100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Huwelijksvermogensrecht €4,99   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Huwelijksvermogensrecht

9 beoordelingen
 651 keer bekeken  52 keer verkocht

Samenvatting van het boek Het Huwelijksvermogensrecht van mr. C.A. Kraan, mr. S.H. Heijning en mr. Q.J. Marck (zevende druk). In de samenvatting staan hoofdstukken 1 tot en met 26. Deze samenvatting bevat alle stof die je moet leren voor het vak Huwelijksvermogensrecht.

Laatste update van het document: 5 jaar geleden

Voorbeeld 10 van de 43  pagina's

  • Nee
  • Hoofdstuk 1 t/m 26
  • 22 oktober 2018
  • 27 november 2018
  • 43
  • 2018/2019
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (2)

9  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: 20isis00 • 3 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: miketimmer1999 • 3 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: michaelzwanepol • 4 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: malou_van_hien • 5 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: Ilham1994 • 5 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: seydapekcan • 5 jaar geleden

het is een samenvatting waarbij de eerste paar zinnen van een alinea zijn overgeschreven echt waardeloos

review-writer-avatar

Door: henriëttevanarkel • 5 jaar geleden

Bekijk meer beoordelingen  
avatar-seller
RamonavW
Samenvatting Huwelijksvermogensrecht




Auteur: RamonavW
School: Windesheim
Vak: Huwelijksvermogensrecht



Auteur: RamonavW 1

,Deel 1 Rechten en verplichtingen van echtgenoten

Hoofdstuk 1 Rechten en verplichtingen van echtgenoten
1.1 Algemeen
De in titel 6 gegeven regels gelden ongeacht het stelsel van huwelijksvermogensrecht dat
tussen de echtgenoten van kracht is en zijn in beginsel van dwingend recht. Slechts daar waar
de wetgever dit aangeeft, kan van de wettelijke regeling worden afgeweken.

1.2 De onderhoudsverplichtingen van de echtgenoten jegens elkaar; art. 1:81
Blijkens de eerste zin van art. 1:81 zijn de echtgenoten elkaar getrouwheid, hulp en bijstand
verschuldigd. Dit zijn verplichtingen van niet-vermogensrechtelijke aard die niet kunnen worden
afgedwongen en op de niet-naleving waarvan ook geen sanctie staat. De tweede zin van art.
1:81 zegt dat de echtgenoten verplicht zijn elkaar het nodige te verschaffen. Onder het nodige
wordt hier verstaan het materieel nodige. Deze bepaling is de grondslag van de
onderhoudsverplichtingen van de echtgenoten jegens elkaar die wordt uitgewerkt in art. 1:84
leden 1 en 2, de verplichting van ieder van de echtgenoten om bij te dragen in de kosten van de
huishouding. De verplichting tot verschaffing van het nodige bestaat, in tegenstelling tot de
verplichtingen die voortvloeien uit het alimentatierecht, ook als de andere echtgenoot zich in
redelijkheid voldoende inkomsten tot levensonderhoud kan verwerven. De uit art. 1:81
voortvloeiende, op geld waardeerbare, verplichtingen van de echtgenoten, berusten op het
huwelijk en de daarmee samenhangende verantwoordelijkheid van de echtgenoten voor elkaar.

1.3 De verplichting tot verzorging en opvoeding van de kinderen; art. 1:82
Art. 1:82 verplicht de echtgenoten jegens elkaar de tot het gezin behorende minderjarige
kinderen te verzorgen en op te voeden en kosten van die verzorging en opvoeding te dragen.
Art. 1:82 heeft zowel een ideële als een materiële betekenis: het verplicht niet alleen tot het
verrichten van verzorgende en opvoedende handelingen, maar ook om de daaraan verbonden
kosten te dragen.

1.4 De kosten van de huishouding; art. 1:84
Art. 1:84 geeft aan hoe de kosten van de huishouding, daaronder begrepen de kosten van
verzorging en opvoeding van de kinderen, door de echtgenoten moeten worden gedragen.
Kosten van de huishouding: de kosten die in een gezin plegen te worden gemaakt ten behoeve
van het lichamelijke en geestelijke welzijn van de leden van het gezin. Daarbij zijn de
omstandigheden waarin het gezin zich bevindt, de leefgewoonten, van belang. Tot de kosten
van de huishouding behoren de kosten van voeding, kleding en huisvesting zoals de huur van
de gezinswoning en de rente van de hypothecaire geldlening die is aangegaan ter financiering
van een gemeenschappelijk bewoonde woning of een woning die – in onderling overleg – door
slechts een van de echtgenoten wordt bewoond. Ook de kosten van scholing, medische
verzorging, (netto)kosten van het woon-werkverkeer, vakantiereizen, bezoek aan schouwburg
en bioscoop vallen onder dit begrip. Art. 1:84 lid 1 brengt de hiervoor genoemde kosten
achtereenvolgens ten laste van:
a. Het gemeenschappelijk inkomen;
b. De privé-inkomens van de echtgenoten naar evenredigheid;
c. Het gemeenschappelijk vermogen;
d. De privé vermogens van de echtgenoten naar evenredigheid.

