Inleiding en geschiedenis van de psychologie
H1 tot h16.
HOORCOLLEGE 1
INTRODUCTIE
Psychologie - De wetenschap van onszelf, wie zijn wij/wat is de mens.
Omgeving -> Psychologie -> gedrag.
Psychologisch onderzoek kenmerken
- Twijfel
- Discussie
- Rationele argumentatie
- Vertrouwen (vertrouw erop dat degene de waarheid probeert te spreken)
WAAROM GESCHIEDENIS
- Ontwikkelingen zijn een reactie op context
- Begrijpen verouderde ideeën (bescheidenheid)
- Reflectie en verbetering van psychologisch kennis -> handig voor cumulatieve wetenschap
- Echte mensen en echte gebeurtenissen zijn soms interessant
GESCHIEDENIS VAN DE PSYCHOLOGIE
Ebbinghaus - “Psychology has a long past but only a short history” - de vragen die ze probeerde
te beantwoorden waren vragen waar mensen eeuwen mee bezig waren geweest.
- “Psychology has.. only a short history”
Meta: geschiedenis van de geschiedenis van psychologie is nog korter.
1912: Founders of modern psychology, G.S. hall
1965: APA division History of Psychology
Nu: Journals, societies, conferenties, etc
- “Psychology has a long past”
Geschiedenis gaat over:
- Personen: wat dachten en deden mensen? individu en context?
- Ideeën: Hoe volgen ideeën elkaar op? Succesverhalen of realiteit? Verwijzen termen naar
hetzelfde? (continuity-discontinuity debate)
Kijken vanuit het verleden of vanuit het heden?
Hoe kijk je naar het verleden?
- Iedereen kijkt vanuit een perspectief (er zijn verschillende psychologen)
- Invloed op inclusie-exclusie
- 1 psychologie of meerdere psychologiën? (verschillende benaderingen, locaties,
gemeenschappen)
- Terugkerende ideeën (bepaalde vragen/onderwerpen komen vaker terug)
VB: Terugkerende ideeën en vragen
- Wat is de mens? hoe werkt het hoofd
- Waar komt kennis vandaan? Natuurlijke kenmerken of ervaring
- Wat is de relatie tussen lichaam en geest
- Wat is de invloed van aangeboren vaardigheden en ervaring
- Uit hoeveel delen bestaat de geest?
- Hoe verschillen mensen van elkaar?
- Hoe verschillen mensen van dieren?
- Zijn mensen bijzonder?
1
,GESCHIEDKUNDIGE METHODE VAN HET BOEK
-Persoonlijk-contextueel (personalistic-contextual) “ontwikkeling van ideeën en
praktijken door de lens van concrete individuele levens in een context”
- Niet alle ideeën zijn waar, correct, of bruikbaar
- Aandacht voor vrouwen in de psychologie
GRIEKS WONDER EN PRESOCRATISCHE FILOSOFEN
-
Rijkdom en philosophia (liefde voor kennis)
-
Psyche: adem, anima, ziel, dat wat aanwezig is een levend persoon en afwezig is in een
dood persoon.
- Wiskunde (pythagoras), medische kennis
- Hippocrates: Observatie, mechanische verklaring van ziekte (humorale theorie)
SOCRATES
Waar komt kennis vandaan? Filosofisch nativisme (philosophical nativism)
- Dialoog Meno. Letterlijk: volledige stukjes kennis zitten in de psyche, kunnen met
ervaren herinnerd worden.
- algemene boodschap: de menselijke geest bevat vaardigheden voor interpretatie die
verder gaan dan de passieve ervaring van de stimulus.
Nativism: the notion that properties exist innately within a mind or individual. Often used to
highlight distinction with empiricism and rationalism.
PLATO
Nativistische visie op de geest
- Wat is aangeboren (wat is inherent aan een geest?)
- Phenomenen en ideale vormen (abstracties)
- De grot: wat is de relatie tussen bewuste ervaringen en de fysieke wereld?
- Geest met drie componenten: verlangen (appetites), moed (courage), rede (reason)
- Maakte gebruik van deductie (vorm van redeneren binnen het rationalisme.
o Cogite ergo sum: er is iets dat twijfelt, dus het is zeker dat die ‘iets’ bestaat,
anders zou het geen twijfel kunnen ervaren. Ik denk dus ik besta.
ARISTOTELES
Aanhanger van het animsme: alles wat leeft, en iets dat los staat van het lichaam geeft het
leven.
Als je last hebt van je arm, dan is dat een mentaal probleem. Je ziel functioneert dan niet.
Verschillende soorten zielen:
- Vegetatieve zielen: planten
- Sensitieve zielen: bijvoorbeeld dieren, die kunnen wel voelen maar niet nadenken.
- Rationele zielen: wat verklaart dat mensen kunnen nadenken.
Volgens Aristoteles is alleen de besturing van de rationele ziel nodig, omdat de rest machinaal te
benaderen is. Aristoteles gebruikte inductie. Men leidt hierbij zaken af uit observaties. Deze manier
van redeneren sluit meer aan bij het empirisme.
Dacht ook dat hersenen niet belangrijk waren. Bloed is al uit de hersenen dus er is niet veel
vanaf te leiden. Hersenen zijn gevoelloos en gevoelens zitten in het hart
Hoe krijgen we kennis?
