Homeostase
Week 1
Homeostase/thermoregulatie/endocrinologie
Homeostase is variabelen binnen fysiologische grenzen reguleren à dynamisch proces
- Bijv. regulatie lichaamstemperatuur, plasma groeihormoon, cortisol, zouten
Regelkring:
Setpoint à vergeleken met wat het eigenlijk is in je lichaam
à wijkt het af van de fysiologische grenzen dan wordt er een
effector mechanisme aangemaakt zodat het wel weer binnen
die fysiologische grenzen valt.
Verstoring van het evenwicht à monitoren à activatie herstel mechanisme
Negatieve feedback: variabelen wordt teruggebracht naar streefwaarde gedicteerd door het
setpoint (temperatuur, hormonen)
Positieve feedback: variabelen wordt verder uit balans gebracht (bevalling, bloedstolling bij
wondheling)
Hypothalamus die dicteert setpoint lichaamstemperatuur (thermoregulatie)
- Perifere thermoreceptoren meten de temperatuur via de huid
- Centrale thermoreceptoren meten de temperatuur van binnen (core temperatuur)
à Vergelijking van de twee temperaturenà cerebral cortex à willekeurige (dikkere kleding,
deken pakken) en onwillekeurige handelingen (rillen, klappertanden, vaten dichter staan) à
zorgen dat de lichaamstemperatuur weer binnen de fysiologische grenzen komt.
Kamertemperatuur omlaag à warmteverlies vanuit het
lichaam à lichaamstemperatuur gaat omlaag à
vasoconstrictie, rillen, opkrullen à aanmaak van warmte à
lichaamstemperatuur weer normaal
Hypothermie: lichaamstemperatuur is kouder dan je setpoint,
setpoint niet veranderd
Hyperthermie: lichaamstemperatuur is hoger dan je setpoint,
setpoint niet veranderd. (Vasodilatatie en zweten)
Koorts: setpoint verandert
Externe of interne stimuli à verstoring homeostase à aanpassing/adaptatie van interne
milieu à via het autonome zenuwstelsel en endocriene systeem à herstel van homeostase
Autonome zenuwstelsel
- Onwillekeurig
- Sympathisch: thoracale en lumbale deel à preganglionaire à schakelstation à
postganglionaire. Licht bij de grensstreng van het ruggenmerg en daar springt het over
naar de postganglionaire neuronen en innerveert de organen
, - Parasympatisch: ontspringt uit hersenstam en sacrale deel van ruggenmerg bevinden
zich zenuwcellen, preganglionaire neuronen à schakelstation (zit vaak heel dichtbij
of in het orgaan zelf) à postganglionair neuron à orgaan innerveren
Somatic efferent system (willekeurig, motorisch) = rechtstreekst
met acetylcholine op de nicotine receptor à Effect op
skeletspierweefsel à spieren innerveren
Sympatisch systeem (uit het ruggenmerg, preganglionair) = met
acetylcholine op nicotine receptoren, die gelegen is op de
postganglionaire neuron. Van daaruit met Noradrenaline naar
bloedvaten of Acetylcholine op de muscarine receptoren naar de
zweetklieren. OF direct vanuit het ruggenmerg naar de bijnier
door acetylcholine op de nicotine receptoren voor adrenaline. Het
bijniermerg zelf 1groot postganglionair neuron geïnnerveerd
door acetylcholine.
Rode bolletjes stellen ganglia voor
Parasympatisch = uit het ruggenmerg met acetylcholine op de nicotine receptoren het
ganglion in, van daaruit met acetylcholine op muscarine receptoren naar verschillende
organen
Hormonen
- Aminerge hormonen: afkomstig uit aminozuur tyrosine: T4, T3 adrenaline,
noradrenaline en dopamine
Peptiderge hormonen: kleine eiwitten: insuline, glucagon, vaak ook
neuromodulatoren, oxytocine, vasopressine, groeihormoon, prolactine, ACTH etc.
