Samenvatting Gedrags- en opvoedingsproblemen: artikelen pleegzorg
Inhoud
Samenvatting artikelen Pleegzorg...........................................................................................................2
1. Grietens, H., Van Oijen, S., & Ter Huizen, M. (2012). Ingrijpende levensgebeurtenissen en
traumasymptomen bij pleegkinderen: Een verkennend onderzoek in Noord Nederland.
Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk...........................................................................................2
2. Knot- Dickscheit, J., & Knorth, E.J. (red.) (2019). Gezinnen met meervoudige en complexe
problemen: theorie en praktijk. Rotterdam: Lemniscaat. Hoofdstuk 22.............................................6
3. Konijn, C., Admiraal, S., Baart, J., van Rooij, F., Stams, G.-J., Colonnesi, C., … Assink, M. (2019).
Foster care placement instability: A meta-analytic review. Children and Youth Services Review, 96,
483–499............................................................................................................................................10
4. Vanderfaeillie, J., Goemans, A., Damen, H., Van Holen, F., & Pijnenburg, H. (2018). Foster care
placement breakdown in the Netherlands and Flanders: Prevalence, precursors, and associated
factors. Child & Family Social Work, 23(3), 337– 345........................................................................16
5. Vanderfaeillie, J., Vanschoonlandt, F., Van Holen, F., De Maeyer, S. & Robberechts, M. (2014).
Traumatische gebeurtenissen en traumatische stresssymptomen bij pleegkinderen: een
verkennende studie in Vlaanderen. Kind & Adolescent, 35(3). 135 – 149........................................23
6. Wubs, D., Batstra, L., & Grietens, H. W. E. (2018). Speaking with and without words—An analysis
of foster children’s expressions and behaviors that are suggestive of prior sexual abuse. Journal of
Child Sexual Abuse: Research, Treatment, & Program Innovations for Victims, Survivors, &
Offenders, 27(1), 70–87....................................................................................................................27
8. Zeijlmans, K., López, M., Grietens, H., & Knorth, E. J. (2018). “Nothing goes as planned”:
Practitioners reflect on matching children and foster families. Child & Family Social Work, 23(3),
458–465............................................................................................................................................41
,Samenvatting artikelen Pleegzorg
1. Grietens, H., Van Oijen, S., & Ter Huizen, M. (2012). Ingrijpende
levensgebeurtenissen en traumasymptomen bij pleegkinderen: Een
verkennend onderzoek in Noord Nederland. Orthopedagogiek:
Onderzoek en Praktijk
Samenvatting
In de literatuur wordt gerapporteerd dat nogal wat pleegkinderen kampen met symptomen van
posttraumatische stress ten gevolge van de stressvolle levensgebeurtenissen die ze voorafgaand aan
de plaatsing hebben meegemaakt (bijv. geweld, verlies). Deze kinderen hebben vaak specifieke
behoeften aan zorg. Gegevens over de aanwezigheid van traumasymptomen bij pleegkinderen in
Nederland ontbreken. In deze verkennende studie werden via de pleegouders van 91 pleegkinderen
(mediaanleeftijd: 8 jaar) gegevens over meegemaakte stressvolle levensgebeurtenissen,
traumasymptomen en gedragsproblemen verzameld. Gemiddeld hadden pleegkinderen meer dan
acht stressvolle levensgebeurtenissen meegemaakt voor ze in het pleeggezin terechtkwamen. Verder
bleek dat meer dan drie op de tien pleegkinderen last had van posttraumatische stress en dat er een
significante samenhang bestond tussen het aantal meegemaakte gebeurtenissen en het stressniveau
van kinderen.
Posttraumatische stress-symptomen voorspelden gedragsproblemen. Het aantal meegemaakte
gebeurtenissen op zich was geen significante voorspeller van gedragsproblemen. Vermijding was een
significante voorspeller van internaliserende problemen, arousal, een toestand van het centrale
zenuwstelsel die aangeeft hoe alert je bent en of je op dat moment zintuiglijke prikkels uit je
omgeving kan opnemen en verwerken, van externaliserende problemen. Deze verkennende studie
leert dat een vrij grote groep pleegkinderen kampt met traumasymptomen. Professionals in de
pleegzorg dienen zich hiervan bewust te zijn en moeten worden geholpen om traumasymptomen bij
pleegkinderen in een vroeg stadium te herkennen en adequate antwoorden op hun behoeften te
formuleren.
