Lesvoorbereiding: Chronische nierinsu ciëntie; oorzaken en
onderzoeksmethoden
Gebruikte literatuur: Leerboek dialyseverpleegkunde
• hoofdstuk 3.1 ‘Onderzoeksmethoden’;
• hoofdstuk 3.2 ‘Oorzaken’;
• hoofdstuk 4.1 t/m 4.4 ‘Stoornissen bij nierinsu ciëntie’.
Geef een de niëring van
chronische nierinsu ciëntie.
Licht toe welke stadia van
nierinsu ciëntie er zijn en
welke symptomen er te
verwachten zijn.
Chronische nierinsu ciëntie
wordt gekenmerkt door een
langdurig beloop, in ieder
geval over een aantal jaren,
waarbij geleidelijk een steeds
verder verlies van de
nierfunctie optreedt. Al vroeg,
bij een klaring van 70 ml/min,
raakt de fosfaat huishouding
gestoord. Klachten of symptomen treden meestal pas op als de klaring of GFR 30 ml/min of
minder is geworden. Wanneer de GFR daalt tot ongeveer 5 – 10 ml/min (8), wordt een nierfunctie
vervangende behandeling noodzakelijk. Bij patiënten met Diabetes Mellitus wordt een
streefwaarde van 15 ml/min voor een nierfunctie vervangende behandeling aangehouden.
Stadia CKD: Chronische nierinsu ciëntie (chronic kidney disease; CKD) wordt wereldwijd
ingedeeld in stadia volgens de K/DOQI-NHANES-richtlijnen (K/DOQI = Kidney Disease Outcomes
Quality Initiative; NHANES = National Health and Nutrition Examination Survey). Wat stadium 1 en
2 betreft is er nog geen overeenstemming over de vraag of proteïnurie hierbij obligaat moet
voorkomen om als CKD-stadium te kunnen worden geclassi ceerd. Oudere patiënten hebben
fysiologisch al een lagere GFR. Dit hoeft geen teken van een chronisch nierlijden te zijn. Patiënten
met chronische nierinsu ciëntie die al dialyseren, worden geclassi ceerd als stadium 5-D. Bij
niertransplantatiepatiënten met chronisch nierfalen wordt een T achter het stadium gezet.
• Anders dan bij de acute nierinsu ciëntie, blijft de urineproductie bij chronische nierinsu ciëntie
meestal ongeveer normaal tot de nierfunctie bijna terminaal is geworden. Hyperkaliëmie komt
ook voor, maar is zelden een groot probleem. Andere kenmerken waarmee gedi erentieerd kan
worden tussen acute en chronische nierinsu ciëntie zijn de anemie bij de chronische variant en
het uiteindelijk ontstaan van schrompelnieren.
• De problemen die zich bij patiënten met chronische nierinsu ciëntie voordoen, zijn stoornissen
in de calcium-, fosfaat-, PTH- en vitamine D-huishouding, stapeling van afbraakproducten van
de stofwisseling en stoornissen in de water- en zouthuishouding, met afwijkingen in de
samenstelling van de elektrolyten en verstoring van het zuur-base-evenwicht.
• Verder zijn er de cardiovasculaire problemen, die worden versterkt door anemie, hypertensie,
veranderingen in de lipiden, overhydratie, uremische toxinen en het ontstaan van acutefase-
eiwitten zoals CRP, die ontstaan door ontstekingsbevorderende sto en die bij nierinsu ciëntie
kunnen voorkomen. Ook treden stollingsstoornissen op en ten slotte neurologische en
endocriene afwijkingen.
De stoornissen die kunnen optreden zijn:
• uremie
• stoornissen in de water- en zouthuishouding
• hypertensie
• anemie door een tekort aan erytropoëtine
• stoornissen in de calcium-, fosfaat-, PTH- en vitamine D-huishouding
ffi fi ffiffi ffi ffiffi ffi ffi ffi
ffi
fi fiff ff ffiffi
, • metabole acidose
• hyperkaliëmie
• seksuele disfuncties, vruchtbaarheid stoornissen en zwangerschap, endocriene stoornissen
• diversen, waaronder lipiden, acutefase-eiwitten enzovoort
Zie afbeelding 1 Albuminurie stadia voor albuminurie/creatinine ratio nierinsu ciëntie
Hoe kunnen patiënten met beginnende nierinsu ciëntie in een zo vroeg mogelijk stadium
worden opgespoord? benoem verschillende onderzoeksmethoden om nierziekten te
diagnosticeren en leg de werking van de verschillende onderzoeksmethoden uit, geef aan
bij welke aandoeningen deze gebruikt worden.
Er zijn verschillende mogelijkheden om te onderzoeken of er sprake is van een nierziekte.
1. Anamnese en lichamelijk onderzoek: een goede anamnese levert al een
waarschijnlijkheidsdiagnose die in 80% van de gevallen blijkt te kloppen. Daarna volgt het
lichamelijk onderzoek, waarbij verschillende zaken kunnen opvallen zoals;
• Bleekheid (anemie)
• Uremische huidskleur
• Geur uit de mond
• Grote of kleine bloeduitstortingen kunnen op een verhoogde bloedingsneiging wijzen
• Tekenen van overvulling (overhydratie) zijn bijvoorbeeld: oedeem, verhoogde veneuze druk,
hoge bloeddruk en kortademigheid (dyspneu)
• Hartruis (sou es)
• Uremische pericarditis: pericardwrijven te horen
• Decompensatio cordis: meer dan twee harttonen (galopritme) te horen
• Longoedeem: bij vocht in de longen kunnen met de stethoscoop crepitaties over de
longvelden worden gehoord, de lever kan vergroot zijn en soms is de milt te voelen
• Pyelonefritis: bij nierbekkenontsteking is er slagpijn in de nierloges
• Cystenieren: zijn meestal te voelen
• Polyneuropathie: geeft gestoorde re exen en stoornissen in de sensibiliteit, die met een
speld en een watje kunnen worden vastgesteld.
2. Onderzoek van urine: allereerst wordt er gekeken naar de kleur. Bij een gestoorde nierfunctie
zal de urine minder geconcentreerd zijn.
• Er kunnen verschillende waarden in de urine onderzocht worden om een beeld te geven van
de functie van de nieren:
ffl fl ffi ffi