Historische context 2 Verlichting
2.1 Verlichte ideeën over een betere samenleving
Kenmerkende aspecten:
- Het streven van vorsten naar absolute macht.
- De wetenschappelijke revolutie.
- Rationeel optimisme en een ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de
samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.
- Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur een eigentijdse
verlichte vorm te geven (verlicht absolutisme).
Vraag: Welke ideeën ontstonden tijdens de Verlichting over een meer rechtvaardige samenleving
(1650-1789)?
Je kunt de oorzaken van de wetenschappelijke revolutie aangeven en uitleggen welk gevolg de
wetenschappelijke revolutie had voor de opvattingen over de verantwoordelijkheid van staat of
vorst tegenover de godsdienst.
Oorzaken waren:
1. Humanisten: uitgaande van de klassieke oudheid (hernieuwde belangstelling) en
christendom kwam er meer aandacht voor het individu/heden. Ontstaan nieuw
mens/wereldbeeld. Stimuleren nieuwe wetenschappelijke belangstelling door bestuderen
werken uit de Oudheid.
2. Ontdekkingsreizen zorgden voor meer contact met andere culturen.
3. Ambachtelijke techniek zorgde voor betere microscopen, molens en slingeruurwerk.
Je kunt uitleggen hoe inzichten vanuit de wetenschappelijke revolutie doorwerkten in de
Verlichting en leidden tot rationeel optimisme.
Ontstaan nieuwe visie op wetenschap: geleerden deden onderzoek en dachten erover na hoe men
dat moest doen.
1. Rationalisme: Descartes: de Rede, ratio, kan de waarheid kennen. Zintuiglijke waarneming
van de mens is vaak subjectief, waardoor men alleen tot kennis kan komen door aangeboren
ideeën via logisch en intuïtief redeneren.
2. Empirisme: Locke: Zintuiglijke waarneming leidt tot kennis. Door waarnemingen te
combineren ontstaat betrouwbare kennis.
Natuurwetten en God De kerk gaf kritiek op het idee dat er onveranderlijke natuurwetten waren. Er
leek geen ruimte te zijn voor God. Veel gegevens uit de Bijbel zouden overbodig en misschien
aantoonbaar onjuist zijn. De rol en functie van de kerk zou worden bekritiseerd. Wetenschappers en
filosofen wilden echter God niet buitensluiten, maar juist Zijn grootsheid tonen. Opkomst deïsme:
God schiep de wereld, door natuurwetten blijft wereld lopen. Godsdienst werd steeds meer gezien
als persoonlijke aangelegenheid. Als God enkel op de achtergrond aanwezig was, hoefden vorsten
ook geen invloed uit te oefenen op de religieuze keuzes van onderdanen. tegenstelling van
Augsburgs Religievrede in 1555
Rationeel optimisme Er kwam vertrouwen in het menselijke verstand. Geschiedenis van mensheid:
gestage vooruitgang, mens leerde natuur steeds meer beheersen. Methoden uit
natuurwetenschappen kunnen ook worden gebruikt in menselijke samenleving. Door gebruik te
maken van rede kunnen problemen worden voorkomen: ziekten, armoede, honger etc. Een kritische
houding tegenover religieuze praktijken (traditie) en gezagsverhoudingen is nodig.
Opvoeding en grenzen aan de rede Goede opvoeding en goed onderwijs is belangrijk. Beschaving en
kennis maakte evenwichtige en deugdzame personen. Zonder religieuze vooroordelen of bijgeloof
kon men rationeel denken en doorzien wat het beste was voor de maatschappij. Verspreiding van
deze verlichte ideeën en wetenschappelijke kennis gebeurde door de Encyclopédie van Diderot en
d’Alembert. Kritiek op reikwijdte van menselijke verstand door Kant: waarneming gestuurd door
1
, onze ordening. Onze waarneming wordt gestuurd door onze begrippen? Durf je verstand te
gebruiken. Een mens kan geen objectieve kennis van de werkelijkheid hebben. Te sterke
afhankelijkheid van ratio kan moraal in geding brengen. Mensen leren de wereld kennen door dingen
in de leefomgeving te bekijken. Het aangeboren menselijke verstand zorgt vervolgens voor een
specifieke interpretatie van deze waargenomen werkelijkheid.
