Hoofdstuk 1: inleiding
Staat: een organisatie die, met voorrang boven andere organisaties, effectief gezag uitoefent
over een gemeenschap van mensen op een bepaald grondgebied.
Een belangrijk kenmerk is dat een staat de mogelijkheid heeft om dwang toe te passen voor
de handhaving van de geldende gemeenschapsnorm.
Middeleeuwen
Het gezag in de West-Europese landen was een persoonlijk recht van de vorst. Dit gezag was
overdraagbaar, kon in een huwelijk worden gebracht en was erfelijk.
Machiavelli, begin 16e eeuw
De rechtvaardigheid van het gezag als persoonlijk recht werd in twijfel getrokken. Dit kwam
doordat er een klasse ontstond die de sociale bescherming van de gezagsdragers minder
nodig had: de burgerij.
In de middeleeuwse maatschappij waren het gezag en de dwang van de overheid natuurlijke
tegenhangers van de sociale zekerheid.
Locke stelde dat het individu ‘by nature all free, equal and independent’ is. Gezag is het tegendeel
van vrijheid, aangezien het de vrijheid van het individu beperkt. Het individu is van nature vrij, dus
het gezag van de overheid wordt zogezegd automatisch aanvaard. In een maatschappij zorgt gezag
echter, volgens Locke, voor bescherming van alle individuen samen en voor gelijkheid.
Rousseau ‘Contrat Social’
De theorie van het contrat social maakt het mogelijk de beperkingen, door gezag aan de
individuele vrijheid gesteld, te aanvaarden, omdat het beperkingen zijn, die bij het contrat
social de vrije individuen zichzelf hebben opgelegd.
De theorie van het Contrat Social geeft het dilemma aan waarvoor de staatsrechtwetenschap
zich geplaatst ziet: de vrijheid van het individu, door dwanguitoefening te handhaven.
Het staatsrecht zal de wensen en behoeften van de gemeenschap en van de individuele
mens in één normenstelsel moeten verenigen.
Ieder staatsrecht is een compromis tussen individuele vrijheid en dwang van de
gemeenschap. Individuen hebben de staat nodig om hun vrijheid te waarborgen, maar
tegelijkertijd hebben zij het gevoel dat daardoor hun vrijheden worden beperkt.
Er ligt een diepe kloof tussen het denken over de staat in onze dagen en dat van enkele
eeuwen geleden.
In onze dagen is elke burger gelijkwaardig en heeft recht op gelijke invloed op het
staatsbestuur. Onbeperkte monarchie en oligarchie zijn met het gelijkheidsbeginsel
onverenigbaar.
,1.2 Verdeling van de staatsmacht over verschillende organen
Representatie
Ambivalente verhouding van burgers tot staat: zij zijn aan de ene kant soeverein, die de
bestuurders, de uitvoerders van zijn wil, mede aanwijst; zij zijn aan de andere kant
onderworpen aan het mede door henzelf ingestelde gezag.
Checks and balances
Doordat ieder orgaan slechts een deel van het gezag kan uiteofenen, heeft het de andere
organen nodig. De verschillende organen houden elkaar in evenwicht en het stelstel
waarborgt een stabiliteit in de machtsverhouding: stelsel van checks and balances
Montesquieu
De staatsmacht wordt verspreid over verschillende organen, die ieder een deel van die macht
uitoefenen en elkaar wederzijds controleren en in evenwicht houden.
Checks and balances in het huidige staatsrecht
In onze tijd is de taak van de regering veel breder dan alleen het uitvoeren van wetten.
Niet alleen de functies die Montesquieu onderscheidt kloppen niet meer, het is ook niet zo,
dat de drie belangrijkste organen in de staat (de regering, parlement en rechterlijke macht)
onafhankelijk van elkaar opereren.
De vaststelling van wetten is de taak van regering en parlement samen. Het bestuur is de
taak van de regering, maar staat bij uitoefening daarvan onder controle van parlement.
Territoriale verdeling is een andere manier om taken te spreiden. Een deel van de
bevoegdheid wordt overgelaten aan regionale overheden.
Het stelsel van federatieve staat of bondsstaat, waarin de deelstaten eigen grondwettelijke
bevoegdheden hebben, beoogt een evenwicht tussen centrale en regionale organen.
De nederlandse methode is het verlenen van vergaande bevoegdheden aan gemeentelijke
en provinciale organen, waarbij echter geen terreinen principieel zijn uitgesloten van
centrale bemoeienis. Dit is het stelsel van de gedecentraliseerde eenheidsstaat.
1.3 De democratische rechtsstaat
Rechtsstaat: bescherming van de burger tegen het staatsbestuur. De organisatie is erop
gericht dat burgers beschermd zijn tegen machtsmisbruik door de staat zelf. Overheid mag
alleen doen waartoe zij bevoegd is verklaard door de wet.
Democratie
1. Vrije en geheime verkiezingen van het parlement. Actief en passief kiesrecht
2. Openheid over machtswisseling
3. Het parlement speelt een centrale rol in het staatsbestel.
Rechtsstaat
1. De staat erkent dat individuen en particuliere instellingen een staatsvrije sfeer
toekomt. Vrijheid van godsdienst/ meningsuiting. Grondrechten. tirranie
2. Het optreden van een overheidsorgaan dient te berusten op een regel die de
bevoegdheid van het orgaan beschrijft. Het legaliteitsbeginsel
3. De regels waarin de bevoegdheden van een overheidsorgaan zijn omschreven,
moeten zijn vastgesteld door een ander overheidsorgaan. Machtsmisbruik.
