Samenvatting TAAL EN TAALWETENSCHAP A. Baker HOOFDSTUK 1, 2, 11, 12, 14, 15
Blended module blok 1: H1 en H2 paragraaf 2.1 en 2.2
Inleiding deel 1: Taal en Taalvermogen
Tentamen: IPA erbij!
Vragen altijd relateren aan de gegeven casus.
Bart [bacht] = uitspraakverschillen, uitspraakvarianten, zijn allofonen van het foneem r. ja, dit zijn
ook fonen met allerlei spraakklanken
Fonen zijn ook fonemen
Assimilatie als twee morfemen samenkomen (platvoeten), kan ook bij twee losse woorden (een bij),
[eembij]
Allofonen, het zijn namelijk allerlei uitspraakvarianten van de /r/.
Fonemen, de klank bepaalt de betekenis. Er is hier sprake van een betekenisonderscheidende klank.
En ook fonen
Het Limburgs heeft een extra distinctief kenmerken t.o.v. het Standaardnederlands om fonemen te
maken toonhoogte zorgt voor andere fonemen, andere betekenissen ([zie] van haar en van
vrouw).
Sleeptoon is de langere klank [vrijen, vrieej]
Stoottoon [vrij zijn, vrie]
Fonen zijn spraakklanken
Stoottoon: /i/ met boven de i een -
Sleeptoon: /i/ met boven de i een ~
Dit zijn in het Standaardnederlands geen fonemen, wel in het Limburgs. Dat extra zit hem in het
toonhoogteverloop tonemen.
Normaal is een i een gespreide hoge voorklinker distinctieve kenmerken van het
Standaardnederlands én het Limburgs. Samen maken ze een foneem (er zijn 40 fonemen in het
Standaardnederlands). Bij het Limburgs komt dit kenmerk er nog bij: toonhoogte.
Hoe kun je testen of iets een foneem is: het maken van minimale paren: /zie/ en /zo/.
Standaardnederlands: /zie/ met – en /zie/ met ~ geen minimaal paar, want er is geen
betekenisverschil en dus geen distinctief kenmerk, bij het Limburgs is dit wel het geval en daarom is
er bij het Limburgs wel een distinctief kenmerk.
In het limburgs zijn ze dan ook geen allofonen, want ze verwijzen niet naar hetzelfde foneem.
1
,Mensen onderscheiden zich van dieren doordat ze met elkaar communiceren d.m.v. taal. De
menselijke taal heeft een aantal specifieke eigenschappen en verschilt daarmee van andere
communicatiesystemen.
Taal is de motor van de gedachten. We gebruiken taal om onze ideeën te delen (communicatie), om
na te denken en om te laten zien wie we zijn.
Taal is abstract = op het moment dat je iets uitspreekt, is het alweer weg.
Mensen beschikken over taal = mensen hebben een hoeveelheid kennis over die taal en het gebruik
van die taal mentaal paraat. Dit taalvermogen kan als spreker en als hoorder worden aangewend.
Er zijn weinig mensen die geen taal hebben:
Kinderen die zonder ouders zijn opgegroeid of kinderen die zonder taal zijn opgegroeid
Fysieke of psychologisch misbruik van een persoon waardoor er geen contact is met anderen
of met de buitenwereld
Mensen die leiden aan Afasia zijn steeds minder in staat om taal te begrijpen of te gebruiken
Hoofdstuk 1: Van taal naar taalwetenschap
Taalgebruikers zijn in staat te beoordelen of een zin wel of niet goed is op grond van hun kennis van
taal, niet uitsluitend op basis van hun geheugen. Deze kennis is niet bewust en vrij abstract, veelal in
de vorm van algemene regels, vandaar dat mensen meestal moeite hebben om uit te leggen waarom
een zin fout is (bijvoorbeeld: Onmogelijke dit een was opdracht).
Kennis over taal is abstract en onbewust, omdat mensen vaak niet kunnen uitleggen waarom iets zo
is, maar een regel die ze onbewust kennen, toepassen op woorden die ze nieuw horen (vaak een
gevoelskwestie). Zo gebruiken ze het systeem wel goed, maar kunnen ze niet uitleggen waarom iets
zo is.
1.2 Talen
Het gaat om natuurlijke, menselijke talen zoals Nederlands, Turks en Hindi. Wat zijn de wezenlijke
kenmerken van dergelijke talen?
Elke taal wordt gebruikt voor algemene communicatie. Al naar gelang het onderwerp wordt er van
een verschillend jargon gebruikgemaakt, maar over alles kan worden gecommuniceerd.
Talen hebben een bepaalde structuur: zinnen dienen aan regels te voldoen die samen de grammatica
van een taal vormen. In het Nederlands zijn er voor de zinsvolgorde drie mogelijkheden voor de
taalelementen, met soms subtiele betekenisverschillen.
- Ik reis morgen naar Apeldoorn
- Morgen reis ik naar Apeldoorn
- Naar Apeldoorn reis ik morgen
Er zijn verschillende regels per taal, maar ze kunnen veel op elkaar lijken.
De uitgever heeft het boek laten vertalen
Der Verlag hat das Buch übersetzen lassen
La editorial hizo tradicur el libro
2
, De uitgever liet vertalen het boek
Talen zoals het Japans en Iers verschillen veel meer van de Nederlandse taal.
Er zijn talen die vallende en stijgende intonatie gebruiken om verschil te maken in woordbetekenis.
Bijvoorbeeld in Mandarijn Chinees heeft ma vier betekenissen: moeder, traag, paard, schelden.
