MK ANATOMIE & FYSIOLOGIE
Hoofdstuk 9 ademhalingsstelsel
Glucose + zuurstof koolstofdioxide + energie (ATP + warmte)
Bouw van de neusholte:
Slijmvlies hiermee is neusholte bekleed, eenlagig trilhaarepitheel met veel sereuze kliertjes en
slijmcellen.
Reukepitheel bestaat uit epitheelcellen, veel sensoren gevoelig voor geurprikkels.
Sinus paranasales (neusbijholten) holten in aangrenzende schedelbeenderen die eigenlijk
geen deel uitmaken van de neusholte, staan in verbinding met neusholte.
Functies neusholte:
- Zuivering lucht trilharen met epitheel met kleverig slijm en vangen verontreinigen op.
- Verwarming lucht oppervlakkig gelegen capillairnetwerk in neusholte draagt de warmte
van het bloed over aan de lucht
- Bevochtiging lucht anders longweefsel uitgedroogd, neusslijmvlies bevochtigt dit.
- Keuring lucht reukepitheel geeft info over de kwaliteit van de ingeademde lucht.
Mondholte:
Klankvorming: gebeurt voornamelijk bij uitademing. De lucht stroomt langs de
stembanden stembanden gaan trillen geluid (neus- en bijholte hierbij betrokken).
Stembanden en stemvorming:
Ware stembanden: spierplooi, bestaan uit dwarsgestreept spierweefsel en vormen de m.
Vocalis (stemspier) laten stembanden veranderen van vorm.
Stemspleet = opening tussen stembanden.
Functies stembanden:
Sluiten luchtweg af door stemspleet te sluiten.
Brengen geluid voort.
Valse stembanden brengen geen geluid voort. Functie: ware stembanden vochtig houden
behouden soepelheid. Hoe groter de spanning, hoe hoger de toon.
Lengte, elasticiteit en de massa van stembanden spelen een rol bij de toonhoogte
Luchtpijp en hoofdbronchiën
Respiratoir epitheel = binnenbekleding van trachea en hoofdbronchiën bestaat uit trilhaarepitheel
met slijmcellen en sereuze klieren, zelfde functie als neusslijmvlies door maagzuur worden
ziektekiemen onschadelijk gemaakt.
Bronchiën en bronchiolen
Vertakkingen van hoofd bronchis bronchi lobares gaan naar longkwab en vertakken weer
in bronchi segmentales splitsen weer in bronchiolen.
Longblaasjes
Fijnste bronchiolen monden uit in longtrechters, deze hebben weer allemaal longblaasjes
(alveoli pulmonalis), dit samen vormt een longweefsel, het oppervlak van de alveoli heet
ademhalingsoppervlak.
Longvlies:
Pleura visceralis vergroeid met buitenkant longweefsel.
Pleura parietalis vergroeid met borstwand, middenrif en aangrenzend structuren.
1
,Pleuraholte = ruimte tussen beide bladen met sereus vocht, vacuüm dus niet van elkaar wel
langs elkaar, lucht ertussen? klappen samen (klaplong?).
Pleurasinus = twee borstvliezen in de thorax en van het diafragma komen tegen elkaar aan te
liggen.
Doorbloeding van de longen
Arteriae bronchiales = zorgen voor bloedvoorziening longen (vertakkingen aorta).
Venae bronchiales = voeren het zuurstofarme bloed af naar de bovenste holle ader.
Gaswisseling
- CO2 wordt naar uitwendig milieu vervoert en O2 naar de organen.
- Gebeurt door diffusie concentratieverschillen van de gassen, van hoge O 2 spanning en
lage CO2 spanning concentratie.
Parentiële druk = druk die een gas veroorzaakt gelijk aan de concentratie van de stof.
Voor zuurstof zuurstofspanning.
Voor koolstofdioxide koolstofdioxidespanning.
In de longblaasjes:
Hechten van O2 aan Hb:
Hemoglobine + zuurstof oxyhemoglobine + waterstofion.
Koolstofdioxide wordt gediffundeerd en uitgeademd:
Biocarbonaat + waterstof koolzuur koolstofdioxide + water
In de weefsels
Stimuleert diffusie van koolstofdioxide naar het bloed de zuurstofafgifte van Hb aan de
weefselcellen:
CO2 + H2O H2CO3 H+ + HCO3-
H+ + HbO2 HHb + O2
Ademhalingsbewegingen:
Ventilatie = verversen van lucht in de luchtwegen door verbruikte lucht uit te ademen en nieuwe
lucht in te ademen.