Je kunt de ideeën van Locke en Rousseau over natuurrechten en over het sociaal contract
beschrijven en daarbij verschillen tussen beide aangeven.
Natuurlijke rechten waren rechten die elke mens vanaf zijn geboorte bezat en losstonden van wetten
die de overheid had ingesteld.
Sociaal contract: volk besluit samen een politieke gemeenschap te vormen.
Locke vond de belangrijkste rechten: recht op leven, vrijheid en eigendom. Om leven en
eigendommen te beschermen kunnen mensen vrijwillig een politieke gemeenschap vormen, waarin
de meerderheid beslissingen neemt of de macht wordt afgestaan aan bijv. vorst . Bij misbruik van
macht of geschonden rechten kunnen burgers bestuurders afzetten. De afspraak hiervoor is het
sociaal contract: een stilzwijgende overeenkomst tussen inwoners, die voorkomt uit het besef dat
het voor iedereen beter is een deel van de vrijheid in te leveren in ruil voor bescherming van leven
en eigendommen.
Rousseau vond het gewone volk onbedorven en van nature geneigd tot het goede. Het volk
verwoordde de algemene wil: gericht op het maatschappelijke belang. Echter, algemene wil was niet
wil van de meerderheid, waardoor omkoping en misbruik kon plaatsvinden.
Elk mens is vrij geboren. Het enige legitieme gezag was op basis van overeenkomst tussen mensen.
Hij verwierp slavernij en absoluut koningschap. Volk kon vrijheid niet opgeven door zich te
onderwerpen aan koning. Geen staat meer, maar meester met slaven. De enige manier van
staatsstichting was met behulp van sociaal contract, met vrijwillige aaneensluiting.
Beiden: volk bezit in staat soevereiniteit. Rousseau: macht moest zelf door volk worden uitgeoefend.
Bij overdragen van macht, werd volk slaaf van heerser en was er geen echte staat. Voorstander
directe democratie, maar aangezien dit niet was te realiseren in Frankrijk, kon men de beslissing van
afgevaardigden achteraf ook laten goedkeuren door het hele volk.
Je kunt de ideeën van Montesquieu over de scheiding der machten beschrijven.
Montesquieu bouwde voort op Locke, hij was een voorstander van monarchie, maar de macht van
de koning moest in evenwicht worden gehouden door andere instanties. Principe van trias politica:
er is een uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht, uitgeoefend door verschillende instanties!
Je kunt de economische ideeën van Adam Smith beschrijven.
Schreef boek: welke factoren bepalen rijkdom staat. In de 17 e eeuw ontstond mercantilisme,
overheden namen maatregelen om eigen productie en handel te beschermen. Smith meende dat er
weinig overheidsbemoeienis met de economie moest zijn. Er moest vrijhandel en marktwerking zijn,
waarbij hij uitging van rationeel eigenbelang: mens heeft aangeboren neiging om vooral op eigen
belang te letten, waarbij hij verstandelijk te werk gaat. Om geld te verdienen gaan ondernemers
produceren waar vraag naar is en vragen prijs waar zij winst mee halen. Het leidt tot betere
producten en diensten, economische groei en welvaart.
Je kunt de verandering in de politieke cultuur beschrijven die het gevolg was van de Verlichting.
Politieke cultuur veranderde door de komst van boeken, kranten en tijdschriften, waarin verlichte
ideeën werden verspreid. Naast dat de gegoede burgerij kennis maakte met nieuwe opvattingen,
werd de bevolking ook in kennis gebracht door pamfletten en spotprenten. Mensen leerden lezen en
schrijven en koningen konden daarom publieke opinie niet meer negeren.
Je kunt de diverse reacties van absolute vorsten op hiervoor genoemde ontwikkelingen
beschrijven.
2