Samenvatting Samen opvoeden hoofdstuk 1 tm 11
Hoofdstuk 1. Samen opvoeden Inleiding in het jeugddomein.
1.1 Inleiding
Het pedagogische werkterrein is groot. Alles voor de welzijn en ontwikkelingen van kinderen en jeugdigen. Wat
over een komt is dat ze zich direct en indirect inzetten voor hun ontwikkelingskansen, voor opvoeders en de
opvoedomgeving.
1.2 De maatschappelijke opdracht van pedagogische professionals in het jeugddomein.
In Nederland kennen we voor ieder probleem een professional. Overeen komt dat al deze professionals zich
inzetten voor jeugdigen in Nederland, zodat zei zich optimaal kunnen ontwikkelen en mee kunnen doen in de
maatschappij. Pedagogische professionals kun je typeren als specialisten in het begeleiden van het
gezinssysteem bij het opvoedproces. Een doel is voorkomen dat ouders vastlopen in de opvoeding. Ook zijn er
specialisten in het versterken van de opvoed omgeving.
In ieder veld wordt de pedagogische professional anders genoemd. Het beeld van de professional is heel divers
en valt onder de sociale beroepen of welzijnsberoepen ook wel de sociaal-agogische beroepen genoemd.
Binnen het agogische werk is de pedagoog gericht op het bevorderen van de sociale verandering en het welzijn
van jeugdigen en ouders, daarom pedagoog.
1.3 Begrippenkader: kennis van opgroeien en opvoeden.
Een pedagogische professional heeft kennis opgedaan uit sociale wetenschappen, zoals psychologie, sociologie
en de pedagogiek. Pedagogiek is te definiëren als de toegepaste wetenschap die in kaart brengt hoe het proces
verloopt tussen jeugdigen en volwassenen en helpt jeugdigen te stimuleren zich te ontwikkelen tot volwassenen
die verantwoordelijkheid kunnen nemen over zichzelf en anderen.
1.3.1 Pedagogiek.
betekenis pedagoog: Pais en ago of agein. Pais betekend ‘kind’, oftewel alle jeugdigen. Ago of agein betekend ‘Ik
(bege)leid’. Pais ago.
Pedagogiek is een empirische wetenschap, onderzoeken, waarnemen en de feiten en cijfers. Pedagogische
professionals zijn opvoeddeskundige.
1.3.2 Opvoeding.
Opvoeding kan je omschrijven als: de invloed die mensen, bedoeld of onbedoeld, uitoefenen op de
ontwikkeling van een kind. Of Jeugdigen grootbrengen, hen lichamelijk en geestelijk vormen. Door hen te
voeden, koesteren, aandachtgeven, aanmoedigen en regels en grenzen leren kennen.
Opvoeding vind binnen een relatie plaats daarom noemen we dit opvoedingsrelaties.
1.3.3 Doel van opvoeden.
Professionals zijn het eens over het doel van opvoeden: het kind op eigen benen laten staan.
Doelen in kaart brengen;
Zelfstandigheid en autonomie: Jeugdigen moeten later in volwassenheid op eigen benen kunnen staan, en niet
afhankelijk zijn van anderen.
Persoonlijkheidsontwikkeling: Jeugdigen moeten hun kwaliteiten kunnen ontdekken en moeten zich
ontwikkelen tot verstandige volwassenen die goed voor zichzelf kunnen opkomen.
1.4 De opvoed- en opgroeiomgeving stimuleren en het opvoedproces begeleiden.
Om de doelen te halen is het belangrijk dat de primaire omgeving (waaronder de ouders vallen) en de
secundaire omgeving, (school en vrienden) er voorzorgen dat een jeugdige veilig en stimuleren kan opgroeien.
Hierbij kunnen de professionals ondersteunend zijn.
1.4.1 brede blik.
Pedagogen kijken met een brede blik naar de jeugdigen tijdens hun opgroeien. Op de verticale as kijken ze naar
de verschillende ontwikkelingsstadia en kijken verder dan de grenzen. (Hoe zal het gaan met het kind wanneer
hij een puber is). Daarnaast is er een horizontale as: Pedagogen kijken verder, niet alleen de ouder heeft de taak
om de jeugdige op te voeden.
