maar ook door het te
vergelijken met een andere normgroep (normgericht vergelijken) en met een
bepaalde standaard (criteriumgericht vergelijken).
Bij een patiënt kunnen meerdere manieren worden gebruikt om de problematiek te
beschrijven. Zo kan de patiënt worden ingedeeld in een bepaalde categorie van de DSM,
maar kan deze ook ingedeeld worden in bepaalde dimensies aan de hand van af te
nemen vragenlijsten: de diagnostische formulering. Beide manieren hebben zo hun
voor- en nadelen.
Een tweede vraag die de behandelaar zichzelf zal stellen gaat over de verklaring:
waarom treedt het probleem op? Soms kan de verklaring te vinden zijn in de persoon zelf,
maar deze verklaring kan ook ontstaan door een bepaalde situatie. Dit wordt de locus
genoemd. Daarnaast kan een verklaring liggen in de oorzaak of in de reden. Als een
verklaring ligt in de reden, dan betekent dit dat het een vrijwillige actie is. Een oorzaak
is een actie die niet meer te voorkomen is, maar door eerdere acties is bepaald.
Daarnaast kunnen condities samenvallen met het gedrag – synchroon – of daaraan
voorafgaan – diachroon. Als laatste zijn er condities die het gedrag in stand houden en
condities die het gedrag veroorzaken. Deze worden respectievelijk de continuerende en
de inducerende condities genoemd.
In de derde vraag houdt de behandelaar zich bezig met de predictie: hoe zal dit gedrag
er in de toekomst uit gaan zien? De behandeling zal gebaseerd worden op deze
voorspelling. Het doen van een dergelijke voorspelling is vaak lastig, omdat er niet altijd
voldoende bewijs is om bepaalde voorspellingen te ondersteunen. Daarom is het
belangrijk om zoveel mogelijk bronnen van informatie te betrekken. Een belangrijke bron
van informatie voor dergelijke voorspellingen zijn meta-analyses.
De vierde vraag voor een behandelaar is die van indicatie: welke behandeling heeft een
patiënt nodig? Hierbij is het van groot belang dat de behandelaar kennis heeft van welke
behandelingen er zijn en welk nut deze behandelingen hebben. Ook moet de behandelaar
weten hoe een cliënt (waarschijnlijk) zal reageren op de aangeboden behandeling en
, moet de behandelaar hier eventueel stappen voor nemen als de verwachting is dat de
behandeling wordt afgeslagen door de cliënt.
De laatste vraag die de behandelaar zal proberen te antwoorden is de evaluatie: hoe
ziet het gedrag eruit tijdens de behandeling? De behandelaar kijkt bij het beantwoorden
van deze vraag of de therapie toepasselijk is op de gestelde diagnose en het opgestelde
behandelingsvoorstel en of er een verandering in gedrag zichtbaar is.
Het is belangrijk dat een behandelaar deze vragen in deze volgorde beantwoordt. Het is
zo dat onderkenning voor een verklaring moet gaan en dat een verklaring weer voor een
predictie en indicatie moet gaan.
Aanmelding en verslaglegging
De manier van verwijzen kan per persoon verschillen. Verwijzers zijn vaak op zoek naar
een onderkenning of verklaring. De verwijzing moet dan ook goed geanalyseerd worden,
wil er een goed antwoord op worden gevonden. Zo is het referentiekader van de verwijzer
van belang, maar ook de bevoegdheid van deze persoon. Daarnaast moet er rekening
worden gehouden met de feitelijke en eigenlijke verwijzer. Een feitelijke verwijzer is
degene die een onderzoek uitvraagt, terwijl een eigenlijke verwijzer het initiatief
neemt om dit onderzoek uit te laten voeren.
Als het gaat om de aanvraag, om de hulpvraag van de toekomstige cliënt, dan kan het
zijn dat hier nog geen hypothese wordt gesteld. Dit wordt een gesloten aanvraag
genoemd. Bij een open aanvraag is er wel sprake van een hypothese. Ook de achtergrond
van waaruit de aanvraag is verstuurd, bijvoorbeeld een huisarts of een psychiatrisch
centrum, vertelt al veel over de aard.
Gesprek
Een belangrijk onderdeel van het diagnostisch proces is het gesprek. Hierin wordt
doorgevraagd op vragen die ontstaan zijn na de aanvraag. Vragen gaan bijvoorbeeld over
de houding om behandeld te worden, de hulpvraag en de klachten. Naar aanleiding van
dit gesprek volgt een refectie, waarin gekeken wordt welke verzamelde informatie het
belangrijkst lijkt te zijn. Daarna wordt een eerste theorie opgesteld.
Hypothesen en het toetsen hiervan
Na het opstellen van een theorie wordt een werkbare hypothese opgesteld. Hierbij is het
van belang dat de hypothese toetsbaar is en dat de relatie tussen de hypothesen
duidelijk is. Deze hypothesen kunnen bij elk van de vijf vragen worden opgesteld.
Vervolgens kunnen er testinstrumenten gekoppeld worden aan deze hypothesen. Soms is
het niet goed mogelijk een hypothese toetsbaar te maken.
Bij het toetsen van de hypothesen moet vooraf bepaald worden aan welke voorwaarden
een cliënt moet voldoen. Bij het accepteren of verwerpen van een hypothese, moet altijd
een duidelijke argumentatie worden gegeven. Deze resultaten worden uiteindelijk
opgeschreven in een verslag. De functie van een verslag is duidelijke communicatie met
de cliënt en een eenvoudige manier om conclusies van het onderzoek te communiceren.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper CatoVU. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.