100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Inleiding in de Psychologie Samenvatting Gray H1-16 €9,48   In winkelwagen

Samenvatting

Inleiding in de Psychologie Samenvatting Gray H1-16

15 beoordelingen
 746 keer bekeken  45 keer verkocht

Dit is een boeksamenvatting van Gray van het vak Inleiding in de Psychologie aan de Universiteit Leiden. Alles is duidelijk samengevat door middel van bulletpoints.

Voorbeeld 8 van de 118  pagina's

  • Ja
  • 30 oktober 2018
  • 118
  • 2018/2019
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (71)

15  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: amirasalah • 4 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: vlinder32 • 5 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: marloesdekw • 5 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: clairevanrooijen • 5 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: petrone79 • 5 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: riawauters1 • 5 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: ingridrietveld • 5 jaar geleden

Bekijk meer beoordelingen  
avatar-seller
noapostma
H1 Grondslag van Psychologie als
wetenschap
Wat is Psychologie?
- Psychologie = de wetenschap van het gedrag en de geest = studie naar
menselijk gedrag en mentale processen
o Gedrag = observeerbare acties van mensen en dieren
o Geest = alle menselijke subjectieve ervaringen zoals sensaties,
percepties en herinneringen/geheugen, gedachten, dromen, motieven en
emoties van een individu
o Wetenschap = pogingen om door middel van systematische verzameling
van observeerbare data, en de logische analyse daarvan, antwoorden te
vinden op vragen
- Psycholoog = deskundige op het gebied van het genezen van
psychopathologie
- Toegepaste psychologie = toepassing van psychologische kennis
- Psychologie is ontstaan doordat men de mogelijkheid heeft zijn acties,
gevoelens, dromen en gedachtes te refecteren


Hoe ziet de geschiedenis van psychologie eruit?
- 1879: eerste universitaire psychologisch laboratorium geopend door Wilhelm
Wundt
- 3 fundamentele ideeën in de psychologie
1. Gedrag en mentale processen hebben een fysieke oorzaak die op een
wetenschappelijke manier bestudeerd kunnen worden
2. De manier waarop een persoon zich gedraagt, voelt en denkt wordt
tijdens de levensloop beïnvloed door zijn omgeving
3. De mechanische processen, die gerag en mentale ervaringen
veroorzaken, is het resultaat van evolutie door natuurlijke selectie




1

,Hoe ontstonden de ideeën dat fysieke processen
gedrag veroorzaken?
- Voor de 18e eeuw waren filosofie en religie sterk verbonden. De kerk bedacht
het dualisme:
- Dualisme = mens bestaat uit een materieel lichaam en een niet materiele ziel,
2 aparte maar nauw verbonden systemen. Het lichaam kan bestudeerd worden,
de geest niet
o Beeld van de kerk tot de 18e eeuw

Het dualisme van Descartes
- Dualisme van Descartes (1596 – 1650)  lichaam is een complexe machine
die zonder ziel niet kan functioneren
- Theorie gebaseerd op het idee dat dieren geen ziel hebben maar wel gedrag
kunnen vertonen  alles wat een dier kan is dus zonder ziel en zal bij ons ook
puur mechanisch zijn  verschil mens en dier: mensen kunnen denken
(gedachten en inschattingen)
- Descartes idee komt sterk overeen met de werking van het zenuwstelsel en
reflexen  een bepaalde stimulus uit de fysieke wereld die leidt tot een
bepaalde reactie in het organisme
- Problemen
o Verklaart niet hoe een niet-materieel entiteit (de ziel) een materieel efect
kan hebben (beweging) of hoe het lichaam zich aan natuurlijke wetten
kan houden, maar gewogen kan worden door een ziel die dit niet doet
o De theorie bakent strikt af wat wel en niet kan worden bestudeerd door de
wetenschap
- De theorie is populair omdat dingen fysiologisch verklaard kunnen worden
zonder de religieuze of spirituele achtergrond teniet te doen
- Cartesiaans dualisme = pijnappelklier is als plaats van interactie tussen
lichaam en ziel
o Gaf ruimte voor het idee dat er meer was

Het materialisme van Hobbes
- Materialisme van Hobbes (1588 – 1679)  alles bestaat uit materie en
energie. De geest en de ziel bestaat niet.

