Kies uit: fundamenteen economische vragen (F), wetenschapsfilosofische vragen (W), bedrijfseconomische vragen (B), normatieve vragen (N).
1. Wanneer is marktwerking onwenselijk?
2. Wat is wetenschappelijke kennis?
3. Hoe moeten we evoluties binnen financiele bedrijven begrijpen?
4. Wat is het onderliggende mensbeeld van economische modellen?
Antwoord: 1. N
2. W
3. B
4. F
2.
Kies uit: Adam Smith, John Stuart Mill, Dan Ariely, Milton Friedman, Daniel Kahneman, Rousseau, Bernard Mandeville, Thomas Hobbes. Antwoorden kunnen vaker voorkomen.
1. De mens is een wolf voor zijn medemens (homo homini lupus)
2. Onzichtbare hand
3. Voorganger Adam Smith
4. Hebzucht, gretig, eigen belang
5. Preferenties veranderen
6. Endowment effect en loss aversion
7. Realistische utopie: mensen nemen zoals ze zijn (realistisch) en de wetten zoals ze kunnen zijn (utopie).
8. Twee systemen: Sapiens en Economicus
9. Wezen dat louter door welvaartsmaximalisatie gedreven is.
10. Froud, Luxury and Pride must live; whilst we the benefits receive.
Antwoord: 1. Thomas Hobbes
2. Adam Smith
3. Bernard Mandeville
4. Milton Friedman
5. Dan Ariely
6. Daniel Kahneman
7. Rousseau
8. Daniel Kahneman
9. John Stuart Mill
10. Bernard Mandeville
3.
Bij een pessimistisch mensbeeld is sprake van...
a. realistische utopie
b. realistische dystopie
c. onrealistische dystopie
Antwoord: c
4.
Stelling I: Economy is de economie als wetenschappelijke discipline.
Stelling II: Homo Economicus gezien door neoklassieke economen maximaliseren subjectief nut.
a. beide waar
b. beide niet waar
c. I waar, II niet waar
d. I niet waar, II waar
Antwoord: d
5.
Stelling I: De vrije markt is een tussenweg tussen de realistische utopie en realistische dystopie.
Stelling II: Informele gemeenschappen zoals privatisering zorgen ervoor dat bedrijven niet alleen maar vrijbuitende werknemers hebben.
a. beide waar
b. beide niet waar
c. I waar, II niet waar
d. I niet waar, II waar
Antwoord: b
6.
Stelling I: Anarchisten denken dat mensen elkaar niet vertrouwen.
Stelling II: Gevangenendilemma is een situatie waarbij de onzichtbare hand van Adam Smith niet altijd geldt.
a. beide waar
b. beide niet waar
c. I waar, II niet waar
d. I niet waar, II waar
Antwoord: d
7.
Welke rangschikking van breed naar eng is juist?
a. subjectief nut, materiële welvaart, vervulling van preferenties
b. subjectief nut, vervulling van preferenties, materiële welvaart
c. vervulling van preferenties, subjectief nut, materiële welvaart
Antwoord: c
8.
Een vriendelijke reactie geven wanneer je een niet-vriendelijke actie kreeg noem je:
a. positieve reciprociteit
b. opportunisitisch egoïsme
c. extreem altruïsme
d. negatieve reciprociteit
Antwoord: c
9.
Stelling I: Zowel het sociale contract van Hobbes als het sociale pseudo-contract van Rousseau zijn legitiem, maar die van Hobbes is niet billijk.
Stelling II: Het pseudo-contract zorgt voor versterking van sociale ongelijkheid.
a. beide waar
b. beide niet waar
c. I waar, II niet waar
d. I niet waar, II waar
Antwoord: d
10.
Kies bij onderstaande kenmerken van natuurtoestand uit: Hobbes (H), Rousseau (R) of allebei (HR)
1. solitair
2. maatschappelijke onvrijheid
3. natuurlijke ongelijkheid
4. sociale ongelijkheid
5. marktfalingen
6. wederzijds wantrouwen
7. sociaal suboptimale situatie
8. eenvoudig
9. tevreden
10. egoïsme
11. vrijbuitersgedrag
Antwoord: 1. R
2. R
3. R
4. H
5. H
6. H
7. H
8. R
9. R
10. H
11. H
Voorbeeld van de inhoud
Vakinformatie
Lesmateriaal
• Tomás Sedlácek, De economie van goed en kwaad, Scriptum, 2012.
• Frans van Peperstraten (1999 of later), Samenleving ter discussie. Vierde herziene druk
Bussum: Coutnho.
• Powerpoints en andere teksten (PDF’s, links) op Blackboard
• Nottes tjdens les.
Toetsing
• De evaluate van dit vak bestaat uit vier onderdelen:
1. Multple choice tentamen deel 1: 00%
2. Multple choice tentamen deel 2: 00%
0. Overkoepelende schrijfopdracht: 00%
4. Twee kleine schrijfopdrachten deel 2: 2 x 5%
5. Tijdens hoor- en werkcolleges gaan we in op voorbeeld tentamenvragen.
• De overkoepelende schrijfopdracht behandelen we tjdens eerste werkcollege, met meer
uitleg over opdracht, verwachtngen en criteria.
• De twee kleine schrijfopdrachten worden uitgelegd aan begin van deel 2.
