Belangrijke personen
1. Emilie knappert: Pionier op het gebied van het volksontwikkelingswerk en het maatschappelijk werk. Zij
verdiepte zich in de sociale kweste en raakte geïnteresseerd in de ideeën van het Engelse Toynbee werk
(gemeenschapshuis). Zij stchhe in Leiden een volkshuid, zij werd de eerste directrice van dit volkshuis, zij
begon met het opzehen van vakanteactviteiten voor kinderen en meisjes uit fabrieksbuurten. In haar
werk legde zij het accent op de geestelijke ontwikkeling van de deelnemers door kunstzinnige vorming en
natuureducate. Zij was betrokken bij de oprichtng van een school voor maatschappelijk werk in
Amsterdam en werd daarvan directrice. De school had door haar een sterk bepaalde sfeer ze bracht de
studenten “Breeden, humanistsche ondergrond” bij, mar ze mochten zich niet specialiseren. Zij raakte in
een isolement, er werd steeds meer gevraagd naar gespecialiseerde functes.
- Volkshuis was gericht op vorming en ontspanning. Ontwikkeling, beschaving en levensgeluk onder de
arbeidende te brengen en daarmee gelijkstaande klassen te verhogen.
2. Arnold Toynbee: Toynbee Hall. Hier gingen studenten wonen, niet om alleen om jongeren uit lagere
klassen te onderwijzen, maar ook om zich onder het volk te bewegen en het volk beter te leren begrijpen.
- De hoge en lage klassen kwamen hierdoor met elkaar in contact
3. W.E. van Wijk: Directeur van clubhuis de Arend, bedoeld voor jongeren van 13-18 jaar uit de volkshuizen.
Zehe zich in voor ‘mmeerderheidsjongeren’. Hij dacht dat de puberteit niet belangrijk was en kreeg veel
kritek hierop van pedagogen. De puberteitsontwikkeling van primitef en beperkte, de jongeren waren
egocentrisch. Paul Willis: Zij hebben geen ontwikkelingsachterstand of een gebrekkige intelligente, de
puberteit is belangrijk en bepalend voor de latere ontwikkeling. Richard Sennet: Handarbeid sluit beter aan
bij de arbeidersjeugd; Kennis is concreet, lokaal, context gebonden; Artes illiberalis.
- Doel van Van Wijk: door middel van goede voorbeelden (imiteren) van beschaafd gedrag en
realistsche doelen stellen, de arbeidersjeugd te vormen
- Clubhuiswerk: Zij moeten hun doelen realistsch stellen, aangepast aan de kenmerken van de
doelgroep. (Niet gericht op ontwikkelingsperspectef)
4. Marie Muller-Lulofs : één van de grondleggers van het sociaal werk in Nederland. Haar bijdragen aan de
modernisering van de armenzorg (wil dat ze met respect worden behandeld) en de oprichtng van de
eerste school van maatschappelijk werk in Nederland, vormden een belangrijke aanzet tot verdere
doordenking en professionalisering van Sociaal werk. Zij deed vrijwilligers werk als armenbezoekster,
organiseerde vereniging tot verbetering armenzorg, had een werklozen bureau, een hulpbank en
cursussen voor armenbezoekers-in-opleiding. Zij ontwikkelde Kennis en kunde, een onderbouwde
methodiek, keek naar de vraag achter de vraag, keek naar onderzoek en oorzaken en zorgde voor sociale
diagnose. Zij had belangstelling voor de mens als individu.
- Droom: ‘mstelselmatge, theoretsche en praktsche vorming van hen die aan eenigen belangrijke taak
van sociale arbeid zich willen wijden’.
- Op de school gaven ze geen vaste defnite aan maatschappelijk werk: er waren concrete zorgen,
risico’s, noden, rechten en behoefen en de vraag welke opleidingsinhoud daarbij hoort.
- Zij was tegen straat en voordeur flantropie (bedelenden), geen ondersteuning zonder vooronderzoek,
kennis van sociale omstandigheden, wetenschappelijke basis methodiekontwikkeling; geschiedenis,
sociologie en psychologie.
5. Marie Kamphuis: Bracht ‘mSocial casework’ naar Nederland. (Individuele hulpverlening, gaat over een
familie waarmee je werkt, de case is de familie). Zij was een ‘mAmerika-ganger’, ging naar New-York om daar
het social casework te ontdekken. In 1950 kwam haar boek: ‘mWat is social casework?’.
