SGT deeltentamen 4 – beknopte samenvatting (H11, H12, H13 tm 13.2)
Doelen interventie
- Doen & laten van de patient in het dagelijks leven veranderen of (gedrag)
- Betekenisverleging wijzigen of (betekenis)
- Leren emotionele afstand te nemen van de problematische gebeurtenissen en situaties
(betrokkenheid)
Indicatiegebied: bij wie & wanneer interventie inzetten?
- Procedurele kant: hoe doe je het
- Procesmatige/conceptuele kant: hoe werkt het
Registraties: bijhouden wanneer, onder welke omstandigheden, hoe vaak en hoe heftig de
problemen zijn voorgekomen klachten als vertrekpunt: stimuleert actieve bijdrage van de
patient
Twee doelen:
- Informatie verzamelen voor verheldering en evaluatie
- Bewustwording bij patient zorgt voor motivatie
bevordert structuur van de behandeling
Reactiviteit: registreren (tijdelijke) afname van de klachten
Vormen van registratie:
dwanghandelingen & piekeren frequentie en tijdsduur dagtotalen in een grafiek (
gebruik maken van ROM)
disfunctionele coping registratie rond voorkomen + bezinning (welke omstandigheden
en wat vond pt moeilijk)
o wat anders-vraag: gedragsalternatieven – ben ik tevreden over mijn reactie? wat
zou ik liever hebben gedaan?
o waardoor-vraag: betekenisgeving, benaderen vanuit BA – wat in de situatie was
voor mij problematisch? hoe kan ik beter tegen deze situatie aan kijken?
disfunctionele betekenisverlenging gedachterapport
CGT: hypothesen vormen intellectuele houdbaarheid uitdagen (mbv gedachterapport)
ontstaan intellectuele twijfel ervaringsgericht onderzoek
Gedachterapport
sequentieel: disfunctionele verwachtingen (h12) (gedachten scoren op geloofwaardigheid,
gevoelens op intensiteit)
o fase 1, feitelijke registratie: registreren problematische situatie, negatief
gevoel/gedrag en BANG verantwoordelijk voor gevoel/gedrag
BANG: interpretatie en/of affectief geladen, uitdaagbaar. Bewijzen:
Situationele gedachte aanwijzingen
Algemene gedachten + opvattingen ervaringen