Met gemeenschappelijk inkomen en gemeenschappelijk vermogen is in dit artikel niet bedoeld:
het gezamenlijk inkomen of vermogen, maar het inkomen en vermogen dat valt in – behoort tot




Auteur: RamonavW 2

,– een tussen de echtgenoten bestaande huwelijksgemeenschap. Het begrip inkomen is het
inkomen uit arbeid en vermogen. In art. 1:84 lid 2 is de verplichting van de echtgenoten
neergelegd om overeenkomstig de draagkracht bij te dragen in de kosten van de huishouding.
Deze bijdrageplicht, of fourneerplicht, is noodzakelijk omdat de regeling van art. 1:84 lid 1 alleen
intern werkt. Een crediteur die op een van de echtgenoten een vordering heeft tot betaling van
de kosten van de huishouding kan, art. 1:85 buiten beschouwing latend, alleen de echtgenoot
aanspreken.

Afwijken bij schriftelijke overeenkomst
Art. 1:84 lid 3 geeft de echtgenoten sinds 22 juni 2001 de mogelijkheid om bij schriftelijke
overeenkomst van de eerste twee leden af te wijken.

1.5 Hoofdelijke aansprakelijkheid voor huishoudelijke schulden; art. 1:85
Art. 1:85 stelt de echtgenoten hoofdelijke aansprakelijk voor de verbintenissen die een van hen
aangaat ten behoeve van de gewone gang van de huishouding, waartoe ook behoren de door
een echtgenoot als werkgever aangegane arbeidsovereenkomsten ten behoeve van de
huishouding. Art. 1:85 is ook van toepassing als de echtgenoten niet samenwonen. De
bescherming van crediteuren, die art. 1:85 beoogt, brengt die mee. Art. 1:85 heeft betrekking op
uitgaven ten behoeve van de gewone gang van de huishouding. Wil daarvan sprake zijn dan
moet de uitgave, naast het vereiste dat hij op het huishouden betrekking heeft, aan nadere
voorwaarden voldoen. Zo als in het algemeen de eis gesteld kunnen worden dat de uitgave min
of meer regelmatig terugkeert, zoals de in ieder huishouden noodzakelijke uitgaven voor
voeding en kleding. Art. 1:86 geeft een echtgenoot de mogelijkheid om te worden ontheven van
de hoofdelijke aansprakelijkheid. De rechtbank kan deze ontheffing verlenen om gegronde
redenen, waarbij in het algemeen gedacht moet worden aan het geval dat een echtgenoot meer
uitgaven doet ten behoeve van de dagelijkse gang van de huishouding dan gezien het
gezinsinkomen verantwoord is.

1.6 De verplichting tot informatie van echtgenoten
Art. 1:83 verplicht de echtgenoten over en weer om elkaar desgevraagd inlichtingen te
verschaffen over het gevoerde bestuur en over de ‘stand van hun goederen en schulden’. De
echtgenoot, die de door hem verlangde informatie heeft verkregen, niet veel meer kan doen dan
aan de hand daarvan bepaalde maatregelen voor de toekomst nemen. Zo zou, indien de
echtgenoten in de wettelijke beperkte of algehele gemeenschap van goederen zijn getrouwd, die
echtgenoot opheffing van de gemeenschap bij beschikking kunnen vragen indien uit de
informatie blijkt dat de andere echtgenoot de goederen van de gemeenschap verspilt (art.
1:109).

Hoofdstuk 2 De gezinsbeschermende bepalingen (art. 1:88 en 89)
De wetgever acht een aantal rechtshandelingen van zo groot gewicht voor het gezin dat een
echtgenoot die handelingen niet kan verrichten zonder toestemming van de andere echtgenoot.
De gezinsbeschermende bepalingen zijn neergelegd in art. 1:88. Zij hebben betrekking op:
a. Overeenkomsten strekkende tot vervreemding, bezwaring of ingebruikgeving en
rechtshandelingen strekkende tot beëindiging van het gebruik van een door de echtgenoten
tezamen bewoonde woning of een door de niet-handelende echtgenoot alleen bewoonde
woning, alsmede van zaken die bij die woning of bij de inboedel daarvan horen (art. 1:88 lid
1 sub a).
b. Giften, met uitzondering van de gebruikelijke, niet-bovenmatige (art. 1:188 lid 1 sub b).
c. Overeenkomsten die ertoe strekken dat een echtgenoot zich, anders dan in de normale
uitoefening van zijn beroep of bedrijf, als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich



Auteur: RamonavW 3

, sterk maakt voor een derde of zich verbindt tot zekerheidsstelling voor de schuld van een
derde (art. 1:88 lid 1 sub c).
d. Overeenkomsten van koop op afbetaling, met uitzondering van zaken die kennelijk
uitsluitend of hoofdzakelijk strekken ten behoeve van de normale uitoefening van het beroep
of bedrijf van een echtgenoot (art. 1:88 lid 1 sub d).

De toestemming is blijkens art. 1:88 lid 2 niet vereist als een echtgenoot een rechtshandeling
moet verrichten op grond van de wet of op grond van een eerdere rechtshandeling waarvoor al
toestemming was verleend of niet vereist. De sanctie op niet inachtneming van het
toestemmingsvereiste van art. 1:88 is te vinden in art. 1:89, dat de mogelijkheid geeft om de
rechtshandeling die zonder toestemming is verricht te vernietigen.

2.1 Overeenkomsten met betrekking tot de woning en de daarbij behorende zaken en
inboedel, art. 1:88 lid 1 sub a
Bij de vraag welke rechtshandelingen een echtgenoot de toestemming van de ander nodig heeft,
kan, als het gaat om een woning, onderscheid worden gemaakt tussen:
1. Een woning die eigendom is van een of beide echtgenoten, en
2. Een huurwoning

Art. 1:88 lid 1 sub a is in beide gevallen alleen van toepassing als het gaat om een woning die
wordt bewoond door de echtgenoten tezamen of door de niet-handelende echtgenoot.

De eigen woning
Is de woning privé-eigendom van een der echtgenoten of heeft een echtgenoot het bestuur over
een tot de huwelijksgemeenschap behorende woning, dan kan die echtgenoot krachtens art.
1:90 in obligatoir en goederenrechtelijk opzicht in beginsel alleen handelen. Zijn de echtgenoten
tezamen eigenaar van een woning zonder dat deze in een huwelijksgemeenschap valt, dan kan
in beginsel ieder van hen over zijn aandeel in de woning beschikken tenzij uit hun
rechtsverhouding anders voortvloeit, in welk geval de toestemming van de andere echtgenoot is
vereist (art. 3:175 leden 1 en 2).

Art. 1:88 onder een woning valt in de eerste plaats het huis waar de echtgenoten gewoonlijk
verblijven. Art. 1:88 vereist de toestemming van de echtgenoot die de woning bewoont. Het
artikel is daarom zowel van toepassing als een echtgenoot een rechtshandeling wil verrichten
met betrekking tot een woning die alleen door de andere echtgenoot wordt bewoond als
wanneer een echtgenoot die rechtshandeling wil verrichten met betrekking tot een door de
echtgenoten tezamen bewoonde woning. Wat het eerste betreft, onder woning valt in de eerste
plaats het huis waar de echtgenoten gewoonlijk verblijven. Art. 1:88 vereist toestemming van de
echtgenoot die alleen in de woning woont (ruimer: woning heeft) wanneer de andere echtgenoot
die woning wil verkopen of bezwaren. Daarbij moet het wel gaan om een bewoning krachtens
‘eigen recht’ van die echtgenoot.

Inboedel
Art. 1:88 lid 1 sub a beperkt de aan toestemming gebonden rechtshandelingen niet tot de
woning maar betreft deze ook op de inboedel daarvan en op zaken die daarbij horen. Het begrip
inboedel is omschreven in art. 3:5.

2.2 Giften; art. 1:88 lid 1 sub b en lid 4
Een echtgenoot heeft blijkens art. 1:88 lid 1 sub b, de toestemming nodig van de andere
echtgenoot voor het doen van giften, met uitzondering van de gebruikelijke, niet-bovenmatige.
Gezien de strekking van de bepaling, die is de echtgenoten jegens elkaar te beschermen tegen



Auteur: RamonavW 4

,de gevolgen van al te grote vrijgevigheid, vallen onder het begrip giften zowel de schenking van
art. 7:175 als de gift van art. 7:186 lid 2. Art. 1:88 lid 4 bepaalt dat, indien de gift bestaat uit de
aanwijzing van een begunstigde bij een sommenverzekering, voor die aanwijzing de
toestemming van de andere echtgenoot is vereist als die aanwijzing tijdens het leven van de
verzekeringnemer wordt aanvaard of onherroepelijk wordt.