Inspiratie = tot stand door delen van de borstwand actief te laten samenwerken (inademing).
Kan op twee manieren:
Afplatten diafragma = diafragmaspieren samentrekken diafragma platter.
o Ook wel buikademhaling genoemd (borstholte wordt groter) rustige ademhaling.
Optillen van ribben musculi intercostales externi (buitenste tussenribspieren)
aanspannen ribben omhoog.
o Ook wel borstademhaling genoemd (thorax wordt groter) bij toenemende
inspanning samen met buikademhaling.
o Hulpademhalingsspieren bij extra inspanning ingezet (trekken de ribben nog
verder omhoog).
Expiratie tot stand door thoraxverkleining, ademhalingspieren ontspannen (uitademing).
Kost geen moeite, geforceerde expiratie wel want contractie van musculi intercostales
interni (binnenste tussenribspieren) ribdaling wordt versterkt.
Regulatie ademhaling
Rekkingsgevoelige sensoren = geprikkeld wanneer de wand uitrekt, staan in contact met
ademhalingscentrum.
Hering-Breuer reflex zorgt voor een normale ademhaling d.m.v. rekkingsgevoelige sensoren.
2
, Chemosensoren zien wanneer er een te laag pH is ademhalingscentrum laten ademhaling
dieper en sneller verlopen.
Onderbreking ademritme
Zuchten zuchtreflex tot stand door O2tekort.
- Gapen aanspannen van groot aantal spieren voor een diepe inademing.
- Slikken ademritme wordt gepauzeerd.
- Niezen niesreflex, lucht met orkaankracht uitgestoten.
- Hoesten hoestreflex, prikkeling van slijmvlies van diepere luchtwegen.
- Hikken onderbreking van ademritme door een heftig optredende contractie van
diafragma.
- Braken braakreflex, maaginhoud keert terug naar keelholte, ademhaling wordt
onderbroken.
- Persen stemspleet gesloten buikholte verkleind drukverhoging.
Spirometer longfunctieonderzoek uitvoeren.
Longfunctiegrootheden
- Ademvolume (VT) lucht die in rust in één ademteug ingeademd wordt (0,5L).
- Inspiratoir reservevolume (IRV) lucht die je max. na een gewone inademing nog extra
kan inademen (man 3L, vrouw 2L).
- Expiratoir reservevolume (ERV) lucht die je na een gewone uitademing nog extra kan
uitademen (1L).
- Vitale capaciteit (VC = IRV + VT + ERV) lucht die je na een max. uitademing max.
ingeademd kan worden (man 4,5L, vrouw 3,5L), lengte etc. van invloed.
- Eénsecondelongcapaciteit (FEV1) lucht die je in 1 sec. kan uitademen, geeft
doorgankelijkheid van luchtwegen weer (jongvolwassen 83%, ouder tot 70%).
- Residuvolume (RV) lucht die na max. uitademing in longen achter blijft (man 1,5L,
vrouw 1L), niet helemaal leegblazen door kraakbeen dat luchtweg openhoudt.
- Totale longcapaciteit (TLC = VC + RV) lucht dat longen bevat na max. inademing (man
6L, vrouw 4,5L)
- Functionele residulongcapaciteit (FRC = ERV + RV) lucht die na een rustige
uitademing in de longen aanwezig is.
Ademhalingsfrequentie (Fa) = aantal ademhalingen per minuut (normaal 15).
Ademminuutvolume (AMV) = lucht die in één minuut wordt in- of uitgeademd. AMV= Fa x VT
Dode ruimte = gedeelte van de ruimte binnen de luchtwegen waar geen gaswisseling plaatsvindt.
Anatomisch dode ruimte wanden met plaatepitheel bedekt (luchtpijp, bronchiën,
bronchiolen).
Alveolaire dode ruimte ruimte waar de capillairnetwerken niet doorbloedt zijn.
Fysiologische dode ruimte dode ruimtes samen, vindt geen gaswisseling plaats.
Hoofdstuk 7 spijsverteringsstelsel
Organisch = alle stoffen die gemaakt zijn in of door levende organismen.
Anorganisch = moleculen hebben hun oorsprong in niet-levende natuur.
Koolhydraten (suikers):
Vormen grootste deel van voedsel;
Brandstof;
Aanmaak organische verbindingen (DNA);
Bestaat uit koolstofatomen;
Mono-, di- en polysachariden.
3