lOMoARcPSD|2668334
, lOMoARcPSD|2668334
Management en Organisatie samenvatting
Hoofdstuk 1, Inleiding
Drie bouwstenen voor een organisatie:
- Strategie / strategisch management
- Operaties / operationeel management
- Organisatiestructuur / organisatieontwerp
Als op een bepaald moment de eisen uit de externe omgeving veranderen, moet de
organisatie daarop inspelen. Doet zij dit niet dat gaan de buitenwereld en binnenwereld
uit de pas lopen en komt het voortbestaan in gevaar.
Hoofdstuk 2, Management, organisatie en besluitvorming
Management en organisaties zijn van groot belang voor het welzijn en de welvaart van
mensen en samenleving.
Management heeft 3 betekenissen:
1. Een groep functionarissen in een organisatie: topmanagement,
middenmanagement, uitvoerend
2. De activiteiten die deze functionarissen uitvoeren: resultaten goed zijn,
excellent management, slecht: mismanagement
3. Een vakgebied :Alle kennis en kunde op het gebied dat in de loop der tijd is
ontstaan.
Onderzoekers die het werk van managers bestudeerd:
Het werk van managers bestaat uit kortdurende activiteiten.
- Fayol: rollen van managers: vooruitzien, plannen, organiseren, opdrachten geven,
coördineren en controleren.
Constituerende taken: Als een manager hoog in de organisatie zit: plannen en organiseren.
Dirigerende taken: Managers op lager niveau, geven van opdrachten en de controle op
de uitvoering.
- Mintzberg: het werk aan de hand van 3 rollen
de interpersoonlijke: Treedt de manager naar buiten als boegbeeld. Als leider die zijn
mensen motiveert en aanstuurt.
de informationele: Houdt de manager goed in de gaten wat er allemaal in en buiten de
organisatie gebeurt, verspreid informatie intern en extern.
besluitvormende rol: Manager ondernemer. Hij lost problemen op, wijst middelen toe en
onderhandeld intern en extern.
- Kotter: geeft aan waar de manager zich mee bezig moet houden. Het vaststellen van
de agenda, het ontwikkelen van een netwerk en het uitvoeren van de taken om de
agenda uit te voeren.
De taken van een manager worden ingedeeld in dirigerende taken, gericht op de
uitvoering, en constituerende taken, gericht op het vormgeven van de strategie en de
organisatiestructuur.
Organisatie kent 3 betekenissen:
1. Een eenheid, waarin mensen, middelen en methoden zijn samengebracht om doelen
te bereiken
2. de wijze waarop de organisatie is ingericht en vormgegeven
, lOMoARcPSD|2668334
3. de activiteit organiseren
Organisaties streven naar het bereiken van resultaten in de vorm van producten en
diensten. Deze vormen de output. Om deze te kunnen realiseren, moet de organisatie
allerlei vormen van input verwerven. Denk aan menskracht, grondstoffen, informatie en
financiën. Het omzetten van input naar output noemt men wel de throughput of transformatie.
Logistieke activiteiten: activiteiten die uiteindelijke producten en diensten van de
organisatie direct voortbrengen.
Ondersteunende activiteiten: sturen de logistieke activiteiten aan.
Kenmerken van organisatie theorieën:
Beschrijvende theorie: Hoe de werkelijkheid eruit ziet volgens de onderzoeker
Voorschrijvende theorie: Hoe de werkelijkheid te verbeteren is.
Universele theorie: Hoe de werkelijkheid er altijd uitziet.
Descriptieve theorie: een beschrijvende theorie; een dergelijke theorie geeft dus aan hoe
bepaalde verschijnselen in de praktijk verlopen, zonder iets voor te schrijven.
Normatieve of prescriptieve theorie: schrijft wel dingen voor; een normatieve theorie geeft
een soort regel waaraan mensen of organisaties zich zouden moeten houden om
succesvol te zijn.
Situatieafhankelijke theorie of Contingentie theorie: hangt af van de situatie.
Organisatietheorieën kunnen verschillend van aard zijn. Men kan ze indelen naar de
mate waarin ze de werkelijkheid beschrijven of aanwijzingen geven om die te
verbeteren. Theorieën kan men ook indelen naar de mate van geldigheid: sommige
theorieën zijn universeel, terwijl anders situatieafhankelijk van karakter kunnen zijn. Op
het gebied van management en organisatie zijn veel theorieën gebaseerd op
onderzoeken in de praktijk.
Besluitvormingsproces:
Om een organisatie goed te laten functioneren, is het van belang dat problemen
worden opgelost door de juiste besluiten te nemen. Het besluitvormingsproces is op te
delen in drie fase:
1. Uitwerken probleemstelling: analyseren van het probleem en het zoeken naar de
oorzaken ervan.