2.3 Borgtocht c.a.; art. 1:88 lid 1 sub c en lid 5
Art. 1:88 lid 1 sub c onderwerpt het verlenen door een echtgenoot van persoonlijke of zakelijke
zekerheid voor de schuld van een derde aan de toestemming van de andere echtgenoot. Het
artikel vereist de toestemming voor overeenkomsten die ertoe strekken dat een echtgenoot zich
als borg of zich tot zekerheidsstelling voor de schuld van een derde verbindt. Dit artikel spreekt
van overeenkomst die ertoe strekken dat een echtgenoot zich als borg of hoofdelijke
medeschuldenaar verbindt. Het toestemmingsvereiste geldt niet als een echtgenoot met een
derde een rekening-courant opent bij een bank en hij bij een debetstand op die rekening
ingevolge de algemene voorwaarden met die derde hoofdelijk aansprakelijk is voor het tekort.
De toestemming is niet vereist als de rechtshandeling (de zekerheidsstelling) geschiedt door een
bestuurder van N.V. of B.V. mits:
a. De zekerheidstelling geschiedt ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van
die vennootschap; en
b. De bestuurder alleen of tezamen met zijn medebestuurders de meerderheid van de
aandelen houdt

2.3.1 De balansgarantie
Art. 1:88 lid 1 sub c verlangt ook de toestemming van de andere echtgenoot wanneer een
echtgenoot zich voor een derde sterk maakt.

2.3.2 Hoofdelijk medeschuldenaar
De toestemming van de andere echtgenoot is blijkens art. 1:88 lid 1 sub c ook vereist als een
echtgenoot zich als hoofdelijk medeschuldenaar verbindt. Dit is echter alleen het geval indien de
draagplicht voor de schuld ligt bij een ander dan de echtgenoot die zich verbindt.

2.4 Koop op afbetaling; art. 1:88 lid 1 sub d
Ook voor het aangaan van een koop op afbetaling of huurkoop geldt het toestemmingsvereiste.
Uitzondering: koop op afbetaling van goederen die kennelijk uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd
zijn om te worden gebruikt ten behoeve van de normale uitoefening van het beroep of bedrijf van
de echtgenoot die de koop op afbetaling sluit. De toestemming is niet vereist als de koop op
afbetaling betrekking heeft op zaken die aangeschaft worden in de normale uitoefening van een
beroep of bedrijf.

2.5 Vorm van toestemming
De toestemming voor het aangaan van de in art. 1:88 lid 1 genoemde rechtshandelingen moet
ingevolge art. 1:88 lid 3 schriftelijk of langs elektronische weg worden verleend als de
rechtshandeling aan een vorm is gebonden. Blijkens art. 3:39 is een mondelinge toestemming
nietig, tenzij uit de wet anders voortvloeit. Dit laatste betekent dat uit de regeling zelf moet
blijken dat het niet in acht nemen van de vorm van nietigheid niet tot gevolg heeft.

2.6 Beslissing kantonrechter
Als een echtgenoot zijn toestemming niet verleent kan de beslissing van de kantonrechter
worden ingeroepen (art. 1:88 lid 5).




Auteur: RamonavW 5

,2.7 Rechtsgevolgen van niet-inachtneming van het toestemmingsvereiste; art. 1:89
Als bij een rechtshandeling het toestemmingsvereiste van art. 1:88 niet in acht wordt genomen is
de rechtshandeling vernietigbaar. Dit kan alleen worden ingeroepen door de echtgenoot wiens
toestemming was vereist (art. 1:89 lid 1). Was de wederpartij te goeder trouw, wist hij niet en
behoefde hij ook niet te weten dat de toestemming vereist was, dan kan de rechtshandeling niet
vernietigd worden tenzij er sprake is van een gift. Wie iets voor niets krijgt behoeft hier volgens
de wetgever geen bescherming. Omdat de uit art. 1:88 voortvloeiende beperking in de
handelingsbevoegdheid van een echtgenoot in internationaal opzicht uitzonderlijk is, bestaat in
de rechtsspraak de neiging de buitenlandse contractant met een beroep op diens goede trouw
te beschermen. De termijn waarbinnen de vordering tot vernietiging moet worden ingesteld is te
vinden in art. 3:52. De vordering verjaart drie jaar nadat de echtgenoot wiens toestemming tot
het aangaan van de rechtshandeling vereist was, ontdekt heeft dat de handeling zonder zijn
toestemming is verricht. De echtgenoot die een rechtshandeling wegens het ontbreken van zijn
toestemming wil vernietigen, kan dit doen door het uitbrengen van een buitenrechtelijke
verklaring of door het vragen van een rechterlijke uitspraak. De verklaring of de vordering tot
vernietiging moet alleen worden gericht tot de wederpartij, niet tevens de echtgenoot die zonder
toestemming handelde.