• Alleen het eindcijfer hoef voldoende te zijn
• Alle onderdelen kan je herkansen, behalve de twee kleine schrijfopdrachten. De
herkansingen van de multple choice tentamens vallen samen.
• Je kan kiezen welke delen je herkanst en welke deelcijfers je wil behouden (of je kan alle
delen herkansen). Na de herkansingen telt het hoogste punt.
Tips tijdens het studeren
- Docent houdt van vergelijkingsvragen (bv. Rousseau en Hobbes)
- In plaats van alles ‘chronologisch’ te bestuderen (Rousseau zus en Hobbes zo) is het goed ook
‘thematsch’ te vergelijken (wat zegt Rousseau over dit en wat zegt Hobbes daar over).
- De afsluitende paragrafen in het handboek (‘discussie’, bv. p. 86-89) doen dit ook.
,HC 1: inleiding op en relevantie van flosofe voor
studenten economie
Economische crisis 2008
Drie soorten van kritek op macro en fnanciële economen:
- Ze hebben de crisis mede veroorzaakt
- Ze hebben de crisis niet aan zien komen
- Ze hadden geen idee hoe ze de crisis kunnen oplossen
De crisis trof niet alleen de economie als maatschappelijke sfeer van producte, distribute en
consumpte van goederen en diensten (economy), maar ook de economie als weten-
schappelijke discipline (economics). Er is dus een groot verschil tussen economy en ecnomics.
Relevantie van flosofe voor economen
Filosofsche refecte kunnen helpen bij het verduidelijken van de sterktes en zwaktes van
economische modellen. Filosofsche attude: dieper graven, niet tevreden zijn met initële of
oppervlakkige antwoorden.
Voorbeeld van zelfrefecte
Greenspan getuigde na de economische crisis over falen van ‘zelfregulering’ van fnanciële insttutes
en markten: “I have found a faw (() in the model that I perceived is the critcal functoning structure
that defnes how the world works”.
Vier soorten vragen waarbij flosofe kan helpen:
1. Bedrijfseconomische vragen
Bv. Hoe moeten we evolutes binnen fnnnciële bedrijven begrijpen?
Rol van bedrijven: geleende geld weer opnieuw uitlenen, wanneer wanbetalers dan niet
konden betalen had dat slechte gevolgen. Kredietnstellingen verschafen te goedkope
hypotheken.
Probleemoplossende technieken
- Five why analysis: doorvragen naar onderliggende reden
- Root cause analysis
2. Fundamenteel economische vragen
Bv. Wnt is het onderliggende mensbeeld vnn economische modellen?
Tot de fundamenten behoren insttutes (macro; maatschappij) en mensen (micro; mens),
het onderliggende mensbeeld van economische theorieën en bedrijfsbeleid wordt
geanalyseerd.
Econoom Milton Friedman:
Zijn mensbeeld: hebzucht, gretg zijn, eigen belang nastreven.
, Hoe zou de wereld eruit zien als iedereen altjd zou voldoen aan Friedmans mensbeeld:
kapitalisme is de enige manier om welvaart te creëren waarbij iedereen er baat bij heef.
De wereld gaat uit van een mensbeeld waarbij individuen hebzuchtg zijn en door eigen
belang worden gemotveerd.
Niet: flosofen die economen vertellen wat ze moeten doen
Wel: flosofen die bij kunnen dragen aan de zelfrefecte van economen
0. Normateve vragen
Bv. Hoe moeten we omgnnn met deze evolutes? Wnnneer is mnrktwerking (on)wenselijk?
Normateve vragen gaan over hoe de samenleving te organiseren, reguleren, welke
beleidsmaatregelen rechtvaardig zijn.
‘Onzichtbare hand’ van vrije markt: Adam Smiths idee dat vrije marktwerking ervoor zorgt
dat hebzucht en egoïsme tot sociaal wenselijk resultaat leiden. Eigen belang resulteert in
vrije marktomgeving automatsch tot maatschappelijk belang.
Adam Smith zelf had een veel genuanceerder mensbeeld dan vaak wordt verondersteld
(homo economicus). Hij wees ook op sociale emotes en empathie bij mensen.
Toch kunnen hebzucht en eigenbelang leiden tot marktalingen (economische crisis in 2008).
dit gebeurt bijvoorbeeld als mensen worden gemanipuleerd om dingen te kopen die ze
niet begrijpen of waarvan ze de economische risico’s niet van kunnen inschaten, zoals
risicovolle aandelen.
4. Wetenschapsflosofsche vragen
Bv. Wnt is wetenschnppelijke kennis? Hoe verhouden economische modellen zich tot de renliteit?
Is economie, als wetenschap, objectef en dus waardevrij? De wereld wordt door economen
met behulp van gemeten waardes zo objectef mogelijk in modellen weergeven.
Onderscheid tussen feiten (facts) en waarden (values).
Normateve veronderstellingen in objecteve gegevens
Bv. meten van infate m.b.v. Consumer Price Index (CPI)
Wetenschapsflosofsche vragen hierbij, gaan over of bepaalde prijsverhogingen wel of niet
meetellen in de infatemetng, waarbij rekening wordt gehouden met bijvoorbeeld:
- rechtvaardigheid
- leefijd
Filosofe als manier van nadenken
Rationeel Radicaal-kritisch Gericht op het geheel
Argumentef Afstand nemen, contesteren Alles als onderwerp
Systematsch Naar de fundamenten Betekenis van/ in bredere
context
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper AnneTU99. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.