2

, o Menselijk gedrag kan verklaart worden door fysieke processen in het
lichaam (vooral in de hersenen). Denkproces komt dus voort uit hersenen.
o Geen beperkingen over wat er bestudeert kan worden in de psychologie

Gevolg van het ontstaan van ideeën over ons lichaam als een
machine
- François Magendie (1822)  zenuwen in het ruggenmerg bestaan uit 2
paden:
1. Boodschappen vanuit de sensorische receptoren in de huid naar het
centrale zenuwstelsel over te brengen
2. Boodschappen vanuit het centrale zenuwstelsel terug naar de spieren
te sturen
o Reflexologie = al het menselijk gedrag vindt plaats via refexen en
zogenaamde vrijwillige handelingen zijn eigenlijk refexen
 M. Sechenov was een van de belangrijkste aanhangers
- Concept lokalisatie van functies = het idee dat specifieke delen van de
hersenen specifieke functies hebben
o Johannes Müller, Pierre Flourens en Paul Broca  bij beschadigingen in
bepaalde hersengebieden vallen bepaalde functies weg
Deze vooruitgangen hebben geleid tot de ontwikkeling in de fysiologie in de 19e eeuw


De invloed van omgeving op gedrag
- Empirisme = theorie dat menselijke kennis en het gedachteproces voortkomen
uit sensorische ervaringen
o Het materialisme leidde tot het empirisme
o Input van de zintuigen is de basis van onze kennis en onze omgeving 
aanpassing aan omgeving
o Tabula rasa (John Locke) = schone lei (ervaringen zijn dan het krijt die
de lei vullen)
o Gedachten refecteren ervaringen en komen niet uit vrije wil (net als bij
het materialisme)




3

,De wet van associatie van nabijheid (law of association by
contiguity)
- De wet van associatie van nabijheid = als je kort na elkaar of tegelijkertijd
twee sensaties ervaart, dan associeert je hersenen deze met elkaar

Het Nativisme
- Nativisme = theorie dat bepaalde kennis en vaardigheden aangeboren zijn en
dat ervaring daar niks mee te maken heeft
o Immanuel Kant (1724 – 1804)  a posteriori-kennis is alleen mogelijk
door a priori-kennis
 A priori  aangeboren
 A posteriori  verworven door ervaring
o Tegenovergesteld aan empirisme



Ideeën van Darwin en invloed hiervan
- Charles Darwin (1809 – 1882): The Origin of Species
o Natuurlijke selectie: individuen die eigenschappen hebben waardoor ze
zich goed kunnen aanpassen aan hun omgeving
 Functie van gedrag  de manier waarop het gedrag het
organisme helpt om te overleven en voort te planten


Verklaring mentale processen door psychologen
Psychologie kan verklaard worden vanuit verschillende categorieën:
1. Biologische categorie
a. Neurale niveau = elk mentaal proces en elk gedrag is een product van
het zenuwstelsel
i. Gedragsneurowetenschappers  onderzoekt hoe het
zenuwstelsel een bepaald gedrag of ervaring produceert
b. Biopsychologie  onderzoekt manieren waarop hormonen en drugs
invloed uitoefenen op de hersenen om gedrag en ervaringen te
veranderen (ook niet menselijk)
c. Gedragsgenetici op genetisch niveau  oorzaak in de genen
(erfelijkheid)


4

, d. Evolutionaire psychologen op evolutionair niveau  onderzoeken hoe
bepaald gedrag of kenmerk tot stand is gekomen door evolutie
2. Ervaringscategorie
a. Leren niveau = oorzaak van bepaald gedrag onderzocht in de eerdere
ervaringen van een persoon  verandering gedrag
b. Cognitief niveau = oorzaak ligt in de kennis en de overtuigingen van
een persoon.
je brein: gedachten, overtuigingen en alle vormen van geheugen 
onderzoeken cognities die ten grondslag liggen aan gedrag
c. Sociale niveau = oorzaak wordt gezocht in invloed van anderen
poging om te begrijpen en te verklaren hoe de gedachten, gevoelens en
het gedrag van een individu beïnvloed wordt door de geïmpliceerde,
ingebeelde of echte aanwezigheid van anderen
d. Culturele niveau = cultuur is de gebruiken en overtuigingen van een
sociale groep en hoe dit de mensen beïnvloedt
e. Ontwikkelingsniveau = leeftijd gerelateerde verschillen




H2 Methoden die behoren tot de
psychologie

5

,Slimme Hans
Wilhelm van Osten was ervan overtuigd dat zijn paard kon rekensommen
uitrekenen en ja/nee vragen beantwoorden. Andere waren sceptisch en testten het
paard zelf, hier kwam hij doorheen. Oskar Pfungst onderzocht verder. Als Hans de
vragensteller niet kon zien ging het mis. De conclusie: hans pikte de verandering in de
vragensteller op en wist zo wanneer hij het goede antwoord had bereikt.
Hans leerde ons belangrijke lessen over wetenschappelijk onderzoek:
1. De waarde van kritisch denken (scepticisme)
2. De waarde van nauwkeurige observaties onder gecontroleerde
condities
3. Het observer-expectancy efects problem  onderzoeker laat onbewust
aan de proefpersoon dingen blijken wat de uitkomst kan beïnvloeden.


