100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten
logo-home
EUROPEES RECHT: samenvatting boek (literatuur) €5,49
In winkelwagen

Samenvatting

EUROPEES RECHT: samenvatting boek (literatuur)

7 beoordelingen
 13 keer verkocht

Behaald cijfer: 7.0 Dit document bevat een samenvatting van de voorgeschreven literatuur voor het vak Europees Recht. De samenvatting is gebaseerd op het boek: Het recht van de Europese Unie, de vijfde druk.

Laatste update van het document: 6 jaar geleden

Voorbeeld 10 van de 91  pagina's

  • Ja
  • 27 oktober 2018
  • 7 januari 2019
  • 91
  • 2018/2019
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (52)

7  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: rieneke_moniek • 5 jaar geleden

reply-writer-avatar

Door: dm95 • 5 jaar geleden

Bedankt voor je positieve beoordeling. Naast dat ik jou in de toekomst ook nog hoop te kunnen helpen aan samenvattingen, hoop ik tevens van harte dat je je tentamen zult halen. Succes!

review-writer-avatar

Door: cmeter • 4 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: amberrrrrr • 6 jaar geleden

reply-writer-avatar

Door: dm95 • 6 jaar geleden

Bedankt voor je positieve beoordeling ten aanzien van mijn document. Hopelijk heb je er iets aan. Succes met studeren !

review-writer-avatar

Door: Florishenry • 6 jaar geleden

reply-writer-avatar

Door: dm95 • 6 jaar geleden

Bedankt voor je positieve beoordeling ten aanzien van mijn document. Hopelijk heb je er iets aan. Succes met studeren !

review-writer-avatar

Door: Lodewijk92hermans • 6 jaar geleden

reply-writer-avatar

Door: dm95 • 6 jaar geleden

Bedankt voor je positieve beoordeling ten aanzien van mijn document. Hopelijk heb je er iets aan. Succes met studeren !

review-writer-avatar

Door: mass1301 • 6 jaar geleden

reply-writer-avatar

Door: dm95 • 6 jaar geleden

Bedankt voor je positieve beoordeling ten aanzien van mijn document. Hopelijk heb je er iets aan. Succes met studeren voor het tentamen EU!

reply-writer-avatar

Door: mass1301 • 6 jaar geleden

Antwoord verwijderd door de gebruiker

reply-writer-avatar

Door: mass1301 • 6 jaar geleden

Klopt het dat het laatste deel van h8 ontbreekt in je samenvatting (over art. 106 en 107 VWEU)? Verder hele prettige samenvatting

reply-writer-avatar

Door: dm95 • 6 jaar geleden

Hoi! Dank voor je vraag! Ja dit klopt, bewust heb ik dit deel niet samengevat omdat ik vooral het hoorcollege op dit punt erg duidelijk vond. Deze aantekeningen heb ik zo uitgebreid mogelijk uitgewerkt in mijn andere document: hoorcollege aantekeningen. Hopende je voldoende te hebben geïnformeerd wens ik je succes met de voorbereiding!

review-writer-avatar

Door: Kimdebruinn • 6 jaar geleden

reply-writer-avatar

Door: dm95 • 6 jaar geleden

Bedankt voor je super positieve beoordeling ten aanzien van mijn document. Erg leuk om ge horen dat je zo tevreden bent. Hopelijk heb je er iets aan. Succes met studeren en je tentamen Europees Recht!

avatar-seller
dm95
Europees recht RGBEE-00110
Samenvatting literatuur
Rijksuniversiteit Groningen




BRONNEN
- F. Amtenbrink en H.H.B. Vedder, ‘Het recht van de Europese Unie’, vijfde druk.
- Slimstuderen.nl, Overzicht studiestof Europees Recht 2017-2018.
Let op: voor alle volledigheid zijn sommige passages uit bovenstaande bronnen letterlijk
geciteerd.