Deel 2 De wettelijke beperkte gemeenschap van goederen en de
algehele gemeenschap van goederen

Hoofdstuk 3 Het ontstaan van de wettelijke beperkte gemeenschap
3.1 Inleiding. Het onderscheid tussen de wettelijke beperkte gemeenschap en de algehele
gemeenschap van goederen
Van het ogenblik van de voltrekking van het huwelijk bestaat tussen de echtgenoten van
rechtswege een gemeenschap van goederen, tenzij bij huwelijkse voorwaarden anders is
overeengekomen (art. 1:94 lid 1).

Verschillen tussen de wettelijke beperkte en de algehele gemeenschap van goederen
Tussen de algehele gemeenschap van goederen en de wettelijke beperkte gemeenschap van
goederen bestaan de volgende verschillen:
1. Tot de algehele gemeenschap van goederen behoren in beginsel alle goederen en schulden
die de echtgenoten bij de aanvang van het huwelijk hebben en die zij staande huwelijk
verkrijgen of aangaan, ook de verkrijgingen krachtens erfrecht of schenking.
Tot de wettelijke beperkte gemeenschap behoren in beginsel niet de goederen en schulden
die de echtgenoten bij de aanvang van het huwelijk hebben en evenmin de verkrijging
krachtens erfrecht en schenking. Goederen die op het tijdstip van ontstaan van de wettelijke
beperkte gemeenschap aan de echtgenoten gezamenlijk toebehoren, vallen wel in de
gemeenschap. Idem voor schulden.
2. Voor de wettelijke beperkte gemeenschap geldt dat het verhaalsrecht van een
privéschuldeiser van een echtgenoot op goederen van de gemeenschap beperkt wordt tot
de helft van de gemeenschapsgoederen. Voor een op 1 januari 2018 bestaande algehele
gemeenschap van goederen geldt die beperking niet.

Drie vermogens bij wettelijke beperkte gemeenschap
Bij de wettelijke beperkte gemeenschap bestaat in opzet drie vermogens: het privé vermogen
van ieder van de echtgenoten en het gemeenschappelijk vermogen. Door het bestaan van drie
vermogens zal in de praktijk de vraag rijzen welke van de aanwezige goederen tot het
gemeenschappelijk vermogen behoren en welke privé vermogen zijn van een echtgenoot. Indien



Auteur: RamonavW 6

,een goed krachtens koop (of ruil) wordt verkregen is blijkens art. 1:95 lid 1 voor de vraag tot
welk vermogen het goed behoort beslissend uit welk vermogen meer dan de helft van de
tegenprestatie afkomstig is. Is dit het privé vermogen, dan behoort het goed tot het privé
vermogen, is meer dan de helft afkomstig uit het gemeenschappelijk vermogen, dan behoort het
goed tot de wettelijke beperkte gemeenschap.

Ontstaan tijdens huwelijk
De wettelijke beperkte gemeenschap van goederen kan ook tijdens het huwelijk ontstaan. Dat is
het geval als de echtgenoten voor het aangaan van het huwelijk huwelijkse voorwaarden
hebben gemaakt en daarbij het bestaan van deze of de algehele gemeenschap van goederen
hebben uitgesloten. Als zij tijdens het huwelijk die huwelijkse voorwaarden ongedaan maken,
ontstaat tussen hen het op dat tijdstip bestaande wettelijke regime, na 1 januari 2018 de
wettelijke beperkte gemeenschap van goederen.

3.2 Aard van de huwelijksgemeenschap, vorderingen en schulden tussen echtgenoten
De wettelijke beperkte gemeenschap van goederen is evenals de algehele gemeenschap van
goederen, een gemeenschap (art. 3:166) omdat hier sprake is van goederen die aan twee
deelgenoten toebehoren. Omtrent de aard van deze gerechtigdheid is wel gezegd dat ieder van
de echtgenoten tot het geheel is gerechtigd onder respectering van het gelijke recht van de
ander. Indien de echtgenoten gezamenlijk een bedrag uitlenen, hebben zij tezamen een
invorderingsrecht voor het geheel en niet ieder voor de helft. Art. 3:189 bepaalt uitdrukkelijk dat
de regels van de titel gemeenschap van boek 3 niet van toepassing zijn op een
huwelijksgemeenschap, dus ook niet op de wettelijke beperkte gemeenschap of de nog
bestaande algehele gemeenschappen. Na de ontbinding van een huwelijksgemeenschap
gelden die regels wel.