1
,Pedagogische milieus: Mede opvoeders uit verschillende leefwerelden van een kind in verband met het kind.
De school wordt gezien als het 2e pedagogische milieu. Dit omdat ze hier ervaringen op doen die hun hele leven
bepalend zullen zijn. Daarom zijn leerkrachten ook erg belangrijk. Jeugdigen krijgen te maken met: nomen en
waarden, opvattingen en gedragsregels die in hun omgeving worden gehanteerd. Dit proces vind plaats door
middel van imitatie, uitleg en sociale controle.
1.4.2 Normale en afwijkende ontwikkeling van jeugdigen.
Er zijn geen gemiddelde kinderen, ieder kind volgt min of meer een eigen ontwikkelingslijn. Een achterstand in
de ontwikkeling is alleen verontrustend als die wordt veroorzaakt door een onderliggend probleem en als dit van
negatieve invloed is op de verdere ontwikkeling van het kind, dan is professionele hulp noodzakelijk.
KOPP/KOV-kinderen: Kinderen van ouders met psychische problemen of kinderen van ouders met een
verslaving.
Onderscheid maken in de psychosociale problematiek:
-Gedragsproblemen: Agressie, druk en impulsief gedrag, antisociaal gedrag etc. Naar buitengericht.
-Emotionele problemen: Teruggetrokkenheid, angsten, depressie, stemmingsstoornissen etc. naar binnen
gericht.
-Somatische problemen: langdurige ziekten of handicaps vallen hier onder ook astma, allergieën, die het
normaal functioneren kunnen belemmeren.
-Leerproblemen: Onvoldoende profiteren van het onderwijsaanbod, verstandelijk gehandicapt of zwakbegaafd.
Ook dyslectisch, rekenblindheid of aandachtsproblemen vallen hieronder.
-Spraak en taalproblemen: Stotteren etc.
-Motorische problemen: Grove motoriek en fijne motoriek achterstanden.
-Psychiatrische problemen: Autisme, schizofrenie en tics vallen hieronder.
1.4.3 Ouderschap en opvoederschap.
inzicht in de kwetsbaarheid van ouders is belangrijk wil je de problematiek begrijpen. Ook inzicht in
bijvoorbeeld onmacht is belangrijk. Opvoedingsrelatie van kind en ouder, een ouder moet accepteren van
onvolkomenheden.
1.4.4 Systemisch werken.
Verschillende risicofactoren en beschermende factoren zijn van invloed op de dynamiek en opvoedpocessen.
Risicofactoren: zijn eigenschappen, gebeurtenissen of omstandigheden die de ontwikkeling en opvoeding van
jeugdigen bedreigen. Kan leiden tot een ontwikkelingsachterstand.
Beschermende factoren: Zijn eigenschappen, gebeurtenissen of omstandigheden die de kans vergroten dat de
opvoeding en ontwikkeling van jeugdigen goed verlopen. Ze kunnen de risico factoren compenseren, en de
risico’s dus verkleinen.
Samenvormen ze een balansmodel. De draaglast en draagkracht moeten in balans zijn.
2 of meer problemen bij het kind, dan spreken we van meervoudige ontwikkelingsproblematiek.
1.5 De rol en taak van pedagogische professionals in het jeugddomein.
3 overkoepelende contexten en taken van de pp die we onderscheiden:
1. Het versterken van de opvoedomgeving: Systemen/balansmodel die bevorderen zelfredzaamheid,
participatie.
2. Het versterken van opvoedingsrelaties: door ouders te ondersteunen.
3. Het zo nodig herstellen van opvoedingsrelaties: door professionals.
1.6 (Maatschappelijke) ontwikkelingen in het beroepenveld.
De maatschappelijke samenleving is aan het veranderen. Hij is individualistischer geworden. Een aantal jaren
geleden heeft de regering besloten dat de gemeenten verantwoordelijk zullen zijn voor het jeugddomein.