- Observatie, classificatie, taxonomie,
- Actief organiseren van observaties
- Empiristische visie op de geest (psyche)
- Peri Psyche (over de ziel)
o Fundamentele functies
Rede (Reason, mensen)
Verbeelding, geheugen (complexe dieren)
Sensatie, beweging (simpele dieren)
Voortplanting, voeding (planten)
o Fundamentele categorisaties door rationele psyche:
2
, Substantie
kwantiteit
kwaliteit
locatie
tijd (hoelang duurt het)
relatie (relatie van object tot ander object)
activiteit (wat doet het)
Andere ideeën:
- Atomische theorie, lucretius (de rerum nature). Het universum, inclusief de geest,
bestaat uit atomen die elkaar beïnvloeden volgens wetten van de natuur.
- Al-kindi - Indo-Arabische nummers
- Alhazen - Book of Optics, kijken door stralen die in je oog vallen
- Avicenna - gedachte-experiment (floating man though experiment)
- Externe zintuigen (ontvangen ervaringen)
- Interne zintuigen (bewerken ervaring): Combineren, kopieren, evalueren, herinnering,
“appetition” (motivatie voor benadering en vermijding)
- Zelfbewustzijn: gedachte-experiment.
BEGRIPPEN
Oliver Sacks: Neuroloog. Mensen hebben hallucinaties. Niet al het gedrag kan worden verklaard
door de omgeving, maar ook juist door wat er binnen in iemand gebeurd.
Pareidolia: Onze hersenen zijn gemaakt om patroneren te herkennen met name bij gezichten en
mensen. Als je het patroonherkenning te veel doet noem je dit pareidolia.
3
, HOORCOLLEGE 2 (H1)
DESCARTES’ METHODE - TWIJFEL AAN ALLES.
Bioperspectief, rationalisme, dualist (opvattingen over de geest) - GEEN empirist
Descartes maakt onderscheid tussen lichaam en geest (dualisme). Methode: twijfel aan alles.
Geometrie + calculus samengevoegd (analytische geometrie). Dieren zijn fysiologische
automata. De interactie tussen ziel en lichaam verloopt door middel van de epifyse
(pijnappelklier). Ging onderzoek doen naar relatie tussen ervaringen, gedachten, gevoelens en
hersenen. Was het wel eens met innate ideas.
Descartes hoort bij rationalisme (vorm van kennisvergaring). -> Deductie vanuit axioma’s. Gaat
uit van wat hij wel weet. Axioma’s (simple natures): idee waar je niet aan kan twijfelen. Boven
iedere twijfel verheven. Hij wist dat axioma’s waar waren omdat alles wat buiten beschouwing staat
hoort er niet bij.
Syllogisme: Cogito ergo sum. Ik denk dus ik besta.
Fysica: de wereld zit vol bewegende deeltjes. Luchtdeeltjes, vuurdeeltjes en aardedeeltjes. De
bewegende deeltjes zitten tussen het object wat men ziet en het oog in. Ze laten geen leegte
achter, dus andere deeltjes vullen de achtergelaten ruimten van de bewogen deeltjes op. Bewogen
deeltjes botsen tegen het oog -> net als een blindenstok.
Lichaam als machine: Lichaam werkt als een machine, onderverdeelt in zenuwen als holle
buizen, hersenvocht (animal spirits) in ventrikels (ruimtes in je hersenen waar vocht in zit),
reflexen (automatisch en aangeleerd) en interne factoren. Hij zei dat de animal spirits de kleinste
deeltjes waren en dat zij spieren activeren via de ventrikels. De deeltjes beginnen te bewegen door
een externe stimulus en geven zo de basis voor reflexen.
- Ongeconditioneerde reflex: reflex waarin de reactie onvrijwillig plaatsvindt en in
hetzelfde orgaan de stimulus waarneemt
- Geconditioneerde reflex: een reflex waarin de stimulus een andere en verworden
respons uitlokt door ervaring en leren.
JOHN LOCKE
Empirist, tijd van grote politieke en wetenschappelijke veranderingen. Vraag: Wat is kennis en
hoe krijgen we dat. Gaat uit van een passieve geest (alle kennis komt van buitenaf). Kennis
wordt gebaseerd op inductie (verwerken van de informatie die van buitenaf komt). Locke voelde
zich thuis in behaviorisme. Was het eens met tabula rasa en niet innate ideas.
Volgens het boek: locke argumenteerde dat de inname ideas van Discartes (infinity en perfection)
juist niet voorkomen in de geest van mensen die geen ervaring hebben. Je moet juist veel
observaties maken voordat je aan deze abstracties kunt denken. Volgens Locke zijn dit soort
generalisaties juist niet aangeboren maar het resultaat van ervaring.
- Molyneux probleem: er waren geen blinde mensen, die weer konden zien. Molyneux had voor
zijn onderzoek blinde mensen nodig, die weer konden zien -> experiment met een cirkel en kubus,
een blinde die weer kan zien zou moeten weten dat een cirkel een cirkel is. Maar dat is niet zo
volgens Molyneux -> Dus geen aangeboren kennis.
Soorten kennis volgens Locke:
- Intuïtieve kennis: onmiddellijk bij waarneming (immediate perception)
- Demonstratieve kennis (redeneren)
- Sensitieve kennis - observatie, ervaring. Dit wordt verstoort door incomplete kennis
(associatie) en natuurlijke en toevallige associatie.
o Natuurlijke associaties die voortkomen uit natuurlijke combinaties (appels zijn rond
en rood -> associatie is natuurlijk)
o Toevallige associaties zijn associaties die voortkomen uit toeval en dus niet
regelmatigheden van de natuur weergeven
Twee soorten kwaliteiten
- Primaire kwaliteiten: kwaliteiten die inherent zijn aan het object (bv hardheid of volume)
4