Inleiding
Onder invloed van het overheidsbeleid om bij een uithuisplaatsing pleegzorg de voorkeur te geven
boven residentiële zorg is in het afgelopen decennium het aantal pleegzorgplaatsingen in Nederland
verdubbeld. Bij een grote groep pleegkinderen is sprake van een belaste voorgeschiedenis in de vorm
van verlieservaringen, verwaarlozing, mishandeling of ander interpersoonlijk geweld. Hierdoor
hebben pleegkinderen vaak te maken met hechtingsproblemen, gedragsproblemen, traumatische
stress of psychiatrische problematiek waardoor hun ontwikkeling stagneert en de dagelijkse
opvoedsituatie in het pleeggezin onder druk komt te staan.
Jeugdzorgaanbieders hebben de maatschappelijke opdracht om effectieve hulp te bieden bij
(ernstige) opgroeiproblemen van pleegkinderen in een pleeggezin. Het laten voortbestaan van deze
opgroeiproblemen kan tot gevolg hebben dat de pleegzorgplaatsing wordt afgebroken en een
verplaatsing naar een ander pleeggezin volgt, wat vervolgens kan leiden tot een toename in de ernst
van probleemgedrag bij kinderen en ook tot meer posttraumatische stress, in het bijzonder bij
kinderen die het slachtoffer waren van mishandeling voor ze uit huis werden geplaatst.
,Gedragsproblemen van pleegkinderen, en dat met name externaliserende problematiek, zijn van
grote invloed op het afbreken van plaatsingen. Van de afgebroken plaatsingen heeft ongeveer een
derde tot twee derde een oorzaak die ligt in de traumatische ervaringen van de pleegkinderen.
Onderzoeksvragen
1. Wat is het aantal stressvolle gebeurtenissen dat pleegkinderen (voorafgaand aan de plaatsing)
hebben meegemaakt?
2. In welke mate komen traumasymptomen voor bij pleegkinderen?
3. Wat is de relatie tussen het aantal meegemaakte stressvolle gebeurtenissen en de
traumasymptomen bij pleegkinderen?
4. Wat is de relatie tussen het aantal meegemaakte stressvolle gebeurtenissen, de traumasymptomen
en internaliserende en externaliserende gedragsproblemen bij het pleegkind?
Methode
Er is een exploratief onderzoek met een cross-sectioneel design uitgevoerd. Hiervoor is bij
pleeggezinnen van vijf pleegzorgaanbieders uit Noord Nederland in de periode van 1 januari 2009
tot 1 april 2010 informatie verzameld. Van de 100 aan het onderzoek deelnemende pleeggezinnen
zijn bij 91 pleeggezinnen voldoende en valide ingevulde vragenlijsten ontvangen om in het onderzoek
te worden geïncludeerd. De mediaanleeftijd van de pleegkinderen was 8 jaar. 52.7% waren meisjes
en 47.3% waren jongens. Wat het type pleegzorgplaatsing betreft, was 29.7% een netwerkplaatsing
en 70.3% een bestandsplaatsing.
Procedure van dataverzameling
Bij elke pleegzorgaanbieder werden willekeurig 20 beschikbare pleeggezinnen geïncludeerd. Aan de
deelnemende pleeggezinnen zijn vragenlijsten toegezonden, met het verzoek aan de pleegmoeder
om deze in te vullen, dit werd in 91.8% van de gevallen door de pleegmoeder ingevuld. Een
ouderejaars student Orthopedagogiek heeft aanvullende diagnostiek afgenomen.
Instrumentarium
Om het aantal meegemaakte stressvolle gebeurtenissen te meten, is gebruik gemaakt van een in het
Nederlands vertaalde versie van de Parents Report of Traumatic Impact. Deze vragenlijst heeft 35
items en elk item omschrijft een stressvolle gebeurtenissen.
Voor het inschatten van het ervaren trauma is gebruik gemaakt van de Trauma Symptom Checklist
for Young Children (TSCYC) in het Nederlands. De TSCYC meet posttraumatische stress en
gerelateerde psychologische symptomen. De vragenlijst omvat 90 items waarbij de respondent
wordt gevraagd om met behulp van een vierpunts-Likertschaal (niet, soms, vaak, heel vaak) aan te
geven in hoeverre het desbetreffend kind in de afgelopen maand het beschreven gedrag heeft laten
zien. De vragenlijst geeft een score op negen klinische subschalen en twee validiteitschalen die de
mate weergeven waarin de ouder vermijdend of ontkennend antwoord.
