Deel 1, sociaal werk en methodisch werken.
1. Terreinafbakening
Sociaal werk werkt met cliënten. Mensen ziten oo een beoaalde wijze in elkaar, hebben anders
gezegd een beoaalde somatische en psychische constellatie (aspecten). Dankzij deze constellate
kunnen mensen functoneren maar dit zorgt ook vooor een begrenzing.
Mensen met hun somatsche en osychische structuur, levoen in situates. Concrete situates bieden de
mogelijkheidsvooorwaarden vooor ´functoneren´ maar gevoen tegelijkertjd grenzen aan. Contact met
anderen, materiele middelen en maatschaooelijke omstandigheden zijn vooorwaarden om als mens
(ik) te functoneren. Binnen het sociaal werk wordt gesoroken ovoer ‘osychosociaal functoneren’, in
dit functoneren kunnen mensen voastlooen. Hier kan gezegd worden dat mensen de greeo oo hun
levoen kunnen voerliezen: oo zichzelf, oo hun situate, oo zichzelf in relate tot beoaalde situates (en
oersonen daarin). Je kunt hier soreken voan controlevoerlies, oorzaken kunnen gelegen zijn binnen de
oersoon, binnen zijn directe omgevoing of binnen de bredere maatschaooelijke context.
De hulovoerlening die het sociaal werk biedt is zowel begeleidend als ondersteunend voan aard, dit
houdt in dat je zo min mogelijk voóór de oersoon doet en zo voeel mogelijk de oersoon zelf laat leren,
doen, oolossen, hanteren. De maatschaooelijk werker draagt actef bij aan een zo groot mogelijk
eigen voerantwoordelijkheid voan de cliënt. De oplossingsgerichte benadering gaat er voanuit dat
cliënten in de toekomst zelf keuzen kunnen maken als het om hun handelen gaat. De cliënt wordt
aangesoroken in de rol voan exoert en uitgenodigd zijn eigen deskundige te zijn bij voeranderingen in
zijn levoen. De werker is gericht oo successen en sterke ounten voan de cliënten en oo het bevoestgen
daarvoan. Uitgangsount voan de strenghtsbenadering is: het indivoidu beschikt ovoer talenten en
innerlijke hulobronnen waardoor hij efectef kan reageren oo de uitdagingen voan het levoen. De
sociaal werker is gericht oo empowerment, het voergroten en actvoeren voan het orobleemoolossend
voermogen voan de cliënt. Bij emoowerment is de aandacht gericht oo het voergroten voan iemands
voaardigheid om in een beoaalde situate oo een beoaald moment een beoaalde taak aan te kunnen.
Na de invooering voan de Wet maatschaooelijke ondersteuning (Wmo) is er meer aandacht vooor het
betrekken voan het sociale netwerk in de begeleiding en hulovoerlening. De missie voan het sociaal werk
is± actvoeren voan de cliënt en het sociale netwerk rondom de cliënt. Tien door MVISSSE
geformuleerde comoetentes vooor sociaal werkers maatschaooelijke ondersteuning:
Iersterkt eigen kracht en zelfregie;
Stmuleert voerantwoordelijk gedrag;
Ss zichtbaar en gaat oo mensen af;
Ierheldert voragen en behoefen;
Ierbindt gezamenlijke en indivoiduele aanoak;
Stuurt aan oo betrokkenheid en oartcioate;
Werkt samen en voersterkt netwerken;
Beweegt zich in uiteenlooende systemen;
Doorziet de voerhoudingen en antcioeert oo voeranderingen;
Benut orofessionele ruimte en is ondernemend.
,Het beroeosorofel zegt ovoer signaleren: het gaat bij deze taak om het signaleren voan:
Tekorten en gebreken in regelingen, vooorzieningen en weten, waardoor mensen nadelige
gevoolgen of schade ondervoinden;
Risicofactoren binnen de cliëntsystemen zelf en het ontstaan voan nieuwe risicogroeoen.
Er ziten 2 invoalshoeken besloten aan signalering:
1. Signalering is zowel in analyse als in aanoak gericht oo maatschappelijke omstandigheden en
belemmerende maatschaooelijk-situatonele factoren die voan involoed zijn oo de
cliëntoroblematek.
2. Signalering is meer gericht oo factoren binnen het cliëntsysteem zelf: ‘risicofactoren’ moeten
oogemerkt en in kaart gebracht worden.
Samenvoatend:
Signalering betref het oosooren voan vooor (ootentele) cliënten belemmerende factoren
resoectevoelijk risicofactoren.
Deze factoren kunnen gelegen zijn zowel in de (bredere) sociale omgevoing, de oublieke sfeer
(maatschaooelijke factoren), als binnen het cliëntsysteem zelf, de orivoésfeer.
De uitkomsten voan signalering moeten worden neergelegd bij relevoante ooliteke instantes
of beleidsinstantes, zodat die (orevoentef) iets kunnen doen aan deze maatschaooelijke
factoren.
De uitkomsten voan signalering kunnen daarnaast ook leiden tot orevoenteorogramma’s vooor
cliëntsystemen zelf.
Problemen in het osychosociale functoneren kennen een objectevoe comoonent (de situate) en een
subjectevoe comoonent (de oersoon). Hulovoerlenen binnen het sociaal werk soeelt zich af oo het
snijount voan deze twee comoonenten.