0

,Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Inleiding en wegwijs in het Europese recht 5
Het primaire recht van de Unie 5
Het secundaire recht van de Unie 6
Het tertiaire recht van de Unie 6
Hoofdstuk 2 Het institutionele kader van de Europese Unie 7
Inleiding 7
Het Europees Parlement 7
De Europese Raad 9
Raad van de Europese Unie (De Raad van Ministers) 10
De Europese Commissie 12
Hof van Justitie, Gerecht en rechterlijke kamers 14
De Europese Centrale Bank 15
De Rekenkamer 16
Zelfstandige en ondersteunende organen en instanties 16
Europese Investeringsbank 16
Het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s 17
Europese Ombudsman 18
De agentschappen van de Europese Unie 19
Hoofdstuk 3 Besluitvormingsprocedures in de Europese Unie 20
Inleiding 20
De noodzaak van rechts- en beleidsvorming in de Europese Unie 20
Wie vormen het bestuur van de Europese Unie? 20
Rechts- en beleidsvorming in het kader van het Werkingsverdrag 20
Rechtsvorming in de praktijk 22
De goedkeuringsprocedure 23
Besluitvorming inzake extern optreden 23
De begrotingsprocedure 24
De begroting en haar totstandkoming en uitvoering 24
De procedure tussen Raad en Commissie 25
De procedure betreffende het aannemen van liberalisatierichtlijnen en –
beschikkingen 25
Rechtsvorming in de Europese Unie in de praktijk 25
Rechts- en beleidsvorming in de Europese Unie 26




1

,Hoofdstuk 4 Rechtsbeginselen van de Europese Unie 28
Inleiding 28
Het autonome karakter van het Europese Recht 28
Het loyaliteitsbeginsel 28
De mogelijkheid en wijze van optreden van de Unie: de beginselen van
attributie, subsidiariteit en evenredigheid 29
Europees recht in de nationale rechtsorde 32
Richtlijn conforme interpretatie 35
Objectieve rechtmatigheidstoetsing 36
Gevolgen van de doorwerking voor nationaal procesrecht 36
Fundamentele rechten 38
Hoofdstuk 5 Rechtsbescherming in de Europese Unie 43
Inleiding 43
Procedures voor het Hof van Justitie en het Gerecht 43
Beroep wegens niet-nakoming 44
Beroep tot nietigverklaring 46
Actie wegens nalaten 49
Contractuele aansprakelijkheid van de Unie 49
Niet-contractuele aansprakelijkheid van de Unie 50
Rechtsbescherming voor de nationale rechterlijke instanties 51
Staatsaansprakelijkheid 54
Hoofdstuk 6 Marktintegratiebeleid 56
Marktintegratie 56
Stadia van marktintegratie 56
Het vrije verkeer 56
Positieve integratie door harmonisatie 57
Gevolgen van marktharmonisatie 57
Harmonisatietechnieken 57
1. Wederzijdse erkenning optionele harmonisatie en spontane harmonisatie 58
2. Optionele harmonisatie 58
3. Spontane harmonisatie 58
Nieuwe methode van harmonisatie 58
Instrumenten van harmonisatie 59
Het beoordelingskader van nationale maatregelen na harmonisatie 59
Hoofdstuk 7 Het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal 60
Inleiding: verbod van discriminatie en belemmeringen 60
De reikwijdte van de bepalingen inzake het vrije verkeer 60