2
, 1.6.1 Meer mondigheid, meer inspraak.
mensen worden mondiger. Ze verwachten van een professional dat ze samen gaan kijken naar oplossingen, de
professional schakelt pas anders in wanneer ze er zo niet uitkomen. Zoal wordt er medezeggenschap verwacht
van ouders die kinderen naar de opvang brengen.
1.6.2 Individualisme.
De samenleving is individualistischer dan eeuwen geleden. Mensen nemen minder verantwoordelijkheid voor
hun omgeving.
1.6.3 Superdiversiteit.
Onze bevolking is nog nooit zo divers geweest als je kijkt naar culturen, etniciteit en religieuze zin. Ook andere
dingen vallen meer op verschillen tussen arm en rijk, oud en jong, hoog en laag opgeleid.
1.6.4 Wijzigingen in wetgeving.
Sinds 2015 is de gemeenten verantwoordelijk zullen zijn voor het jeugddomein. Nieuwe wetten zoals: WMO,
jeugdwet, wet passend onderwijs, participatiewet etc., zorgen ervoor dat gemeenten integraal kunnen werken
en zo problemen kunnen voorkomen bij de jeugdigen.
1.7 Competenties van de pedagogische professional in de pedagogische werkvelden.
De kwaliteiten waar een hulpverlener aan moet voldoen: Flexibiliteit, actieve inbreng, ouders en netwerk de
regie geven, jeugdigen serieus nemen, lef en autonomie en kosten- en affectieviteitsbewustzijn.
Hoofdstuk 2 Ieder kind telt mee, over jeugdbeleid.
2.1 Inleiding.
Decentratie (gemeentelijk) zorg, ook jeugdzorg. Definitie Jeugdbeleid: Het geheel van maatregelen en
activiteiten die zijn bedoeld om de jeugd en hun verzorgers die middelen en ondersteuning te verschaffen die
de jeugd nodig heeft voor de eigen ontplooiing, en voor het leveren van een eigen bijdrage aan de ontwikkeling
en vernieuwing van de samenleving.
2.2 Lokaal jeugdbeleid – een eerste schets.
Gemeenten geven direct (subsidies) en indirect (bestuurlijke sturing) vorm aan jeugdbeleid. Het jeugdbeleid is
autonoom omdat iedere gemeente het anders aanpakt, het is verschillend door randstad en binnenland etc.,
daarom decentratie. Zorgt voor maatwerk.
2.2.1 Jeugdvraagstukken.
De regering is verantwoordelijk voor jongeren, daarnaast de ouders die verantwoordelijk zijn voor de
opvoeding. Uit de jeugd monitor blijkt dat 80% van de jeugd tevreden opgroeit. Ruim 9% van de jongeren
ontvangt jeugdhulp, daarom moet hier geïnvesteerd worden.
2.3 Verschuiving van het huidige jeugdbeleid.
Door de invoering van wetten en regels omtrent jongeren, wil de regering dat de jeugdzorg leid door 1 juiste
aanpak.
2.3.1 De wet maatschappelijke ondersteuning (WMO).
(Gemeenten) Bevorderen van matschappelijke participatie door ondersteuning te geven aan mensen die niet op
eigen kracht zelfredzaam zijn. Doel: Mensen actief meedoen aan de maatschappij, zodat ze zo lang mogelijk
thuis kunnen blijven wonen, voorkomen dat ze gebruik moeten maken van zwaardere vormen van hulp. Beroep
doen op sociale omgeving. Wanneer dat niet lukt kan er beroep worden gedaan op gemeenten. WMO is gericht
op mensen vanaf 18 jaar.
2.3.2 De jeugdwet.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het organiseren van alle vormen van jeugdhulp. Onder de jeugdwet valt:
psychosociale, gedrags en ontwikkelingsproblemen, en ouders die niet of minder in staat zijn. In de jeugd wed
staat beschreven dat alle jongeren recht hebben op tijdige of passende hulp. Doel: Meer gebruik van eigen
kracht van jeugd, ouders en hun sociale netwerk, het bevorderen van opvoedcapacitieten van ouders en hun
sociale omgeving, en het bieden van tijdelijke hulp op maat.
3