Oncologische zorg.
Kanker is een ongecontroleerde deling van lichaamscellen. Deze cellen kunnen niet meer
stoppen met delen en groeien in omliggende weefsels (infiltratie) en verspreiden zich door
het lichaam (metastasering). Bij kanker vindt er een verandering in het DNA plaats wat
tijdens de celdeling doorgegeven wordt aan de nieuwe cellen. Huidkanker komt het meeste
voor en komt het meest op latere leeftijd voor.
Cellen zijn individuen die samen het lichaam vormen. Celdeling wordt geregeld door het
DNA.
Hoe ontstaat kanker?
- De regelgenen zijn ontregeld.
- Regelgenen zijn genen die betrokken zijn bij de groei en deling van de cel. Een cel heeft
100 regelgenen.
- Wanneer deze regelgenen door een mutatie ontregeld worden kunnen ze van een
gewone cel een kankercel maken.
- Er zijn twee groepen regelgenen in de cel: proto-oncogenen (stimulerende groei) en
tumorsuppressorgenen (beschermen tegen tumorgroei).
- Normaal zorgen fouten in het DNA ervoor dat de cel zelfmoord pleegt.
Ziekteleer kanker:
- Een normale cel wordt beïnvloed door veel factoren uit de omgeving. Dit heeft invloed op
de celgroei en functie.
- De cel heeft de mogelijkheid om eigen groei te controleren verloren.
Wereldwijd sterven er jaarlijks 7,9 miljoen mensen aan kanker (13% van het aantal
sterfgevallen) dit zal stijgen tot 11,4 miljoen in 2030.
Benigne (goedaardig)
Een goedaardige tumor is geen kanker. Het gezwel groeit niet door andere weefsels heen en
verspreidt zich niet door het lichaam. Een goedaardige tumor kan wel tegen omliggende
weefsels of organen drukken. Dit kan een rede zijn om de tumor te verwijderen. Heel soms
kan een benigne tumor maligne worden. Niet solide tumoren: leukemie bevindt zich in de
bloedbaan.
Terminologie.
Het woord tumor betekend gezwel en word ook wel neoplasie genoemd. Een neoplasie kan
kwaadaardig of goedaardig zijn. Oncologie is de leer van de neoplasmata. Het proces van
het ontstaan van kwaadaardige tumoren wordt oncogenese/carcinogenese genoemd.
Risico op kanker.
- Intrinsieke risicofactoren: horen nu eenmaal bij de betreffende persoon en kunnen niet
veranderd worden zoals leeftijd, genen hormonale invloeden (bijvoorbeeld oestrogeen bij
mammaca), genetische factoren (BRCA1 of BRCA2) en gevolg van andere ziekten zoals
ziekte van crohn.
- Extrinsieke risicofactoren: hebben te maken met het gedrag en de omgeving van de
desbetreffende persoon zoals roken, luchtvervuiling, voeding, overgewicht, zonnen,
ongezonde voeding, onvoldoende beweging, ioniserende straling, beroepsrisico,
geneesmiddelen, infecties en het milieu.
,Soorten tumoren.
- Meer dan 100 soorten kanker.
- Carcinoom: uitgaande van de epitheelcellen.
- Sarcoom: uitgaande van de steun en bindweefselcellen.
- Hematologische kanker: uitgaande van het bloed en de bloedvormende organen.
Ontwikkeling maligniteit.
- Dysplasie: afwijking in de weefselstructuur.
- Infiltratie.
- Metastasering.
TNM-stadia.
- T: tumor grootte.
- N: Aantal lymfeklieren.
- M: metastasen op afstand.
Curatieve behandeling: behandeling gericht op genezing.
Palliatieve behandeling: behandeling gericht op kwaliteit van leven.
Terminale fase: behandeling gericht op kwaliteit van sterven.
Behandeling van kanker:
- Chirurgie.
- Radiotherapie.
- Chemotherapie, doelgerichte therapie en immunotherapie.
- Interventie-radiologie.
- Anti-hormonale therapie.
Radioloog, patholoog, klinische geneticus.
Welke rol heeft de verpleegkundig specialist?
- Behandelrelatie.
- Rol in diagnostische fase.
- Coördinatie en continuïteit zorgpad.
- Symptoom en toxiciteitsmanagement.
- Ondersteuning zelfmanagement.
- Voorlichting.
- Psychosociale zorg.
- Nazorg en na controle.
,Dermatologische tumoren.
De huid is het grootste orgaan van de mens en kent een divers aantal maligniteiten die in dit
hoofdstuk worden behandeld. Huidtumoren vertegenwoordigen de grootste groep maligne
aandoeningen die in Nederland voorkomt (> 50 % in 2017). Zij kennen de volgende
onderverdeling:
- basaalcelcarcinoom (BCC): ongeveer 72 %;
- Plaveiselcelcarcinoom (PCC): ongeveer 18 %;
- Melanoom: ongeveer 9 %;
- merkelcelcarcinoom (MCC): ongeveer 0,2 %;
- Overige: ongeveer 0,2 %.