- Social casework vormt een breuk met de oudere paternalistsche hulpverlening, het perspectef van de
cliënt is belangrijker geworden.
- Hulpverlening moet vooral gericht worden op het aanwenden van de hulpbronnen van de cliënt en
zijn omgeving (netwerk), om het actveren en vergroten van de zelfredzaamheid.
- 2 aspecten: 1) krachten van de hulpvrager/cliënt mobiliseren. 2) Leefomgeving toegankelijk maken
voor de cliënt.
6. Carel Muller: Directeur van Zwakzinnigeninrichtng Dennendal (Den Dolder). Hij had een
vernieuwingsideaal (verdunningsexperiment) waarin verstandelijk gehandicapten te midden van andere
burgers hun leven konden leiden op een terrein waar ‘mziek’ en ‘mgezond’ samenleef. Dit zorgde voor een
groot confict waardoor het tot halt werd geroepen en moest worden ontruimd (de cliënten werden
overgeplaatst). In de jaren 80 werd dit plan overgenomen door de Hafakker. Kay Okma benoemde dit
‘mbinnenintegrate’, later gingen bewoners van insttuten in kleinschalige voorzieningen in de samenleving
wonen.
, - Gericht op een goede relate met de cliënt, omdat goede zorg anders niet mogelijk is. Goede
begeleiding is alleen mogelijk met goed contact.
- Nu: zorg is verzakelijkt, hiërarchisch en bureaucratsch. Maatschappelijke integrate is nog ver te
zoeken.
7. Jan Klootsema: één van de eersten die een systematsch overzicht publiceerde van ‘mkindergebrekken’.
Adjunct-directeur van het Alkmaarder Rijksopvoedingsgestcht.
Hij labelde kinderen naar hun ‘mproblemen’ en deelde ze in over 4 groepen: 1) Idiote / achterlijke
kinderen. 2) misdadige kinderen. 3) verwaarloosde kinderen. 4) doofstomme, blinde en epileptsche
kinderen.
- Legt uit wanneer kinderen tot die groep behoren en wat voor een behandeling nodig is.
- Maakt duidelijk dat opvoeders gericht leiding dienen te geven aan de ontwikkeling van kinderen met
een probleem.
- Grondslag voor orthopedagogiek – houdt zich bezig met de opvoeding van het gehandicapte kind –
waarin rekening wordt gehouden met de aard en ernst van het gebrek
- Nu: aandachtstekortstoornissen (ADD, ADHD, ADD-NOS), gedragsstoornissen (CD, ODD, PDD-NOS),
verstandelijke beperking, communicatestoornis, Pervasieve ontwikkelingsstoornis (Autsme,
Asperger), motorische stoornis (dyspraxie, DCD), leerprobleem
- Orthopedagogen houden zich in eerste instante bezig met ‘mwelke’ zorg het kind nodig heef.
Beroepsidentteit:
- Het bevorderen van partcipate aan de samenleving
- Bevorderen van eigenkracht
- Signaleren en prevente
- Plek innemen in het lokale speelveld (als sociaal werker)
- Inzicht in sociale technologie (Social media, E-health & M-health)
- Bevorderen van sociale samenhang, inclusiviteit en partcipate van burgers
Focus; Op het sociaal functoneren van mensen of het bevorderen van sociale redzaamheid.
Manieren om het sociaal functoneren te versterken
Createf zijn, mensen te verbinden, uitgaan van krachten en kansen, basishouding van gelijkheid, ‘merop af’
gaan en door te faciliteren
Maatschappelijke opgaven
Leefaarheid in wijken bevorderen, armoede bestrijden, eenzaamheid voorkomen, gezondheid
bevorderen, lehen op inclusie/exclusie, lehen op culturele diversiteit, preventef handelen binnen
opgroeien en opvoeding en ondersteunen bij zingeving.
Eigenschappen sociaal werker
Benaderen en benaderbaar zijn; onderzoeken vermogen; verantwoording afeggen; samenwerken
Sociaal werk Nederland (MOgroep)
Brancheorganisate voor Sociaal werk, aansluiten bij maatschappelijke veranderingen en jouw
nut, de urgente van je werk zichtbaar maken. Het gaat om de kweste van meedoen. Welzijn
Nieuwe stjl: de burger centraal, eigen kracht ontwikkelen. Ze lobbyen om het nut en de urgente
van het vak zichtbaar te maken. “Sterke sociaalwerk organisates staan voor sterk sociaal werk”.
