HUWELIJKSVERMOGENSRECHT
Vrije Universiteit Amsterdam
2020
,INHOUDSOPGAVE
HOORCOLLEGE WEEK 1 ................................................................................................ 3
OPDRACHTEN WEEK 1 ................................................................................................... 6
HOORCOLLEGE WEEK 2 .............................................................................................. 12
OPDRACHTEN WEEK 2 ................................................................................................. 15
HOORCOLLEGE WEEK 3 .............................................................................................. 22
OPDRACHTEN WEEK 3 ................................................................................................. 25
HOORCOLLEGE WEEK 4 .............................................................................................. 30
OPDRACHTEN WEEK 4 ................................................................................................. 33
HOORCOLLEGE WEEK 5 .............................................................................................. 39
OPDRACHTEN WEEK 5 ................................................................................................. 42
HOORCOLLEGE WEEK 6 .............................................................................................. 47
OPDRACHTEN WEEK 6 ................................................................................................. 49
HOORCOLLEGE WEEK 7 .............................................................................................. 53
OPDRACHTEN WEEK 7 ................................................................................................. 55
WEEK 8 GEEN ONDERWIJS ........................................................................................ 62
HOORCOLLEGE WEEK 9 .............................................................................................. 63
OPDRACHTEN WEEK 9 ................................................................................................. 65
HOORCOLLEGE WEEK 10 ............................................................................................ 70
OPDRACHTEN WEEK 10 ............................................................................................... 74
HOORCOLLEGE WEEK 11 A ........................................................................................ 81
HOORCOLLEGE WEEK 11 B ........................................................................................ 84
WEEK 11 GEEN WERKGROEPONDERWIJS.............................................................. 87
OPDRACHTEN WEEK 12 ............................................................................................... 88
HOORCOLLEGE WEEK 13 ............................................................................................ 93
OPDRACHTEN WEEK 13 ............................................................................................... 96
HOORCOLLEGE WEEK 14 ............................................................................................ 99
OPDRACHTEN WEEK 14 ............................................................................................. 104
,HOORCOLLEGE WEEK 1
Donderdag 6 februari 2020
Dit hoorcollege dient ter introductie van het huwelijksvermogensrecht betreffende deze 2
perioden en er wordt gekeken naar artikel 1:84 BW, de kosten van de huishouding.
Het huwelijksvermogensrecht speelt vaak pas een rol bij scheiding of overlijden, het wordt
daarom ook wel het oorlogsrecht genoemd.
In de aankomende hoorcolleges en werkgroepen worden een aantal afkortingen gebruikt, deze
worden hier kort vermeld zodat ze gebruikt kunnen worden in aantekeningen. Wettelijke
gemeenschap (w.g.), beperkte wettelijke gemeenschap (b.w.g.), uitgesloten gemeenschap
(u.g.), scheiding van tafel en bed (s.v.t.e.b.), periodiek verrekenbeding (p.v.), finaal
verrekenbeding (f.v.), man (M) en tot slot vrouw (V). Voor het gemak is het aan te raden om
de man altijd links te zetten en de vrouw rechts. Er wordt gesproken over huwelijk tussen man
en vrouw om de aantekeningen overzichtelijk te maken en het niet onnodig ingewikkeld te
maken tijdens hoorcolleges en werkgroepen maar het is uiteraard in Nederland toegestaan om
te trouwen met iemand van hetzelfde geslacht of om een geregistreerd partnerschap aan te
gaan, artikel 1:30 BW.
Titel 1.6 BW geldt voor alle echtparen, ongeacht het gekozen model van gemeenschap
(algehele gemeenschap, beperkte gemeenschap of huwelijkse voorwaarden). Het huwelijk
eindigt door het inschrijven van de scheiding in het Huwelijksregister bij Burgerzaken van
desbetreffende Gemeente, artikel 1:163 lid 1 BW. Het verzoek tot echtscheiding staat in
artikel 1:150 en 1:151 BW. Dit heeft tot gevolg dat de gemeenschap, indien aanwezig, wordt
ontbonden. Bijzonder is dus dat de gemeenschap slechts bij verzoek al wordt ontbonden en
dus niet bij scheiding na inschrijving in het register. Zoals reeds vermeld is artikel 1.6 BW
van toepassing op alle gehuwden en dus is deze Titel ook na een verzoek tot echtscheiding
nog steeds van toepassing. De toepasselijkheid hiervan eindigt pas in het voormelde geval dat
de scheiding wordt ingeschreven in het Huwelijksregister.
Titel 1.7 BW gaat over het wettelijke stelstel. Dit wettelijke stelsel is in 2018 ingrijpend
veranderd. Vóór 2018 gold het stelsel van de algehele gemeenschap van goederen, ná 2018 is
dit het stelsel van de beperkte gemeenschap van goederen geworden. Om erachter te komen
welk stelsel van toepassing is, kijk je naar de datum waarop de gemeenschap tot stand is
gekomen. Vaak gebeurt dit bij het aangaan van het huwelijk en hoef je simpelweg te kijken
wanneer het huwelijk voltrokken is. De gemeenschap kan echter ook op andere manieren
ontstaan, bijvoorbeeld: Een echtpaar is in 1995 gehuwd en heeft toentertijd huwelijkse
voorwaarden opgesteld. Wanneer dit echtpaar in juni 2018 besluit om deze huwelijkse
voorwaarden op te heffen, is het nieuwe stelsel van beperkte gemeenschap van goederen van
toepassing omdat ná 2018 de gemeenschap is ontstaan. In dit geval kijk je dus niet naar de
datum van voltrekking van het huwelijk.