Bepalend door de manier waarop het wordt uitgesproken.
Taalkundigen zijn het eens dat alle talen ondanks de grote verschillen een gemeenschappelijke basis
moeten hebben. Roger Bacon: De grammatica van alle talen is in wezen gelijk, al zijn er marginale
verschillen. Of iemand anders: Iemand die de grammatica van één taal kent, kent tegelijkertijd, voor
wat betreft de essentie, de grammatica’s van alle talen.
Universele eigenschappen van talen = universalia:
1. Alle talen bestaan uit kleine elementen (klanken of handvormen). Uit die kleine elementen
worden grotere eenheden, woorden of gebaren, opgebouwd. Deze worden gecombineerd
om zinnen te vormen.
a. Is een specifiek kenmerk van menselijke, natuurlijke talen, namelijk het principe van
compositionaliteit (= dubbele articulatie).
b. Woorden hebben ieder afzonderlijk een bepaalde betekenis.
c. Ieder woord is opgebouwd uit klanken die maken dat het woorden onderscheiden
kan worden van andere woorden.
d. Woorden gecombineerd met andere woorden kunnen andere betekenissen hebben:
i. De badmeester heeft het meisje gered.
ii. Het meisje heeft de badmeester gered.
e. Ander aspect: recursie (= creativiteit)
i. Talige eenheden van een bepaald type eenheden bevatten eenheden van
hetzelfde type: de hond [ van de man [ met de hoed [ zonder de veer ] ] ]
1. Met / zonder voorzetsels
2. Beide delen kunnen los van elkaar voorkomen, maar ook een geheel
vormen.
a. ‘zonder de veer’ maakt deel uit van ‘met de hoed zonder de
veer’
b. ‘de hoed zonder de veer’ maakt deel uit van ‘de man met de
hoed zonder veer’
ii. Dit kan oneindig doorgaan met delen van zinnen die deel uitmaken van een
ander deel van de zin, bijvoorbeeld: De velg van de banden van de wielen
van de fiets van Piet van pa zijn zojuist gepasseerd.
2. Alle gesproken talen hebben klinkers en medeklinkers.
3. In alle talen kunnen taalgebruikers een bewering ontkennen, vragen stellen en bevelen
geven = pragmatiek
4. Alle talen hebben woorden voor ZWART en WIT of DONKER en LICHT.
5. Alle talen worden (door kinderen) verworven middels interacties met de omgeving en zo van
generatie op generatie overgedragen.
3
, Experimenten om apen die qua DNA dicht bij de mens komen te laten spreken, hebben gefaald. Ook
papegaaien die de menselijke spraak kunnen nabootsen, hebben geen idee van wat ze zeggen.
Het is onduidelijk of apen andere vormen van taal zoals met fiches of gebaren kunnen gebruiken
binnen een communicatiesysteem. Sommige onderzoekers zeggen dat de apen voldoende leren om
symbolen of gebaren te combineren en dus de syntaxis van een taal kunnen leren.
Apen begrijpen wel veel en snel, maar kunnen zelf weinig produceren. Ze missen hiervoor
spontaneïteit en creativiteit.
Ze missen creativiteit en volgen de aangeleerde boodschap: daarom doen ze ook het zeep in het
water wanneer hen wordt gevraagd: Can you put some water in the soap? Dit is het bewijs dat de
apen geen compositionaliteit/creativiteit bezitten.
1.3 Andere talen
Dieren hebben ook een soort communicatiesysteem, middels bijvoorbeeld roepen of liedjes (bij
vogels) aangeven dat er een vijand aankomt. Er is slechts weinig variatie in de mogelijke
boodschappen t.o.v. mensentaal.
Bijen communiceren door verschillende dansen op de wand van een bijenkorf om elkaar te vertellen
waar honing is te vinden. Er is weer een verschil tussen de taal van Italiaanse en Oostenrijkse bijen.
De Italiaanse bij kent drie dansen:
1. Rondedans voedselbronnen aangeven die op minder dan tien meter van de korf zitten
2. Sikkeldans voedselbronnen aangeven die tussen de tien en honderd meter van de korf
zitten
3. Wiegeldans aangeven van grootte van de bron en hoe ver de bron verwijderd is
Er is sprake van een beperkt communicatiesysteem in vormen, maar ook in type boodschappen die
dieren kunnen overbrengen.
Verschillen dierentaal en mensentaal:
1. Mensentalen worden aangeleerd door interactie, dierentaal door instinct.
2. Mensen kunnen vragen over hier, nu, daar, gisteren, morgen. Dieren kunnen over het
algemeen alleen praten over het hier en nu.
3. Mensentaal: recursiviteit/creativiteit: kleine eenheden opbouwen tot vele grotere gehelen
met andere betekenissen.
4. Dubbele articulatie twee verschillende zinnen met verschillende betekenissen met
dezelfde woorden. De combinatie en andere volgorde zorgt voor een andere betekenis.
5. Mensen praten over koetjes en kalfjes, zomaar communiceren. Dieren communiceren alleen
met een vooropgezet doel.
6. Dieren kunnen niet liegen, mensen wel
7. Er zijn veel minder elementen zoals bewegingen en geluiden dan woorden in mensentalen.
Ook hebben dierentalen geen creativiteit (het oneindig kunnen maken van nieuwe zinnen
met de regels en afspraken van een taal die men beheerst).
8. Mensentaal is een kwestie van ‘samen handelen’: communicatie wordt afgestemd op de
gesprekspartner interactie. Bij dierentaal doen bijen bijvoorbeeld hun dansjes ongeacht
de reactie van een andere bij.
4