2

, Het vrije verkeer van goederen: tarifaire en non-tarifaire belemmeringen 61
Artikel 35 VWEU – het verbod van kwantitatieve uitvoerbeperkingen en
maatregelen van gelijke werking 65
De Cassis-rechtvaardiging voor dwingende vereisten en artikel 36 VWEU 65
Artikel 37 VWEU – staatshandelsmonopolies 67
Het vrije verkeer van personen 68
Inleiding 68
Reisrechten van de Unieburger 68
Verblijfsrechten van de burger van de Unie 68
Verblijf en non-discriminatie 70
Het Unieburgerschap als bijzondere fundamentele vrijheid 72
Beperkingen van het vrije verkeer van burgers van de Unie 73
De vrijheid van vestiging 74
De beperkingen van de vrijheid van vestiging 74
Het vrije verkeer van diensten 75
Grensoverschrijding bij diensten 75
De afbakening van het vrije dienstenverkeer ten opzichte van de andere
vrijheden en niet-economische activiteiten 75
Beperkingen recht op vrij verkeer van diensten 75
Beperkingen van het vrije dienstenverkeer 76
Het vrije verkeer van kapitaal 76
Het recht op vrij verkeer van kapitaal 76
Beperkingen van het vrije kapitaalverkeer 77
Terugblik op de vier vrijheden: assimilatie en verdergaande integratie 77
Artikel: Mr. dr. H. van Eijken, ‘De zaken S. En G. & O. En B.: Grenzeloze
gezinnen en afgeleide verblijfsrechten 78
Hoofdstuk 8 Mededingingsregels 81
Inleiding 81
Plaats van de mededingingsregels in het werkingsverdrag 81
Grondbeginselen van het mededingingsrecht 81
Het doel van het EU-mededingingsrecht 84
Artikel 101 VWEU – het kartelverbod 84
Inleiding 84
Artikel 101 lid 1 VWEU 84
Artikel 101 lid 3 VWEU 87
Artikel 102 VWEU – het verbod op misbruik van een machtspositie 89
Inleiding 89




3

,1. Het vaststellen van een machtspositie 89
Misbruik 89
De handhaving van artikel 101 en 102 VWEU 90
Onschuldige afspraken en artikel 101 VWEU 90




4

,Hoofdstuk 1 Inleiding en wegwijs in het Europese recht
Het primaire recht van de Unie
Verdragen
De belangrijkste primaire bron van het Europese recht zijn verdragen.
Voornamelijk gaat het om het Verdrag betreffende de Europese Unie (lees: EU-
Verdrag of VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
(lees: Werkingsverdrag of VWEU). uit artikel 1 lid 2 VWEU blijkt dat beide
verdragen dezelfde juridische status hebben. Daarentegen is de status van de
interpretatie van deze verdragen moeilijker eenduidig vast te stellen.
In de rechtspraktijk is het Werkingsverdrag de belangrijkste, omdat het regels
bevat voor nadere uitwerking van het algemene kader van de Europese Unie.
Echter, naast voornoemde verdragen zijn er ook nog het Verdrag van Maastricht
of het Verdrag van Lissabon. Deze andere verdragen zijn gesloten vanwege de
wijziging van de oorspronkelijke verdragen waarmee de EU is opgericht.

Het Dassonville-arrest toont de interpretatie van het primaire recht van de EU en
functioneert als definitie van het begrip ‘maatregel van gelijke werking’ zoals
bedoeld in artikel 34 Werkingsverdrag.

Algemene rechtsbeginselen en protocollen
Ook kent het Europese recht algemene beginselen. Denk hierbij aan
grondrechten, interpretatie door het Hof en het Handvest voor de Grondrechten.
Ook protocollen behoren tot deze zelfde laag.
Algemene beginselen zijn gevormd door het Hof in het kader van arresten en
tevens gecodificeerd in het EU Handvest.

De status van de rechtsbronnen
In het klassieke intergouvernementele model zijn de lidstaten - in eerste
instantie vertegenwoordigd door hun regeringen en nationale
volksvertegenwoordiging – het die de hoogste autoriteit bezitten. Ook verwijst
artikel 1 VEU hier uitdrukkelijk naar (‘ hoge verdragsluitende partijen’). In dit
model is het dan ook aan de lidstaten zelf om een verdragswijziging te
bekrachtigen.
De conventieprocedure wijkt op dit punt af. Namelijk kunnen twee Europese
instellingen de verdragsherzieningsprocedure starten, zie hiervoor artikel 48 lid
2 en lid 6 VEU. Hiermee berust de hoogste autoriteit niet meer uitsluitend bij de
lidstaten. Wel geeft de bekrachtiging door de lidstaten een doorslaggevende rol bij
de totstandkoming van verdragen.