-
Je toont kennis van de etiologie van dermatologische tumoren.
In 2017 werden in Nederland 66.800 nieuwe patiënten met een maligne huidtumor
gediagnosticeerd van wie 6200 met een melanoom en 150 met een MCC. De incidentie van
huidkanker in Nederland stijgt jaarlijks. Het ontstaan van een huidtumor houdt meestal
verband met chronische irritatie van de huid.
De bekendste irritatiebronnen zijn:
- Ultraviolet licht (uv-a, uv-b, uv-c); tumoren van de huid komen aanmerkelijk meer voor bij
mensen die veel buiten werkzaam zijn, zoals landbouwers, zeelui en blanke mensen die
jarenlang in de tropen hebben gewerkt. Ongeveer 90 % van alle huidtumoren wordt dan
ook gezien op plaatsen die veel aan zonlicht zijn blootgesteld, zoals hoofd (neus, lippen,
oren), handen, armen en benen.
- Ulcera, bijvoorbeeld chronisch ulcus cruris.
- Röntgenstraling.
- Langdurig contact met carcinogene stoffen, bijvoorbeeld teer.
Je toont kennis van de diagnostiek en stadiëring van dermatologische tumoren
Basaalcelcarcinoom: de patiënt gaat eerst naar de huisarts, mocht deze een vermoeden
hebben van een maligniteit wordt de patiënt doorgestuurd naar de dermatoloog voor nadere
diagnostiek. Er wordt een biopt afgenomen om de groeiwijze en chirurgische marges te
bepalen.
De prognose van het basaalcelcarcinoom is zeer gunstig. Metastasering is zeldzaam en
gebeurt alleen bij verwaarloosde, zeer grote BCC’s. Patiënten die eenmalig voor een
laagrisico BCC zijn behandeld hoeven over het algemeen niet gecontroleerd te worden.
BCC’s met een hoog risico op recidief of BCC’s waarbij de radicaliteit van de behandeling
onbekend is, dienen ten minste eenmalig gecontroleerd te worden. In het geval van
meerdere BCC’s wordt jaarlijkse controle geadviseerd.
Plaveiselcelcarcinoom: de patiënt gaat eerst naar de huisarts, mocht deze een vermoeden
hebben van een maligniteit wordt de patiënt doorgestuurd naar de dermatoloog voor nadere
diagnostiek. Er wordt een biopt afgenomen om de groeiwijze en chirurgische marges kan
bepalen.
De prognose van het plaveiselcelcarcinoom is ongunstiger dan die van het
basaalcelcarcinoom, voornamelijk door de kans op metastasering naar de regionale
lymfekliergebieden. De 10-jaars overleving van het incidentiecohort 2006–2010 bedraagt 90
%. De kans op een tweede primair PCC is substantieel (30 % in vijf jaar). 75 % van de
recidieven en kliermetastasen wordt binnen twee jaar ontdekt; 95 % binnen vijf jaar. Een
vijfjaars follow-up is geïndiceerd.
,Melanoom: Diagnostiek van gepigmenteerde huidafwijkingen is moeilijk. Volume en ervaring
spelen een grote rol. De meeste excisies van voor melanoom verdachte huidafwijkingen
blijken na histologisch onderzoek geen melanoom te zijn. Gemiddeld exciteert een ervaren
dermatoloog 8 verdachte maar uiteindelijk benigne laesies, om 1 melanoom te vinden.
Je kan behandelingen van dermatologische tumoren onderscheiden
Behandelsmogelijkheden van het basaalcelcarcinoom zijn:
- Chirurgie: weefsel wordt opgestuurd naar patholoog of analoog.
- Mohsoperatie: chirurgisch operatie waarbij de pathologie van het stuk weefsel
meteen beoordeeld wordt. Indien de snijranden niet vrij zijn van tumor wordt nog een marge
huid verwijderd en opnieuw met vriescoupe onderzocht.
- Cryotherapie: koudetherapie.
- Radiotherapie
- Foto dynamische therapie (PDT)
- Chemotherapie
- Imiquimod: immunozalf.
Behandelingsmogelijkheden voor plaveiselcelcarcinoom:
Chirurgie: Stadium I – primaire tumoren met een laag risico – kunnen met conventionele
chirurgie met een marge van 5 mm verwijderd worden. Bij recidief of hoog risico-tumoren
wordt een marge van 10 mm aanbevolen.
Radiotherapie: Radiotherapie met fotonen of elektronen lijkt vergelijkbare genezingskansen
te bieden als chirurgie. De meeste protocollen vereisen tussen 10 tot 20 bestralingssessies.
Bij onacceptabele chirurgische risico’s is radiotherapie een goed alternatief.
- Immuuntherapie.