- Steroïd hormonen: afkomstig van cholesterol: cortisol, aldosteron, androgenen,
oestrogenen en vitamine D
Peptiderge hormonen en catecholamines (noradrenaline, adrenaline en dopamine): zijn
hydrofiel, vrij circulerend in het bloed, geen diffusie door celmembraan, receptor is op de
celmembraan gelokaliseerd
Steroïd en thyroid hormonen: hydrofoob, heeft eiwitcarrier nodig om in het bloed te
circuleren, diffusie door celmembraan, receptor is in de cel gelokaliseerd.
Hypothalamus zitten groepjes neuronen
à Groene hebben uitlopers door de median eminence
komen terecht in de hypofyse achterkwab
(neurohypofyse) à geven stof meteen af aan de
algemene regulatie. Neuronen maken zelf die hormonen
en worden getransporteerd naar hypofyse achterkwab à
direct in regulatie
à Paarse maken releasing hormoon à wordt afgegeven
aan de portale vatensysteem à transporteren naar
hypofysevoorkwab (adenohypofyse) à bevinden zich
endocriene cellen en zetten daar die cellen aan tot
productie stimulering hormoon à die hormonen worden
weer afgegeven aan de algemene regulatie systeem.
Signaaloverdracht:
, - Van zenuwcel naar cellen met een receptor. Zenuwcellen die hormonen produceren en
aan het bloed kunnen afgegeven
- Hormonen, cel naar receptor
- Neurotransmitters van zenuwcel naar zenuwcel, neuron
Verschil autonoom zenuwstelsel: via geprogrammeerde banen, zenuwen) ze hebben alleen
effect op geïnnerveerde cellen, werking is snel, kortdurend en relatief makkelijk blokkeer
baar.
Endocrien systeem: geen geprogrammeerde banen, bloedstroom humoraal, alleen effect op
cellen met receptoren, de werking is traag, langdurend en slecht blokkeer baar
, Baroreceptoren en shock
Hemodynamiek
Hartminuutvolume (HMV) is de hoeveelheid bloed die het hart uitpompt per minuut
- HMV = hartfrequentie x slagvolume
Slagvolume is hoeveel bloed er wordt uitgepompt door het hart per slag. Slagvolume is
afhankelijk van 3 factoren
- Preload: vulling van het hart voor dat hij begint met zijn contractie dit bepaald hoeveel
er per slag uitgepompt wordt. Vulling en vaattonus van het capaciteitsvaatbed. Je hebt
twee vaatbedden arterieel en veneus vaatbed. (Meten: centraal veneuze druk)
- Afterload: is de vaattonus van het weerstandsvaatbed. Hoge weerstand en het hart
moet uitpompen kost dat veel moeite à komt niet veel bloed uit dus slagvolume is
lager. (Meten: systeem vaatweerstand)
- Contractiliteit: hartspiercellen kunnen afhankelijk van hun contractiele of inotrope
toestand meer of minder contracteren. (ook wel positieve en negatieve inotrope
effecten)
Als de factoren omhooggaan gaat bij allesbehalve afterload. De afterload is steeds eigenlijk
het tegenovergestelde.
Shock is de druk in bloedvaten niet hoog genoeg om de doorbloeding en zuurstofvoorziening
van weefsel te kunnen garanderen.
- Hypovolemische shock: niet genoeg preload, vochtverlies internal of external
à Bij verbloeding, brandwonden, diarree
- Cardiogene shock: vermindering van de hartfunctie
à Myocard ischemie of infarct, ritmestoornis
- Obstructieve shock: obstructie ergens in de circulatie, bloed kan niet goed naar de hart en
organen.
à Longembolie, harttamponnade, spanningspneumothorax
- Distributieve shock: de verdeling van de circulatie is niet meer zoals het hoort te zijn. à
Sepsis, anafylaxie, AV-shunt(verbinding tussen arteriën en venen), neurogene shock
(hoge dwarslaesie)
Homeostase is de interactie tussen en regelen van d verschillende factoren die het HMV
bepalen (Hartfrequentie en slagvolume)
- Doel is de perfusie van vitale organen zo lang mogelijk behouden, desnoods ten koste van
minder vitale organen