Soevereiniteit
Dit begrip beoogt hiërarchie aan te brengen in de verhoudingen tussen landen
onderling en landen ten opzichte van IO’s. Landen zijn soeverein en kunnen
besluiten deze soevereiniteit over te dragen aan IO, zoals de EU. Wordt (een deel
van) de soevereiniteit overgedragen, dan is het land onderworpen aan de IO. Het
recht van de IO zal van hogere rang zijn dan het nationale recht van het land.
Daarnaast geldt dat staten zelf de soevereiniteit kunnen terughalen door zich
bijvoorbeeld terug te trekken uit het Internationaal Strafhof.




5

,Het constitutionele karakter van de regels in het EU-Verdrag heeft effect op de
mate waarin burgers de lidstaten en de EU kunnen binden aan de regels. Alleen
het Werkingsverdrag bevat regels die door burgers kunnen worden ingeroepen
tegenover lidstaten en de EU. De status van het EU-Verdrag (VEU) is gelijk aan dat
van de Grondwet in Nederland: een juridisch kader voor de overheid waarvan de
naleving niet door enkele burgers kan worden afgedwongen.
Het secundaire recht van de Unie
Dit is ook wel het ‘afgeleide Unierecht’. Er bestaat een duidelijke hiërarchie
tussen primair en secundair Unierecht. Hiermee wordt bedoelt dat het secundaire
recht verenigbaar moet zijn met het primaire recht. Het belang van het secundaire
recht is vooral het operationaliseren van de algemene en open primaire normen.
Vormen van secundair recht zijn: besluiten, verordeningen en richtlijnen (art. 25
VEU en 288 VWEU).
Het tertiaire recht van de Unie
Hierbij gaat het om uitvoeringsmaatregelen die zijn genomen op grond van een
bepaald secundair recht. Denk hierbij aan ‘soft law’ waarbij richting wordt
gegeven aan interpretatie van het primaire en/of secundaire recht. Toetsing van
het tertiaire recht kan dus aan zowel Verdragen (primair Unierecht) als aan het
secundaire recht. Het ‘afgeleide Unierecht’ bevat het secundaire en tertiaire
Unierecht.




6

,Hoofdstuk 2 Het institutionele kader van de Europese Unie
Inleiding
Er is een nieuwe rechtsorde gecreëerd door de inwerkingtreding van de Verdragen
van Parijs en Rome. Dit volgt ook uit de Van Gend en Loos en Costa/ENEL-
arresten. Lidstaten hebben hun soevereiniteit op bepaalde terreinen beperkt
doordat ze hun bevoegdheden gedeeltelijk hebben overgedragen aan de EU. Met
het Verdrag van Lissabon bezit de EU eigen rechtspersoonlijkheid en heeft zij
een uniform institutioneel kader.
Wat onder ‘instellingen’ van de EU valt is te vinden in artikel 13 VEU (de hierin
genoemde organen cq. lichamen). Daarnaast wordt ook in het EU-Verdrag en het
Werkingsverdrag verwezen naar ‘instellingen van de Unie’, maar hierbij ontbreekt
een nadere definitie van deze organen. Zie hierbij de organen genoemd in artikel
13 lid 1 VEU.
Het Europees Parlement
Inleiding
Het Europees Parlement is de enige instelling van de Unie die zijn legitimatie
rechtstreeks ontleend aan de onderdanen van de lidstaten. De leden worden in
rechtstreekse algemene verkiezingen in alle lidstaten van de EU gekozen.
Hierdoor is een directe terugkoppeling van het supranationale niveau naar de
bevolking verzekert.

Het Europees Parlement kan echter niet zonder meer gelijkgesteld worden met de
parlementen van de lidstaten. Reden is dat het Parlement niet dezelfde functies
uitoefent. Ten eerste geeft het Parlement niet de grondslag aan een Europese
regering. Ten tweede zijn de wetgevende bevoegdheden beperkter, want het
Parlement heeft geen formeel initiatiefrecht en ook geen exclusieve
besluitvormingsbevoegdheid.