Hoofdstuk 4 De activa van de wettelijke beperkte gemeenschap van
goederen
4.1 Inleiding
De wettelijke beperkte gemeenschap van goederen ontstaat na 1 januari 2018 bij de voltrekking
van het huwelijk indien de echtgenoten voorafgaande aan het huwelijk geen huwelijkse
voorwaarden hebben gemaakt (art. 1:93, 1:94 en 1:121), maar kan ook tijdens het huwelijk
ontstaan doordat de echtgenoten voor het huwelijk gemaakte huwelijkse voorwaarden, waarbij
de gemeenschap van goederen is uitgesloten, ongedaan maken (art. 1:114). Uitgangspunt van
de wettelijke beperkte gemeenschap is dat aanbrengsten, erfenissen en schenkingen niet in de
gemeenschap vallen, evenmin als de vruchten van die goederen. Alle andere goederen die
tijdens het huwelijk worden verkregen, vallen wel in de gemeenschap.

4.2 Aanbrengsten
Bij de vraag of de aanbrengsten, de goederen die de echtgenoten bij de aanvang van het
huwelijk hebben, in de wettelijke beperkte gemeenschap vallen, moet een onderscheid worden
gemaakt tussen de goederen die op dat tijdstip aan de echtgenoten gezamenlijk toebehoren en
de goederen die eigendom zijn van slechts één van de echtgenoten. Deze laatste goederen
vallen niet in de gemeenschap en blijven dus behoren tot het privé vermogen van de echtgenoot
die de goederen bezit. De eerste goederen vallen wel in de gemeenschap (art. 1:94 lid 2).

4.3 Goederen verkregen krachtens erfrecht of gift. De insluitingsclausule
De wettelijke beperkte gemeenschap omvat niet een verkrijging krachtens erfrecht of schenking
van de echtgenoten. Goederen die een erfgenaam ontvangt krachtens testament of krachtens




Auteur: RamonavW 7

,het erfrecht bij versterf, behoren tot het privé vermogen van de erfgenaam, evenals een
verkrijging krachtens legaat of last. Ook giften vallen niet in de gemeenschap. Art.1:94 lid 3 sub
a bepaalt echter dat een gift niet buiten de gemeenschap valt als een echtgenoot een tot de
gemeenschap behorend goed aan de andere echtgenoot schenkt. Indien een echtgenoot voor
het huwelijk geld heeft geleend van een ouder ter financiering van een door beide samenwoners
aangekochte woning, dan valt deze schuld na het huwelijk in de gemeenschap. Wordt deze
schuld vervolgens tijdens het huwelijk kwijtgescholden, dan komt deze bevoordeling in de opzet
van de gemeenschap alleen toe aan de begiftigde. Het gevolg van deze handelingen is dat de
gemeenschap een schuld krijgt aan de echtgenoot in privé ter grootte van het kwijtgescholden
bedrag. Wil de schenker die niet, dan zal hij bij de gift de insluitingsclausule moeten maken, het
beding dat het geschonkene tot de gemeenschap behoort.

De insluitingsclausule
Blijkens art. 1:94 lid 3 sub b kan een erflater of schenker bepalen dat goederen en de vruchten
van goederen die krachtens uiterste wilsbeschikking of gift worden verkregen, in de
gemeenschap vallen. Bij de wettelijke beperkte gemeenschap geeft de insluitingsclausule, als
onderdeel van de wettelijke regeling, aan dat een erflater of schenker deze bepaling kan maken
en hij sorteert effect indien de wettelijke gemeenschap bestaat.

4.4 Verkrijgingen tijdens het bestaan van de gemeenschap
Tot de wettelijke beperkte gemeenschap behoren in beginsel alle goederen die de echtgenoten
tijdens het bestaan van de gemeenschap verkrijgen, behoudens de volgende in de wet
neergelegde uitzonderingen.
1. Art. 1:94 lid 2 sub b bepaalt dat pensioenrechten waarop de Wet VP van toepassing is
alsmede de met die pensioenrechten verband houdende rechten op nabestaandenpensioen
niet in de gemeenschap vallen
2. Art. 1:94 lid 2 sub c bepaalt dat de hierna genoemde erfrechtelijke verzorgingsaanspraken
niet tot de gemeenschap behoren. Art. 4:29 en 4:30 geven de langstlevende echtgenoot het
recht om het vruchtgebruik te vestigen op woning plus inboedel (art. 4:29) en op andere tot
de nalatenschap behorende goederen (art. 4:30).
3. Art. 1:94 lid 5 bepaalt dat goederen en schulden die aan een echtgenoot op bijzondere wijze
zijn verknocht, slechts in de gemeenschap vallen voor zover de verknochtheid zich daar niet
tegen verzet.
4. De laatste uitzondering betreft de vruchten van goederen die niet tot de wettelijke beperkte
gemeenschap behoren. Ook deze vruchten vallen buiten de gemeenschap, evenals hetgeen
wordt geïnd op een vordering die buiten de gemeenschap valt of een vordering tot
vergoeding van de waardevermindering van een goed of van het gehele goed (art. 1:95 lid
6).