2. het ontwikkelen van oplossingsrichtingen: formuleren van alternatieve om de
problemen op te lossen.
3. het maken van de uiteindelijke keuze: analyseren van de oplossingsrichtingen
en het maken van de keuze.
Soms moet men terug naar een eerdere fase. In de drie fasen van het proces kunnen
verschillende technieken behulpzaam zijn om tot betere resultaten te komen.
Een probleem is een feitelijke of verwachte afwijking van de afgesproken norm.
Voorbeelden: daling marktaandeel, kwaliteitsproblemen, vertrek van medewerkers,
problemen met invoering nieuwe.
1. krachtenveldanalyse maken, helpt met het inzichtelijk maken van de krachten
die het resultaat beïnvloeden en met het bepalen hoe die krachten in te
zetten zijn om het aantal fouten te verminderen.
2. Oplossingsrichting bepalen: brainstorm of lateraal denken: normaal verticaal
denken leidt niet tot nieuwe inzichten en oplossingen.
3. Kiezen uit oplossingsrichtingen:
, lOMoARcPSD|2668334
- beslissingsmatrix: worden de verschillende te verwachten uitkomsten van de
oplossingsrichtingen weergegeven.
- beslissingsboom: Geeft grafisch weer welke oplossingsrichtingen bestaan en
welke externe omstandigheden van invloed zijn op de uitkomst.
ethische kanten van besluitvorming
Ethiek: een reflectie op de moraal, dat is het geheel van ongeschreven regels en
gewoontes waarmee iets als fatsoenlijk of billijk genormeerd kan worden.
Hoofdstuk 3, Omgeving van organisaties
De externe omgeving is op te delen in de meso-en macro-omgeving.
De bedrijfstak waarin een organisatie actief is, wordt de meso-omgeving genoemd. Met
de partijen in de meso-omgeving heeft een organisatie direct contact. Om de structuur
van een bedrijfstak te onderzoeken, ontwikkelde Porter het vijfkrachtenmodel. Met dit
model kan de manager het structurele rendement van een bedrijfstak in kaart brengen.
Het toepassen van het vijfkrachtenmodel van Porter geeft inzicht in de structurele winstgevendheid en
de aantrekkelijkheid van een bedrijfstak. Dit inzicht kan worden gebruikt bij het ontwikkelen van
strategische alternatieve. In de visie van Porter hangt het structurele rendement af van vijf
krachten:
- rivaliteit tussen de bestaande concurrenten binnen de bedrijfstak: De druk die bedrijven
voelen om de strijd aan te gaan met de huidige concurrenten. Mogelijkheden om de
eigen positie te verbeteren ten koste van concurrenten spelen een belangrijke rol. Bij
een beperkte groei van de markt kunnen bedrijven geneigd zijn het gevecht aan te gaan
met hun directe concurrenten. Deze ervaren rivaliteit kan uiteindelijk leiden tot meer
concurrentie. Verlagen van verkoopprijzen, introduceren van nieuwe producten, starten
felle reclame campagnes.
Factoren die hier invloed op kunnen hebben: de verhouding tussen vraag en aanbod, de
groei in de markt, de vaste productiekosten, de mate van differentiatie in de tak, hoge
uittredingsdrempels.
- onderhandelingsmacht van de leveranciers: beperkt de mogelijkheden voor het bedrijf
om de kosten van in te kopen goederen en diensten te verlagen. Welke aspecten
verhogen de onderhandelingsmacht van de toeleveranciers in een bedrijfstak?
- het aantal dat in hoge mate uniek en kwalitatief hoogwaardige producten en diensten
levert.
- met een sterk merk
- die zelf beschikken over een ruim klantenbestand en het zich kunnen veroorloven
een klant te kiezen
- onderhandelingsmacht van de afnemers: beperkt de vrijheid van het bedrijf om de
vraagprijs voor producten te verhogen. De macht van kopers is hoog in bedrijfstakken
waarin:
- er sprake is van concentratie van kopers en de kopers zich organiseren om een
machtsblok te vormen.
-er veel aanbieders zijn en de kopers kunnen kiezen uit verschillende, onderling
concurrerende bedrijven.
- de kosten van de componenten, de materialen en de arbeid voor het produceren van
een product of dienst hoog zijn, waardoor de kopers veel tijd en aandacht besteden aan
het zoeken en vinden van ‘ de beste koop’
- dreiging van substituut producten of -diensten: Bestaat uit het gevaar dat de vraag
naar een product of dienst afneemt doordat nieuwe producten of diensten op de
markt komen die hetzelfde kunnen en daarnaast beter of goedkoper zijn. Substitutie
neemt verschillende vormen aan: