MGZ SAMENVATTING
Q1 – VERWONDERING
pH pCO2 Plasma HCO3- Oorzaak
Respiratoire acidose ↓ ↑ Normaal/↑ Hypoventilatie
Metabole acidose ↓ Normaal/↓ ↓ Ketoacidose DM, nierfalen
Respiratoire ↑ ↓ Normaal/↓ Hypoxemie, hoogte, stimulatie
alkalose ademcentra, hyperventilatie
Metabole alkalose ↑ Normaal/↑ ↑ Diuretica, braken
DM1: insulineproducerende cellen kapot, vroeg ontdekt (immuunsysteem), niet genetisch, ketoacidose
→ Medicatie: insuline
DM2: insulineresistentie, overgewicht/leeftijd, genetisch, ouderdomsdiabetes
→ Medicatie: metformine, gliclazide
Microvasculaire complicaties diabetes: ogen/retinopathie (fundusonderzoek),
nieren/nefropathie (albumine meten), zenuwen/neuropathie (voeten)
MODY: autosomaal dominant (erfelijk)
Hyperglycaemie: glucose ↑, dorst, plassen, moe, ketoacidose
Hypoglycaemie: glucose ↓, duizelig, honger, beven, zweten, slecht zien
Tunica intima: binnenkant bloedvat, lamina elastica interna
(grens intima – media) → niet bij venen
Tunica media: midden
Tunica adventitia: buitenkant
Diuretica: zorgen voor klein veneus bloedvolume
ACE-remmers: verlagen weerstand bloedvatenstelsel (blokkeren effect angiotensine II) → bloeddruk ↓
Cardiac output = HF x SV
Bloeddruk = HF x SV x R
Atherosclerose: LDL door endotheel → reageert met bindweefsel onder endotheel → monocyten →
macrofagen nemen LDL op (foamcell) → ontstekingsreactie → fatty streak
Receptoren:
- Ionkanalen: snel effect
- G-proteïne gekoppelde receptoren: veel medicijnen werken zo
- Kinase gekoppelde receptoren: eiwitfosforylering, duurt uren
- Nucleaire receptoren: effect komt later
Aδ-vezels: myelineschede (scherpe pijn) → mechanoreceptoren
C-vezels: geen myelineschede (zeurende pijn) → polimodale nociceptoren
Aβ-vezels: geleiding tast
Opioïden: remmen transport ruggenmerg + beïnvloed waarneming (analgentisch)
→ Obstipatie, misselijk, jeuk, bloeddruk ↓, verward
,Niet-opioïden: gaan ontstaan pijnsignaal tegen
→ Analgetisch (pijnstillend), antipyretisch (koortswerend), antiflogistisch (onstekingsremmend)
→ Remmen prostaglandinesynthetase:
- COX-1: beschermt maagdarmkanaal + nieren
- COX-2: inflammatoire en pijnprikkels
→ NSAID’s: cox-remmers (bv aspirine)
Concordantie: hoeveelheid zelfde genetisch materiaal
Anticipatie: ziekte in volgende generaties steeds op jongere leeftijd
Penetrantie: hoevaak afwijkend fenotype voorkomt bij afwijkend genotype
Onvolledige penetrantie: niet iedereen met afwijkend genotype krijgt de ziekte
Variabele expressie: hevigheid symptomen verschilt per persoon (ziekte komt anders tot uiting)
Heteroplasmie: gezonde en gemuteerde kopieën van mitochondriaal DNA
WHO: of je aandoening/ziekte hebt (ook mentale toestand)
Huber: hoe je je voelt en of je belemmerd wordt in dagelijks leven
MELAS: energiestofwisselingsziekte (mitochondriën)
→ Via moeder overgeërfd (mitochondriaal)
→ Weinig energie, gewrichten, gehoor, slikken, concentratie, beroerte
Graves: hyperthyreoïdie (door antistoffen die schildklier stimuleren teveel schildklierhormoon)
→ Uitpuilende ogen, hartkloppingen, gejaagdheid, eetlust, haaruitval, moe, afvallen
→ Medicatie: thyreostatia: remmen werking schildklier
→ Jodium blokkeert schildklierhormoonproductie
Hypothyreoïdie: traag, obstipatie, gewichtstoename, oedeem, kouwelijk
Cytokine: beïnvloed celgroei en differentiatie, Chemokine: trekt cellen aan van immuunsysteem
Macrofaag: activeren immuuncellen dmv cytokines, blijven in weefsels zitten
NK-cel: bij virus, lysis (lek prikken)
Dendritische cel: migreren naar lymfeknopen voor activatie verworven immuunsysteem
cT-cel: doodt bacterie- of virusgeïnfecteerde cel
Mestcel: afweer parasieten en bij allergie
Th1-cel: activeert macrofagen
Th2-cel: acitveert B-cellen
Regulatoire T-cel: remt andere T-cellen
Neutrofiele granulocyt: doodt pathogenen (fagocytose), leeft kort (sterft op plaats infectie), pusvorming
Basofiele granulocyt: allergische reactie, trekt witte bloedcellen aan, antilichaam IgE
Eosinofiele granulocyt: parasiet, antilichaam IgE
MHC-I: presenteert intracellulaire eiwitten aan cT-cellen
MHC-II: presenteert extracellulaire eiwitten aan T-helpercellen
Alveolaire druk: druk in alveolen
Intrapleurale druk: druk tussen 2 pleurabladen (is negatief, wordt positiever bij inademing)
Transpulmonale druk: verschil tussen die twee
Oncogenen: genen die kanker veroorzaken (mutatie: overactiviteit)
Proto-oncogenen: voor celgroei, differentiatie, apoptose
Tumorsuppressorgenen: voorkomen onbeperkte deling cel (mutatie: normale functie eiwit verstoord)
, KRAS: gen voor celproliferatie (deling)
NRAS: gen voor differentiatie (eigen functie)
EGFR: geeft signaal aan cellen die zich moeten delen → KRAS/NRAS geven door (mutatie KRAS/NRAS:
altijd aan → altijd signaal door → dus geen zin EGFR te blokkeren)
Disposable soma theorie: overleving soort boven overleving individu → voortplanting belangrijk
Rate of living theorie: levensduur korter als metabolisme versneld is → grote organismen leven langer
Antagonistische pleiotropie: voor jongeren gunstig, voor ouderen niet (testosteron)
Beta-receptoren: hart
Alfa-receptoren: bloedvaten (onder huid): constrictie
A. mesenterica superior: onderste deel duodenum, kop pancreas, dunne darm, grootste deel dikke darm
A. mesenterica inferior: colon descendes, colon sigmoïdeum
Glycogenolyse: glycogen → glucose (insuline)
Glycolyse: afbraak glucose tot pyruvaat → ATP
Ghreline: hongergevoel
Leptine: verzadigingsgevoel