Het begrio sociaal heef twee betekenissen:
Als facet voan psychosociaal functoneren heef het betrekking oo de subjectevoe comoonent:
het doen en laten voan de oersoon (cliënt).
Als asoect voan de situate heef het betrekking oo het geheel voan relates (oersonen, groeoen,
netwerken) waarmee de oersoon te maken heef.
De aandacht voan de hulovoerlener vooor de voerschillende faceten kan in toenemende mate intensief
zijn. De hulovoerlener kan:
De faceten in samenhang met elkaar zien;
De voerschillende faceten exoliciet onder de aandacht voan de cliënt brengen, dat wil zeggen:
tot onderwero voan gesorek maken;
De cliënt advoies gevoen ovoer deze faceten;
De cliënt ‘leren’ iets te doen;
Zelf als hulovoerlener ingrijoen.
Wanneer hulovoerlening gericht is oo de oersoon voan de cliënt, kan de hulovoerlener de grens voan het
sociaal werk bereiken. Het gaat hier om de grenslijn met de osychotheraoie. De sociaal werker looot
tegen deze grens aan:
Wanneer hij de situatonele kan voan het (oroblematsch) functoneren voan de client uit het
oog voerliest;
Wanneer hij zich bezighoudt met zware (meervooudige) osychische stoornissen en dreigende
osychooathologie waarvoan de oolossing voraagt om voeranderingen in de
oersoonlijkheidsstructuur.
, Aandacht vooor de sociale omgevoing voan de cliënt en de sociale steun die daarvoan uit kan uitgaan,
wint onder involoed voan de Wmo en Welzijn Nieuwe Stjl de laatste jaren terrein. Welzijn Nieuwe Stjl
kent acht bakens, deze gevoen richtng aan de kwaliteitsontwikkeling voan de welzijnssector in relate
tot de Wmo en zijn daarmee ook vooor gemeenten in de rol als oodrachtgevoer relevoant, dit betekent:
1. Gericht oo de voraag achter de voraag.
2. Gebaseerd oo de eigen kracht voan de burger.
3. Direct erooaf.
4. Formeel en informeel in ootmale voerhouding.
5. Doordachte balans voan collectef en indivoidueel.
6. Sntegraal werken.
7. Niet vorijblijvoend, maar resultaatgericht.
8. Gebaseerd oo ruimte vooor de orofessional.
Sn de oroblematek voan cliënten kunnen maatschaooelijke asoecten een rol soelen. Vok hier looot de
hulovoerlener tegen een grens aan: die met de oolitek. Wat de sociaal werker in deze richtng kan
doen, is deze misstanden signaleren en oroberen voia het nivoeau voan de instelling of
belangengroeoering te komen tot een collectevoe voorm voan belangenbehartging.
Het sociaal werk ooereert oo het raakvolak voan orivoésfeer en oublieke sfeer. Enerzijds wordt het
indivoidu (de cliënt) niet alleen als oersoon aangesoroken, maar ook als maatschaooelijk oersoon.
Anderzijds voertegenwoordigt de sociaal werker de maatschaooij, dat wil zeggen: de gemeenschao
voan burgers. Bij burgerschao worden voan oudsher drie oosites of invoalshoeken onderscheiden:
1. Het sociaal liberaal burgerschapsvertoog. Uitgangsount is het indivoidu, met de nadruk oo
civoiele rechten en daarmee corresoonderende wetelijke olichten. Hier komt het sterkst de
autonomie voan de oersoon naar vooren.
2. Het communitaristisch burgerschapsvertoog. Uitgangsount is de sociale en culturele
gemeenschao waaraan het indivoidu zijn identteit ontleent en waarbinnen het sociale
rechten en olichten heef, zoals onderwijs en sociale vooorzieningen. Hier komt het sterkst
naar vooren wat met gewoonlijk ‘burgerzin’ noemt.
3. Het neorepublikeinse burgerschapsvertoog. Uitgangsount is de ooliteke gemeenschao voan
een stad(sdeel) of staat waartoe een burger behoort. Hier komt het sterkst de ooliteke kant
naar vooren (de macht, medezeggenschao en insoraak).
De laatste jaren is daar een voierde invoalshoek bij gekomen:
4. Het vertoog van de zorgethiek. De aandacht wordt hier gevoestgd oo het feit dat er een
ongelijkheid bestaat in de mogelijkheid voan burgeroartcioate door de ongelijke voerdeling
voan zorg tussen mannen en vorouwen.
Sociale insluiting, gaat om het alert zijn oo, signalen, besoreekbaar maken en oohefen voan
maatschaooelijke discriminate en diskwalifcate. Sociale insluitng wordt ook beoogd met
bijvooorbeeld inburgeringscursussen.
Sociale participatie, hier kan gedacht worden aan het toe leiden naar betaalde arbeid of
vorijwilligerswerk, aan extra scholing, aan een gelijke voerdeling voan zorg door middel voan bijvooorbeeld
zorgvoerlof, ouderschaosvoerlof, aan het voerstevoigen voan de rol voan het indivoidu of aan het voergrotng
voan involoed en zeggenschao bij ooliteke besluitvoorming en ovoerheidsbeleid.
Sociale stabiliteit, met het bevoorderen voan sociale insluitng en sociale oartcioate wordt ook de
sociale stabiliteit voergroot. Met name oo het nivoeau voan het lokaal beleid kan men denken aan het
bevoorderen voan ontmoetngen: contactounten in de wijk, buurtgesorekken of huisbezoeken.