Belangrijke Termen onderzoeksmethoden
- Observatie = een objectieve opvatting gebaseerd op een directe observatie
waarover de meeste redelijke observatoren het met elkaar eens zijn
- Theorie = een model om bekende observaties te verklaren en voorspellingen
te doen over nieuwe nog te ontdekken observaties
- Hypothese = een voorspelling die voortvloeit uit een theorie
- Variabele = alles dat kan variëren


Verschillende soorten onderzoeksstrategieën
Er zijn 3 dimensies om verschillende strategieën te categoriseren:
1. Het onderzoeksdesign, experimenten, correlationele studies en descriptieve
studies
2. De setting waarin het onderzoek wordt uitgevoerd, het veld en het laboratorium
3. Het dataverzamelingsmodel, zelfrapportage en de observatie

Verschillende soorten onderzoeksdesigns
- Experiment = een procedure waarin een onderzoeker een onafhankelijke
variabele systematisch manipuleert en kijkt of er dan ook veranderingen in de
afhankelijke variabelen optreden
o Onafhankelijke variabele = de variabele die door de onderzoeker
gemanipuleerd wordt

6

, o Afhankelijke variabele = de variabele die beïnvloed wordt door de
onafhankelijke variabele
 Ceteris paribus
- Soorten experimenten:
o Within-subject-experiment = proefpersoon wordt blootgesteld aan alle
verschillende onafhankelijke variabelen
o Between-groups-experiment = verschillende condities worden
verdeeld over verschillende groepen proefpersonen
o Correlationeel onderzoek = onderzoeker manipuleert geen variabelen
maar observeert
o Descriptieve onderzoek = puur beschrijvend onderzoek

Onderzoekssettingen
1. Laboratoriumonderzoek = proefpersonen worden onderwopen aan het
onderzoek in een speciaal daarvoor bestemde ruimte
o Voordelen:
 Ceteris paribus is mogelijk
 Er kunnen oorzaak- en gevolgconclusies getrokken worden
o Nadelen:
 Kunstmatige omgeving  dit kan het gedrag van mensen
beïnvloeden
2. Veldonderzoeken = proefpersonen worden in hun natuurlijke omgeving
geobserveerd
o Voordelen:
 Natuurlijke omgeving  minder kans op vertekend gedrag
 Conclusies hebben praktische betekenis
o Nadelen:
 Ceteris paribus is niet mogelijk

Dataverzamelingsmethodes
1. Zelfrapportage = mensen beschrijven hun eigen gedrag of geestelijke
toestand door een interview, vragenlijst of introspectie
 Introspectie = persoonlijke observaties van iemand eigen
gedachten, percepties en gevoelens



7

,  Werd vooral gebruikt oor de oprichters van de moderne
psychologie (Wilhelm Wundt)
 Heel subjectief
2. Observationele methoden: alle procedures waarbij onderzoekers gedrag
observeren en registreren
a. Naturalistische observatie = observator observeert alleen
b. Test = observator geeft de proefpersonen test en observeert hoe ze
daarmee omgaan
 Hawthorne efect = het vervanderen van het gedrag van een
individu omdat hij/zij weet dat ze geobserveerd wordt
 Oplossing: Habituatie  afname van respons wanneer een
stimulus herhaaldelijk of continu wordt gepresenteerd


Statistische methoden
1. Beschrijvende statistiek = alle cijfermatige methoden om gegevens samen
te vatten
o Gemiddelde, mediaan, spreiding, standaarddeviatie, correlatiecoëfciënt
2. Inferentiële statistiek = onderzoekt of er ook nog een efect bestaat
als er gecorrigeerd is voor de kans op toeval
o Signifiantieniveau (p)
 Grootte van geobserveerde efect
 Aantal proefpersonen in het experiment
 De spreiding van de data binnen elke groep


Biases
- Bias = efecten die veroorzaakt worden door factoren buiten het experiment
- Biased sample = als de ene groep systematisch verschilt van de andere groep
- Betrouwbaar = wanneer een meting herhaald wordt onder dezelfde
omstandigheden, er vergelijkbare resultaten moeten worden behaald
o Replicability reliability
o Interobserver reliability = het gedrag dat het individu vertoont moet
niet verschillen tussen beoordelaars
 Operationele defnitie = een definitie die iets definieert in termen
van operaties
8

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper noapostma. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €9,48. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 66579 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€9,48  45x  verkocht
  • (15)
  Kopen