10 redenen om voor Sociaalwerkers te kiezen
1. Benuhen de kracht van vrijwilligers
2. Besparen de gemeenschap miljoenen
3. Doen meer voor minder geld
4. Hebben lef en weten van aanpakken
5. Horen in het hart van sociale wijkteams
6. Laten jongeren groeien
, 7. Vergroten zelfredzaamheid van de buurt
8. Meesters in verbinden
9. Vakmensen
10. Zijn een zorg minder
Morele dillema’s
1. Belangen en rechten individuele burger versus algemeen welzijn van de samenleving Iedere burger is lid
van een samenlevingssamenleving. De individuele rechten kunnen indruisen tegen het algemeen belang
van de samenleving. (Overtreden van wehen en regels, beleid met nadelige gevolgen voor de burger)
Dillema’s voor de professional:
- Een vertrouwensrelate met de burger en misstanden aan de orde moeten stellen.
- Langzame processen ondersteunt en tegelijk snel problemen moeten aanpakken
- Ervaart beleid van organisates in strijd met belangen van de burgers
- In samenwerking met netwerkpartners informate niet mogen geven vanwege privacy of
beroepsgeheim
- Ziet dat burger zich afzijdig wil houden en hen wil bewegen tot het nemen van eigen
verantwoordelijkheid
- Een beroep doet op burgers, vrijwilligers en mantelzorgers die zich al overvraagd voelen of die zelf in
een kwetsbare posite verkeren.
2. Individueel belang burger versus groepsbelang in het kader van gelijkheid, diversiteit en onderdrukking
individuele belang van de burger lijkt in strijd te zijn met het belang van de groep waar de burger deel van
uit maakt (culturen, gedragsregels, normen en waren versus de rechten van de burgers)
- Ervaart dat culturele en religieuze waarden partcipate, emancipate en weerbaarheid in de weg
staan.
- Ziet dat oude rechten zoals aanspraken op zorg vervellen, waarvoor in de plaats zelfredzaamheid van
individu of zijn omgeving moet worden aangeboord.
- Afankelijkheid bij kwetsbare burgers ervaart en de eigen kracht willen versterken
- De burger zijn gevoel van eigenwaarde wil behouden en moeite heef met het inzehen van het sociale
netwerk.
- Te maken krijgt met sociale uitsluitng en discriminate tussen groepen met wie hij werkt.
3. Individuele rechter burger versus welzijn van de burger: betref de rechten van de burger vs. Het welzijn
van de burger.
- Signalen van verwaarlozing of vereenzaming zien, terwijl de cliënt hier niet mee aan de slag wil
- Uitgaat van vrijwilligheid en eigen regie, maar ook bemoeizorg, drang- of dwangmaatregelen moeten
inzehen.
- Partcipate van kwetsbare burgers willen bevorderen, terwijl zij vinden dat hun vermogens hiervoor
tekortschieten.
- Individuele vragen willen beantwoorden met collecteve arrangementen, terwijl de burger daar niet
om vraagt.
4. Kwestes die te maken hebben met de verschillende beroepsrollen van de sociaal werker maatschappelijke
ondersteuning: professionals werken met grote diversiteit van burgers en groepen met tal van belangen,
die zij vanuit verschillende invalshoeken en benaderingswijzen tegemoet treden. Daarnaast werknemer in
een organisate, behartgt hij de belangen van die organisate en werkt hij samen met collega’s, vrijwilligers
en externe partners, die ook weer hun eigen belangen hebben. Professional maakt deel uit van een
beroepsgroep met ethische waarden en normen en opvatngen over de kwaliteit van het vak.
- Present, empathisch is en een vertrouwensban wil opbouwen en tegelijk kostenbewust en
oplossingsgericht wil werken
- Methodisch verantwoord wil werken en tegelijk maatwerk wil bieden en improviseren
- Kans- en krachtgericht wil werken en direct zelf problemen wil oplossen.
- In zijn werk (persoonlijk) betrokken wil blijven, maar tegelijk ook afstand moet kunnen nemen en
loslaten.
- Geneigd zich als probleemeigenaar te voelen, terwijl dit bij de betrokken burgers en cliënten ligt.
- Vragen en opdrachten krijgt die op gespannen voet staan met de beroepscode en
beroepsopvatngen.
- Onvoldoende toe komt aan refecte en kennisontwikkeling door de drukte van alledag.