4.5 Verknochtheid
Van verknochtheid van een goed is sprake als tussen een echtgenoot en het goed een band
bestaat waardoor de regels van de gemeenschap niet, of niet volledig, op dat goed kunnen of
dienen te worden toegepast. Verzet de verknochtheid van een goed zich tegen toepassing van
de algemene regel, dan behoort het goed tot het privé vermogen van de betrokken echtgenoot.
Buiten deze twee gevallen:
a. Het goed blijft door de verknochtheidregel buiten de gemeenschap zonder verrekening van
de waarde, en
b. Het goed blijft door de verknochtheidsregel buiten de gemeenschap, maar de gemeenschap
krijgt een aanspraak op de waarde daarvan.




Auteur: RamonavW 8

,4.5.1 Smartengeld
De Hoge Raad legde aanvankelijk het begrijp verknochtheid eng uit. Een aanspraak op
vergoeding van immateriële schade werd, ook al had deze een hoogstpersoonlijk karakter niet
als een verknocht goed beschouwd. Inmiddels neemt de Hoge Raad een ander standpunt in.
Aanspraken op schadevergoeding naar hun aard op bijzondere wijze aan de vrouw zijn
verknocht en dat die verknochtheid meebrengt dat deze aanspraken bij de ontbinding van de
gemeenschap door echtscheiding buiten de verdeling moeten blijven en dus in zoverre niet in de
gemeenschap vallen. Het Hof wilde de vergoeding voor inkomensschade buiten de
gemeenschap houden omdat die vergoeding betrekking had op het inkomen dat na de
ontbinding van de gemeenschap zou worden gederfd. De uitkering wegens vergoeding van
materiële schade deels, te weten voor het deel dat betrekking heeft op het nadeel van na de
ontbinding van het huwelijk (na de ontbinding van de gemeenschap) wordt geleden, is
verknocht. De Hoge Raad geeft daarbij aan dat verknochtheid moet worden aangenomen als
het gaat om schade die de echtgenoot als gevolg van het ongeval na de ontbinding van de
gemeenschap zal lijden zoals toekomstige inkomensschade.

4.5.2 Schadevergoeding bij beëindiging arbeidsovereenkomst
Bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst in onderling overleg kunnen partijen overeenkomen
dat de werkgever een bedrag aan de gewezen werknemer zal uitkeren bij wijze van
schadeloosstelling. Het lijkt mij verdedigbaar om de uitkering thans als verknocht aan te merken
voor zover deze strekt tot vervanging van de arbeidsinkomsten die de echtgenoot na de
ontbinding van het huwelijk zal derven.

4.5.3 Alimentatie
Alimentatierecht en -plicht vallen als ‘stamrecht’ niet in de huwelijksgemeenschap. Wordt een
bedrag aan alimentatie betaald dan is dit bedrag zelf niet aan de actief- of passiefzijde
verknocht. Het levert bij de ontvanger dus een bate van de gemeenschap op en bij de betaler,
indien sprake is van een algehele gemeenschap van goederen, de voldoening van een
gemeenschapsschuld die ontstond op het moment dat de alimentatietermijn opeisbaar werd.
Indien de alimentatieplichtige is hertrouwd in de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen
zal de verplichting tot betaling van een alimentatietermijn een privé-schuld opleveren.

4.5.4 Goodwill
Bij goodwill is een onderscheid tussen:
1. Belichaamde goodwill: wordt de meerwaarde van een onderneming verstaan die berust op
het feit dat door een complex van factoren met een bepaalde onderneming winst kan worden
behaald waardoor die onderneming meer waard is dan de som van de afzonderlijke delen.
Deze belichaamde goodwill valt, indien de onderneming tot de algehele gemeenschap van
goederen behoort, ook in die gemeenschap.
2. Onbelichaamde goodwill: hangt niet samen met een onderneming, maar is vooral de
winstcapaciteit van een vrij beroep.