Om de ernst van de symptomatologie te interpreteren wordt gebruik gemaakt van T-scores. Een
score tot 60 op de klinische subschalen geeft het normale gebied weer. T-scores tussen de 60 en 65
zijn subklinisch, ze wijzen op een symptomatologie die zorgelijk is en een T-score van 65 en hoger
geeft de klinische range van de symptomatologie weer.
Voor het vaststellen van de door pleegmoeder ervaren internaliserende en externaliserende
gedragsproblemen is gebruik gemaakt van de Child Behavior Checklist/6-18 (CBCL/6-18).
De CBCL/6-18 is ontworpen om bij de ouder informatie over het probleemgedrag van het kind, in de
leeftijd van 6-18 jaar, over de afgelopen zes maanden te verzamelen. Het bevat 120 items over
emotionele- en gedragsproblemen met een antwoordformat van een driepuntsschaal.
, Resultaten – Wat is het aantal stressvolle gebeurtenissen dat pleegkinderen (voorafgaand aan de
plaatsing) hebben meegemaakt?
Gemiddeld hebben de pleegkinderen volgens hun pleegouder meer dan acht stressvolle
gebeurtenissen meegemaakt (M = 8.2; SD = 3.4) met een bereik van twee tot achttien. Er zijn geen
significante verschillen tussen jongens en meisjes en ook niet tussen kinderen in bestands- versus
netwerkpleegzorg. De meest voorkomende stressvolle levensgebeurtenis is het aantal verhuizingen
vanaf de geboorte van het kind (87.9%).
We zien dat de stressvolle gebeurtenissen vooral te maken hebben met verlies (verhuizing, scheiding
van ouders), school (jaar doubleren, leerprobleem, school niet kunnen afronden) en interpersoonlijk
geweld (geweld tussen de ouders, fysiek geweld tegen het kind, seksueel misbruik). In totaal is er
volgens de pleegouder sprake van seksueel misbruik bij 36 kinderen (39.6%). Bij zeven kinderen werd
het misbruik daadwerkelijk vastgesteld, bij de overige kinderen ging het om vermoedens. Van de 36
kinderen zijn tweederde meisjes; dit is de helft van de in het onderzoek betrokken meisjes. De
samenhang tussen geslacht en slachtoffer zijn van seksueel misbruik is significant.
Resultaten – In welke mate komen traumasymptomen voor bij pleegkinderen?
In Tabel 1 geven we de percentages
pleegkinderen die afwijkende scores,
subklinische en klinische, behaalden op de
traumavragenlijst. Een subklinische score
betekent dat het aantal gerapporteerde
symptomen zorgelijk mag worden genoemd.
Een klinische score wijst erop dat het aantal
gerapporteerde symptomen van dien aard is
dat professionele zorg wenselijk is. Meer dan
drie op de tien pleegkinderen heeft last van
posttraumatische stress-symptomen (33%). Ruim een kwart vertoont ernstige
vermijdingssymptomen (26.4%) en meer dan een derde arousal (36.3%).
Resultaten – Wat is de relatie tussen het aantal meegemaakte stressvolle gebeurtenissen en de
traumasymptomen bij pleegkinderen?
We zien een significante positieve samenhang tussen het aantal meegemaakte gebeurtenissen en de
totale score op de posttraumatische stress schaal, intrusie, arousal en vooral vermijdingsgedrag. Voor
intrusie en arousal is het verband klein en voor de totale PTS-schaal en vermijding matig.
Resultaten – Wat is de relatie tussen het aantal meegemaakte stressvolle gebeurtenissen, de
traumasymptomen en internaliserende en externaliserende gedragsproblemen bij het pleegkind?
- Het aantal stressvolle gebeurtenissen dat het pleegkind volgens de pleegouder heeft meegemaakt,
wordt als predictor meegenomen.
- Vier schalen van de TSCYC blijken de scores op de CBCL Totale Problemen schaal significant te
voorspellen: arousal, woede, seksuele zorgen en dissociatie. Arousal is de sterkste voorspeller.
- Drie schalen van de TSCYC voorspellen de scores op de CBCL internaliseren schaal: angst, depressie
en vermijding. Angst is de sterkste voorspeller.
- Vier schalen van de TSCYC voorspellen de scores op de CBCL Externaliseren schaal: woede, arousal,
seksuele zorgen en intrusie. Woede is de sterkste voorspeller.