Het huwelijksvermogensrecht is in 4 tranches (stukken) gewijzigd.
- De eerste vond plaats in 2001, waar slechts kleine veranderingen plaatsvonden. Hierbij
werd bijvoorbeeld het oude artikel 1:84 BW gewijzigd, waarbij lid 3 werd toegevoegd.
Door deze aanpassing kunnen gehuwden nu afwijzen van artikel 1:84 lid 1 BW.
- De tweede wijziging vond plaats in 2002 en veranderde de regelgeving omtrent
verrekenbedingen.
- De derde wijziging vond plaats in 2012. Hierbij werd getracht het stelsel betreffende
de wettelijke gemeenschap aan te passen maar dat lukte wegens meningsverschillen
niet. Wel is het toen gekomen tot een aanpassing van vergoedingsrechten. Mocht je
, een vraagstuk hierover krijgen, dan is het belangrijk om te kijken of het betrekking
heeft op een periode vóór of een periode ná 2012.
- Ten slotte, zoals reeds besproken, is in 2018 het stelsel van de wettelijke gemeenschap
gewijzigd.
Artikel 1:84 BW;
1. De kosten der huishouding, daaronder begrepen de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, komen ten laste van het
gemene inkomen van de echtgenoten en, voor zover dit ontoereikend is, ten laste van hun eigen inkomens in evenredigheid daarvan;
voor zover de inkomens ontoereikend zijn, komen deze kosten ten laste van het gemene vermogen en, voor zover ook dit ontoereikend
is, ten laste van de eigen vermogens naar evenredigheid daarvan. Een en ander geldt niet voor zover bijzondere omstandigheden
zich er tegen verzetten.
2. De echtgenoten zijn jegens elkaar verplicht dienovereenkomstig tot de bestrijding van de in het eerste lid bedoelde uitgaven
voldoende gelden ter beschikking te stellen uit de onder hun bestuur staande goederen, voor zover bijzondere omstandigheden zich
daartegen niet verzetten.
3. Bij schriftelijke overeenkomst kan een van het eerste en tweede lid afwijkende regeling worden getroffen.
4. Geschillen tussen de echtgenoten omtrent de toepassing van het eerste tot en met derde lid worden door de rechtbank op verzoek
van beiden of een van hen beslist.
5. Op verzoek van beide of van een van de echtgenoten kan de rechtbank een gegeven beschikking of een onderling getroffen regeling
wijzigen op grond van veranderde omstandigheden.
Dit artikel regelt de draag- en fourneerplicht van de kosten van de huishouding, ten laste van
wie deze dienen te komen en wie dit voorschiet. Als er over deze zaken niets is afgesproken,
dan geldt lid 1 van dit artikel. In lid 1 staat ten laste van wat en tegen welke hoogte de
huishoudkosten voldaan dienen te worden. Dit is opgenomen in staffelvorm, wat wil zeggen
dat het eerst ten laste dient te komen van staffel, indien dit niet voldoende is komt het ten laste
van staffel 2 enz. Er zijn in het artikel 4 staffels opgenomen; (I) het gemene inkomen, (II) het
privéinkomen, (III) het gemene vermogen en tot slot (IV) het privévermogen. Er dient dus
goed onderscheid gemaakt te kunnen worden tussen inkomen en vermogen.
Fourneren is het ter beschikking stellen van een bedrag dat vervolgens wordt gebruikt om de
huishoudelijke kosten mee te voldoen. Volgens lid 2 van het artikel moeten echtgenoten zich
houden aan de staffels zoals genoemd in lid 1. In lid 3 staat dat er ook kan worden afgeweken
van de verplichtingen van artikel 1:84 BW door het maken van andere afspraken. Dit kan
onderhands, tussenkomst van de notaris is hiervoor niet verplicht. Als je hierover niks
afspreekt, dan is het artikel wel van toepassing.
Het spreekt natuurlijk niet tot de verbeelding dat veel mensen zich niet aan dit artikel houden.
Hierdoor ontstaat er in wezen elk jaar een vordering van de ene partner op de ander, wanneer
de ander teveel of te weinig heeft bijgedragen in de kosten van de huishouding en zich
daarmee niet aan lid 1 heeft gehouden. Dit vormt vaak tijdens het huwelijk geen probleem,
maar wel wanneer er een echtscheiding in het zicht is. Met betrekking tot dit vraagstuk zijn 3
arresten van belang; het Reumatoloog arrest, het Ridder ter Voet arrest en het Rensing- Polak
I arrest. In de arresten beroept iemand zich op die vordering die is ontstaan door artikel 1:84
BW omdat hij/zij teveel heeft betaald aan de kosten van de huishouding.
In het Reumatoloog arrest en het Ridder ter Voet arrest wordt het volgende verweer
gehonoreerd; Er kan sprake zijn van rechtsverwerking van de vordering waardoor de
vordering teniet gaat. Dit kan niet slechts gebeuren door tijdsverloop, er dienen andere
omstandigheden te zijn om deze rechtsverwerking op te baseren. Dit is een uitzonderlijke
uitspraak omdat in beginsel vorderingen tussen echtgenoten niet kunnen verjaren, artikel
3:321 lid 1 sub a BW.
In het Rensing- Polak I arrest wordt het volgende verweer aangevoerd; Indien in de
huwelijkse voorwaarden een vervalbeding is opgenomen, dan heeft dit tot gevolg dat een
eventuele vordering die de een op de ander binnen het huwelijk op elkaar hebben na een
bepaalde termijn komen te vervallen (dit is meestal 3 maanden). Dit vervalbeding slaat echter
niet op de vordering die voortvloeit uit artikel 1:84 BW. Hiervoor dient een tweede