Samenstelling
Volgens artikel 14 lid 2 VEU mag het aantal leden niet meer dan 750 leden plus
voorzitter bedragen. Het aantal leden per lidstaat is dus ook afhankelijk van het
aantal (nieuwe) lidstaten. Terwijl art. 10 lid 1 VEU stelt dat de werking van de
unie is gegrond op de representatieve democratie blijkt uit art. 14 lid 2 EU dat de
burgers van de Unie van de lidstaten alleen degressief evenredig
vertegenwoordigd zijn in het Parlement.
Toedeling van zetels van het Parlement aan de lidstaten maakt duidelijk dat de
‘factor lidstaat’ een belangrijke rol speelt bij de samenstelling van het Parlement.
De facto worden de volkeren van de EU vertegenwoordigd door het Parlement.
Hieruit volgt dat lidstaten met een kleine bevolking is onevenredig sterk in zijn
vertegenwoordiging in het Parlement. Oplossing hiervoor is om niet langer uit te
gaan van vertegenwoordiging van de bevolking van een lidstaat, maar van de
vertegenwoordiging van de Europese bevolking.




7

,Verkiezingsprocedure
Iedere vijf jaar worden de leden van het Parlement door rechtstreekse algemene
verkiezingen in alle lidstaten gekozen. Het ontbreekt in het Unierecht aan een
uniform verkiezingssysteem, waardoor de nationale verkiezingswetten van
toepassing zijn. Artikel 233 lid 1 VWEU bevat een minimumstandaard.
Het is de lidstaten bijvoorbeeld toegestaan om aan hun bijzondere kiesstelsel vast
te houden en bijvoorbeeld een kiesdrempel te hanteren.

Het ontbreken van een uniform verkiezingssysteem is een verklaring voor het
ontbreken van Europese politieke partijen. Dit maakt dat verkiezingen voor het
Parlement in handen van de nationale politieke partijen van de lidstaten zijn.

Actief- en passief kiesrecht
De Europese Raad heeft minimumvoorwaarden gesteld ten aanzien van de wijze
van uitoefening van het actief- en passief kiesrecht. De bestuursrechtelijke
bepalingen van lidstaten moeten aan deze voorwaarden voldoen (zo volgt uit
Richtlijn 93/103/EG). Lidstaten mogen zelf de minimumleeftijd hanteren, maar
dit mag andere niet-EU burgers niet discrimineren.

Een 18 jaar oude onderdaan van België die in Nederland verblijft,
kan in Nederland als kandidaat voor het Europees Parlement optreden, ondanks het
feit dat in België de minimumleeftijd voor uitoefening van
het passieve kiesrecht 21 jaar is.

Vroeger verbood het Unierecht niet dat leden van het Parlement tegelijkertijd een
mandaat in een nationaal parlement hielden. Tegenwoordig bestaat er geen
dubbelmandaat meer.

Taken
Zie hiervoor artikelen 233 t/m 234 VWEU. De taken kunnen in drie basisfuncties
worden verdeeld. Deze onderverdeling is slechts kunstmatig, want met bepaalde
taken worden vaak meer dan één functie vervuld:
1. Quasi-wetgevingsorgaan
Het belangrijkste verschil tussen het Parlement en parlementen van lidstaten is de
wetgevende rol. Het Parlement heeft zo goed als geen bevoegdheid zelf
wetgevingsvoorstellen in te brengen (uitzonderingen staan in art. 223 lid 1 VWEU).
Volgens artikel 225 VWEU kan het Parlement dit alleen door meerderheid van
stemmen een verzoek aan de Commissie te doen. Daarnaast heeft het Parlement
ook geen exclusieve beslissingsbevoegdheid ten aanzien van wetgevingsvoorstellen.
Deelname is alleen tezamen met de Commissie en de Raad. Het Parlement heeft
dus meer een medebeslissingsbevoegdheid.
Ten aanzien van de uitbreiding van de Unie speelt het Parlement wel een
belangrijke rol, want de Raad mag alleen beslissen over een verzoekt tot
intreding, nadat het Parlement instemming heeft gegeven (art. 49 VEU). Dit geldt
ook voor uittreding (art. 50 lid 2 VEU).

2. Democratische controle-instantie
Het Parlement kan onderzoek instellen bij vermeende inbreuken op het Unierecht
of bij wanbeheer. Er kan dan een enquêtecommissie worden ingeroepen (art. 226
VWEU). Daarnaast controleert het Parlement de activiteiten en werkzaamheden
van de Commissie.




8

, Ook heeft het Parlement een vraagrecht ten aanzien van de Commissie, waarop de
Commissie verplicht is mondeling of schriftelijk antwoord te geven (art. 230,
tweede alinea, VWEU). Ook controleert het Parlement de werkzaamheden van de
Centrale Banken. Echter, de bevoegdheden van het Parlement ten opzichte van de
Commissie gaan verder dan het recht op informatie en toelichting. Er kan een
motie van afkeuring aanhangig worden gemaakt bij voorzitter van het Parlement
(1/10e leden vereist) (art. 234 VWEU). Wordt de motie aangenomen, is de
Commissie verplicht als college (dus gezamenlijk) af te treden. Het is verboden
een motie van afkeuring in te dienen tegen een individueel lid of de voorzitter van
de Commissie.

3. Budgethouder
Aan het einde van het jaar stellen het Parlement en de Raad een begroting vast.
Dit wordt gedaan op basis van een door de Commissie opgestelde ontwerpbegroting
(zie art. 314 VWEU).

Organisatie
Het ontbreekt aan Europese politieke partijen. De leden van het Parlement
verdelen zich in politieke groepen of fracties. De Fractie spelen een rol in de
organisatie van de werkzaamheden van het Parlement en het kanaliseren van de
werkzaamheden van de individuele leden. De plenaire vergaderingen worden
voorbereid in parlementaire commissies. Deze commissies houden zich elk met
een bepaald deelterrein bezig.


De Europese Raad
Inleiding
In 1949 werd de Raad opgericht als een internationale organisatie. Op grond van
artikel 13 VEU moeten alle instellingen van de EU de in artikel 3 VEU genoemde
doelstellingen nastreven. Het Verdrag van Lissabon plaatste de Raad in het
politieke leven van de EU. De Raad heeft geen wetgevende rol. De Raad wordt
genoemd in het VWEU als instelling van de EU en heeft daarmee dezelfde status
als het Europees Parlement en de Europese Commissie. Artikel 6 lid 3 VEU bepaalt
dat de EU het EVRM in acht moet nemen en artikel 220 VWEU schrijft
samenwerking tussen de Unie en de Raad van Europa voor.

Samenstelling
Bestaat in de eerste instantie uit de staatshoofden en regeringsleiders van de
lidstaten en voorzitter van de Europese Commissie. De Raad heeft ook een
permanente voorzitter. Hij wordt met gekwalificeerde meerderheid voor 2 ½ jaar
gekozen. Daarnaast mag ook de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie deelnemen
als het gaat om buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid.

‘Staatshoofden’ moet niet te letterlijk worden genomen. Het hoeft dus niet per se
het hoogste staatsorgaan te zijn. Artikel 15 lid 2 VEU: de verwijzing naar
‘regeringsleiders’ geeft een beter beeld. Kort gezegd: de leiders van de
democratisch gekozen regeringen van de lidstaten, die de politieke
verantwoordelijkheid dragen, nemen deel aan de vergaderingen van de Raad.
Daarnaast kunnen ook ministers uit de nationale regering en andere leden van de
Commissie worden uitgenodigd om deel te nemen aan de vergadering(en).




9

Dit zijn jouw voordelen als je samenvattingen koopt bij Stuvia:

Bewezen kwaliteit door reviews

Bewezen kwaliteit door reviews

Studenten hebben al meer dan 850.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet jij zeker dat je de beste keuze maakt!

In een paar klikken geregeld

In een paar klikken geregeld

Geen gedoe — betaal gewoon eenmalig met iDeal, creditcard of je Stuvia-tegoed en je bent klaar. Geen abonnement nodig.

Direct to-the-point

Direct to-the-point

Studenten maken samenvattingen voor studenten. Dat betekent: actuele inhoud waar jij écht wat aan hebt. Geen overbodige details!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper dm95. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 65539 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Begin nu gratis
€5,49  13x  verkocht
  • (7)
In winkelwagen
Toegevoegd