, 4. Geschillen tussen burger en staat moeten worden beslist door een onafhankelijke en
onpartijdige rechter.
1.4 grondregels van een democratisch-rechtsstatelijke staatsorganisatie
2 grondregels voor een democratisch-rechtsstatelijke staatsorganisatie:
1. Geen bevoegdheid zonder grondslag in wet of Grondwet
Legaliteitsbeginsel
- Iedere met dwang gepaarde overheidshandeling van bestuur of rechterlijke macht
is gebonden aan een wettelijke grondslag (formele wet of grondwet)
De door de regering en Staten-generaal gemaakte wet bevat nauwelijks inhoudelijke regels,
maar draagt de bevoegdheid deze vast te stellen over (delegeert) aan lagere instanties, zoals
de regering alleen of individuele ministers.
2. Niemand kan een bevoegdheid uitoefenen zonder verantwoording schuldig te zijn of
zonder dat op die uitoefening controle bestaat
Vormen van verantwoordingsplicht van en controle op overheidsorganen:
a. politieke verantwoordingsplicht
- Bestuurlijke organen -> vertegenwoordigende organen
- Ministers -> parlement
- Leden gedeputeerde staten -> provinciale staten
- Burgemeesters en wethouders -> gemeenteraad
b. ambtelijke ondergeschiktheid
- ambtenaren zijn verantwoording verschuldigd aan hun chefs
- bewindspersonen (ministers en staatssecretarissen) zijn geen ambtenaren en
daardoor niet onderworpen aan disciplinaire maatregelen (ontslag)
c. bestuurlijk toezicht
- bestuursorgaan gecontroleerd door een ander orgaan
- de regering heeft in beperke mate bevoegdheid tot bemoeienis met het beleid
van gemeentelijke of provinciale organen.
- preventief toezicht: bestuursorgaan moet goedkeuring vragen aan ander orgaan
- repressief toezicht: hoger bestuursorgaan kan beslissing van een lager orgaan
achteraf corrigeren.
- Een minister is op zichzelf niet verantwoordelijk voor het doen en laten van een
gemeentebestuur of een zelfstandig bestuursorgaan. Het parlement kan wel
kritiek hebben op het feit dat de minister geen gebruik heeft gemaakt van zijn
bevoegdheid tot controle die de wet aan hem toekent.
d. strafrechterlijke verantwoordelijkheid
- amtsmisdrijf: als ministers hun medeondertekening verlenen aan kb’s, wetende
dat daardoor de GW of amvb’s worden geschonden.
e. Beroep
- De meeste besluiten van bestuursorganen zijn vatbaar voor beroep
, f. Burgerlijke rechter
- Als geen beroepsmogelijkheid bij de bestuursrechter aanwezig is, kan bij de
burgerlijke rechter een actie uit OD tegen de overheid worden ingesteld.
- Heeft de overheid (het Rijk, provincie of gemeente) onrechtmatig gehandeld? ->
rechter spreekt verbod of bevel en verplicht de overheid tot schadevergoeding.
g. Rechterlijke toetsing van wetgeving
- Een actie uit OD kan zich ook richten tegen avv’s, een rechter mag controleren of
die in overeenstemming zijn met hoger recht.
- Maar: art. 120 Gw
- De formele wetgever is aan niemand verantwoording schuldig, wanneer hij een
wet aanneemt die in strijd is met de grondwet.
- De openbaarheid van het parlementaire debat vormt een zekere waarborg tegen
misbruik van bevoegdheid door de formele wetgever.
- Art. 94 Gw
- Toetsen van lagere regeling aan hogere mag wel. De wetgever kan bevoegdheid
delegeren aan de regering of aan ministers. De rechter mag beoordelen of deze
organen binnen de grenzen van deze gedelegeerde bevoegdheid zijn gebleven. Als
dat niet het geval is, kan de rechter de bepaling uit de amvb of ministeriele
regeling onverbinden verklaren en laat hij deze regeling buiten toepassing.
1.5 historische ontwikkeling van een demoratisch-rechtsstatelijke staatsorganisatie
Betekenis van de historische ontwikkeling
Een democratisch-rechtsstatelijk staatsbestel is een door de onmisbaarheid van een systeem
van checks and balances een uit zijn aard ontwikkeld bestel.
Een dergelijk systeem van checks and balances heeft zich ontplooid uit een staatsinrichting
waarin zo’n controlesysteem ontbrak en waar het bestuur een veel grote macht had dat nu.
Inspraak, referenda
Gekozen vertegenwoordigers zijn niet altijd in staat belangen van hun kiezers te behartigen.
Daarom zijn vormen van aanvullig en versterking van de vertegenwoordigende democratie
bedacht.
- Inspraak: burgers brengen hun zienswijze over voornemens van het bestuur naar
voren.
- Referenda en burgerinitiatieven: kiezers kunnen zich uitspreken over afzonderlijke
onderwerpen van politieke besluitvorming of regelgeving.
Nadeel: complexe kwesties worden aan de kiezer voorgelegd met alleen de
mogelijkheid om ‘ja’ of ‘nee’ te zeggen.
- Volksinitiatief: recht van burgers om over een door hen geformuleerd voorstel
direct een bindend referendum onder de bevolking te houden