Behandeling melanoom:
Stadia I en II.
- Chirurgie: Melanoomverdachte huidafwijkingen dienen met een marge van 2 mm rondom
de zichtbare afwijking te worden geëxciteerd. Dit gebeurt meestal door de dermatoloog of
de huisarts. De excisie dient, voor zover mogelijk, in de lengterichting van het dichtstbij
zijnde lymfeklierstation te geschieden.
- Schildwachtklierbiopsie.
Stadium IIIA <1: groep wordt gevolgd met een follow up gedurende vijf jaar met echografie.
Stadium IIIA >1: adjuvante immuuntherapie.
Stadium III met klinisch of radiologisch waargenomen kliermetastasen: klierdissectie waarbij
de lymfeklieren worden verwijderd.
Stadium IIIB: immuuntherapie
Regionale geïsoleerde perfusie: Regionale geïsoleerde perfusie is een behandeling voor een
op een extremiteit gelokaliseerd melanoom, waarbij gedurende één tot anderhalf uur een
cytostaticum (melfalan) in een hoge dosering in de bloedvaten van de verwarmde extremiteit
circuleert. Door de isolatie van de rest van het lichaam ontstaat geen systemische toxiciteit.
Stadium IV:
- Chemotherapie.
- Radiotherapie.
- Targeted therapie.
, Je kan preventieve maatregelen bij dermatologische tumoren onderscheiden
Door verbranding van de huid ontstaat er schade aan het DNA wat kwaad doet voor de huid.
Huidkanker is de meest voorkomende vorm van kanker. Zon en verbranding zijn belangrijke
oorzaken. Melanomen zijn de meest agressieve groep van huidkanker. Basaalcelcarcinoom
komt het meest voor bij de soorten kanker van de huid.
De belangrijkste veroorzaker van een huidmaligniteit is chronische irritatie van de huid ten
gevolge van:
- Ultraviolet licht.
- Ulcera.
- Röntgenstraling.
- Contact met carcinogene stoffen.
Primaire preventie: voorlichting geven. Nadruk moet gegeven worden dat het gevaarlijk is
voor jonge kinderen om langdurige blootstelling te hebben aan het zonlicht en dat de zon
vermeden moet worden tussen 12.00 en 15.00. Ook bedekkende kleding, inclusief hoed/pet
en een uv-werende zonnebril dragen bij aan het tegengaan van overmatige blootstelling aan
zonlicht. Zonnebrand van minimaal 30 graden bieden bescherming tegen verbranding en
verminderen het risico op het ontwikkelen van een plaveiselcelcarcinoom.
Secundaire preventie: heeft als doel de diagnose huidkanker in een zo vroeg mogelijk
stadium te herkennen. Onderkennen van huidafwijkingen. Rode rasperig aanvoelende
plekjes met korstvorming. Langzaam groeiende, wratachtige knobbeltjes, verandering van
moedervlekken. Patiënten dienen aangemoedigd te worden de gehele huid te fotograferen
en deze foto’s in de toekomst als geheugen te gebruiken bij inspectie. Bij veranderingen van
de huid of ontstaan van nieuwe moedervlekken, wordt geadviseerd de huisarts te
raadplegen.
Alertheid is geboden bij moedervlekken indien, deze groter worden, van kleur veranderen,
gaan jeuken. Verheven glad, glazig bolletje met een gelobde rand (nodulair
basaalcelcarcinoom). Rode, soms wat schilferige plek met een nauwelijks waarneembaar
opgeworpen randje. Vlak ulcus met een iets verheven rand en infiltraat daaromheen.
Putje met een omgevend subcutaan infiltraat.
Je kan gegevens verzamelen om de zorg bij mensen met dermatologische tumoren vast te
stellen
Je kan de verpleegkundige zorg voor mensen met dermatologische tumoren onderbouwen
De verpleegkundige zorg hangt erg af van de uiting van de ziekte en op welke manier er
behandeld wordt. Wondverzorging is een veel voorkomende handeling bij huidkanker, na
een operatie zullen deze wonden verzorgd moeten worden. Hiernaast zijn standaard
complicaties na een operatie onderdeel van de verpleegkundige taken, denk aan zorg na
nabloeding, zwelling, infectie, gevoelsstoornis omliggende huid en wondvocht. Bij erg
mutilerende operaties in bijvoorbeeld het gezicht is voorbereiding en acceptatie erg
belangrijk. Eventuele doorverwijzing naar een psycholoog of een gesprek met de patiënt kan
prettig zijn. Mensen die behandeld worden met radiotherapie zullen huidverzorging nodig
hebben, denk aan het vettig houden van de huid met een zalf. Raad mensen aan om; niet te
lang de huid te laten weken in bijv. zwembad of bad, vermijd zeep en parfum(houdende)
producten en de zon om zo de huid zo veel mogelijk te laten herstellen en zo min mogelijk uit
te laten drogen.