Samenvatting Juva 3
Logos, Ethos en Pathos:
Logos: Overtuigen door argumenten te geven (redenering, inhoud)
argumentatief overtuigingsmiddel (deductief + inductief).
Ethos: Overtuigen door een positief beeld van jezelf neer te zetten (karakter,
imago, geloofwaardigheid, deskundigheid niet-argumentatief
overtuigingsmiddel.
Pathos: Overtuigen door in te spelen op gevoelens die leven bij het gevoel
(gevoel, sympathie, empathie) niet-argumentatief overtuigingsmiddel.
Deductieve argumentatie: algemene regel bijzonder geval (DAB)
Inductieve argumentatie: Bijzonder geval algemene regel (IBA)
Standpunten:
Algemeen: meesten mee eens, weinig discussie
Specifiek: wel discussie
Expliciet: Mijn standpunt is…
Neutraal: Niet emotioneel beladen, geen ‘versterker’ of een combinatie ervan.
Feit: Een gebeurtenis of omstandigheid waarvan de werkelijkheid vaststaat.
Rechtsfeit: Een feit die een rechtsgevolg heeft.
Standpunten zijn subjectief van aard.
Feiten zijn objectief van aard.
Argumenten kunnen zowel objectief als subjectief zijn.
Feit: objectief en niet discutabel
Argumenten: subjectief: deze zijn discutabel (want, omdat, immers, daardoor,
namelijk, aangezien, een argument hiervoor is…)
Standpunt: subjectief: deze zijn discutabel (dus, dan ook, hieruit volgt, derhalve, ik
vind dat, de conclusie is, mijn standpunt)
Deductieve argumenten: Het bewijs bestaat uit een redenering waarvoor geldt
dat de conclusie logisch onontkoombaar volgt uit de aannames. Het is altijd zo,
dus nu ook. Algemeen bijzonder (DAB)
Bv. De algemene regel luidt: Als het regent, wordt alles wat buiten staat nat.
(premisse major). Verder is bekend: Het regent. De auto staat buiten. (premisse
minor). De logisch onontkoombare conclusie: De auto wordt nat.
Inductieve argumenten: Het is een argumentatie- of bewijstechniek die geen
logisch onontkoombare conclusie oplevert, maar een conclusie die aannemelijk is,
die een zekere waarschijnlijkheid heeft. Verschillende specifieke gevallen leiden
tot een algemene conclusie. Bijzonder algemeen. (IBA)
, Bv. In een park wordt de kleur van afzonderlijke eenden bekeken. De eerste eend in
het park is bruin. De tweede eend in het park is bruin. De laatst waargenomen eend
in het park is bruin. De conclusie luidt: Alle eenden in het park zijn bruin.
4 basis argumentatiestructuren:
Enkelvoudige argumentatie: Eén argument onderbouwt het standpunt.
Bv:
Meervoudige argumentatie: Meerdere onafhankelijke argumenten onderbouwen
het standpunt.
Nevenschikkende argumentatie: Meerdere afhankelijke argumenten
onderbouwen het standpunt.
Onderschikkende argumentatie: Subargument ondersteunt een (hoofd)argument.
Enkelvoudige argumentatie:
1. Standpunt
1.1 Argument
Meervoudige argumentatie:
1. Standpunt
1.1 Argument 1.2 Argument
Nevenschikkende argumentatie:
1. Standpunt
1.1a Argument 1.1b Argument
Onderschikkende argumentatie:
1. Standpunt
1.1 Argument
1.1.1 Argument