4.5.5 Aandeel in vof/maatschap; onderscheid wettelijke beperkte gemeenschap en
algehele gemeenschap?
Rechtsspraak Hoge Raad met betrekking tot de algehele gemeenschap
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad verzet de aard van de vof zich ertegen dat het
aandeel van een firmant valt in de algehele gemeenschap waarin die vennoot is getrouwd. Het
aandeel behoort dus tot het privé vermogen van de vennoot. Tot de algehele gemeenschap
behoort een vordering op de vennoot ter grootte van de waarde van zijn aandeel. Deze
vordering fluctueert tijdens het bestaan van de gemeenschap en wordt bij de ontbinding van de
gemeenschap vastgesteld op de waarde die het aandeel dan heeft. De constructie met



Auteur: RamonavW 9

, betrekking tot het vennootschapsaandeel valt vooral te verklaren uit de wens om de
medevennoten geen andere partij te dringen dan de echtgenoot met wie zij de
vennootschapsovereenkomst zijn aangegaan. Zou het aandeel van de echtgenoot-firmant wel in
de huwelijksgemeenschap vallen dan zou de consequentie daarvan zijn:
a. Bij faillissement van de echtgenoot-niet-firmant valt het aandeel in de vof in de
huwelijksgemeenschap.
b. Na ontbinding van de huwelijksgemeenschap komt het beheer over het
vennootschapsaandeel aan beide echtgenoten toe (art. 3:170 BW).

Betekenis rechtspraak voor de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen
Indien het aandeel in een personenvennootschap ten huwelijk wordt aangebracht, valt het niet in
de huwelijksgemeenschap. Wordt echter tijdens het huwelijk een aandeel in een
personenvennootschap verkregen, dan valt dit aandeel op grond van de rechtspraak van de
Hoge Raad niet in de beperkte gemeenschap, maar de waarde daarvan wel. Het nieuwe artikel
1:95a lid 2 bepaalt echter dat bij het bestaan van een personenvennootschap ten bate van de
gemeenschap een vergoeding komt voor de kennis, vaardigheden en arbeid die de echtgenoot
ten behoeve van deze vennootschap heeft aangewend.

4.5.6 Pensioenrechten
Ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen zijn in zekere zin vormen van uitgesteld loon.
De werknemer betaalt, zolang hij inkomen uit dienstbetrekking ontvangt, al dan niet verplicht een
deel van dat inkomen aan een instelling (pensioenfonds) die hem op grond van die
premiebetaling vanaf een datum in de toekomst periodiek een bepaald bedrag (pensioen) zal
uitkeren. Wanneer op grond van deze pensioenregelingen of wettelijke aanspraken een uitkering
plaatsvindt tijdens het bestaan van de gemeenschap valt die uitkering in de wettelijke beperkte
of algehele gemeenschap.
a. Pensioenrechten die vallen onder de werking van de Wet VP en de daarmee verband
houdende aanspraken op nabestaandenpensioen. Heeft de man als werknemer recht op
ouderdoms- en nabestaandenpensioen opgebouwd, dan behoort het recht op
ouderdomspensioen tot zijn privé vermogen, het recht op weduwenpensioen behoort tot het
privé vermogen van zijn echtgenote. Bij ontbinding van het huwelijk door echtscheiding moet
het recht op ouderdomspensioen verevend worden volgens de regels van de Wet VP. Het
recht op nabestaandenpensioen wordt niet in de verevening betrokken. Bij ontbinding van
het huwelijk door overlijden vindt in het geheel geen pensioenverevening plaats.
b. Aanspraken die niet vallen onder de Wet VP en evenmin krachtens de hoofdregel van art.
1:94 lid 2 aanhef in de wettelijke beperkte en algehele huwelijksgemeenschap vallen.
Het invalidenpensioen is zo nauw aan de persoon van de door invaliditeit getroffen persoon
verknocht is dat het niet in de gemeenschap valt, zelfs niet bij wijze van verrekening.
c. Rechten op ouderdoms- en nabestaandenpensioen die niet onder de Wet VP vallen. Op
deze rechten is art. 1:94 lid 2 sub b niet van toepassing zodat zij in beginsel in de algehele
gemeenschap vallen. zij vallen in de wettelijke beperkte gemeenschap indien en voor zover
zij niet als aangebracht goed kunnen worden beschouwd. Het gaat hier om twee gevallen:
1. De echtgenoten zijn gescheiden voor 1-5-1995 of tussen hen is voor die datum de
scheiding van tafel en bed uitgesproken.
2. De echtgenoten zijn gescheiden na 1-5-1995, maar de pensioenrechten vallen niet onder
de werking van de Wet VP, hetzij omdat de echtgenoten dit zijn overeengekomen, hetzij
omdat de Wet VP op deze pensioenrechten niet van toepassing is.

4.5.7 Het huurrecht
Indien sprake is van de huur van woonruimte, is de echtgenoot van rechtswege medehuurder
(art. 7:266). Krachtens art. 7:266 lid 5 bepaalt in geval van scheiding de rechter wie de huurder



Auteur: RamonavW 10

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper RamonavW. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 75057 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€4,99  52x  verkocht
  • (9)
  Kopen