Prehonours programma technische verpleegkunde
Fysiologie: Cardiologie
Algemene leerdoelen
Je kunt:
- De plaats van het hart in de circulatie en de bouw van het hart beschrijven
- De elektrische eigenschappen van het hart uitleggen en verband brengen met het ECG
- Een volledige hartcyclus beschrijven.
- De termen Cardiac Output, ejectiefractie, preload en afterload hanteren.
- Uitleggen wat een gecompenseerd hart inhoudt.
- Uitleggen hoe de hartprestatie intrinsiek en centraal wordt geregeld.
- Een aantal pathofysiologische veranderingen in de hartprestatie verklaren.
- De fysiologische veranderingen, die zich voordoen bij inspanning verklaren.
Leerdoelen bijeenkomst 1. Hart grenzend aan hartholte ritme
De anatomie van het hart en de functie van het hart in de bloedsomloop beschrijven.
Anatomie van het hart:
Het hart bestaat uit 2 delen: linker- en rechterheft. Het hart
is een dubbele pomp; beide harthelften hebben een pomp-
functie. De harthelften staan in serie en zijn van elkaar
gescheiden door een septum/tussenschot en zijn beide
voorzien van eigen instroomvaten (= venen/aders, voeren
bloed uit organen terug naar het hart) en uitstroomvaten
(= arteriën/slagaders, vervoeren bloed naar organen).
- Rechterharthelft: ontvangt bloed afkomstig uit het
lichaam en pompt dit door naar de longen.
Longen staan in serie met de harthelften, zodat al
het bloed steeds de longen moet passeren =
kleine circulatie (kortere weg en kleiner
stroombed)
- Linkerharthelft: bloed komt na longpassage terug in
het hart, wordt doorgepompt via aorta naar organen.
Organen staan grotendeels parallel t.o.v. elkaar,
zodat elk orgaan maar een deel van het bloed
ontvangt = grote circulatie.
Atria/boezems en ventrikels/kamers
De 2 harthelften bestaan uit 2 in elkaar overlopende
holten:
- Wanden van hart: myocard = mengsel van spier- en bindweefsel (elastisch en collageen)
- Binnenzijde: endocard = 1 laag platte cellen, daaronder dun laagje bindweefsel
- Buitenzijde: epicard = vetrijke bindweefsellaag, met coronairvaten (= bloedvaten voor de
hartwand zelf)
De hartholten worden gescheiden door de atrioventriculaire (AV-)kleppen
- Bovenste holte = atrium/boezem, wand: ± helft elastisch bindweefsel zeer rekbaar
- Onderste holte = ventrikel/kamer, spierweefsel. Myocard van kamers is verdeeld in lagen:
Subendocard = binnenste laag, grenzend aan hartholte
Subepicard = buitenlaag
Linkerharthelft bevat dikke spierlaag die tot 60% van de totale hartwand kan innemen.
De beide atria en beide ventrikels grenzen aan elkaar. Ze worden gescheiden door resp. het
interartriële en interventriculaire septum (naar bouw en functie deel van de linkerhelft).
Daar waar atrium en ventrikel grenzen, bevindt zich de anulus fibrosus (= hartskelet, stevige
plaat), een strook vezelig bindweefsel. Hierin bevinden zicht 4 openingen: 2 tussen de atria en
, Prehonours programma technische verpleegkunde
ventrikels (= AV-ostia) en 2 voor de uitstroomvaten (rechtsachter: a. pulmonalis/longslagader
en linksvoor: aorta/lichaamsslagader). In deze openingen bevinden zich kleppen.
Instroomvaten monden uit in de atria:
- Rechts: uit grote circulatie v. cava superior en
inferior (bovenste/onderste holle ader). Monden
samen uit via de sinus venosus achter in rechter-
atrium, die bloed uit hartwand zelf terugvoert.
- Links: uit kleine circulatie 2-4 longvenen (v.
pulmonales), monden uit achter in linkeratrium.
Het hart ligt enigszins schuin in de borstkas; punt van
de ventrikels linksonder, top van atria (hartbasis)
rechtsboven. Het septum ligt vrijwel frontaal,
waardoor de voorwand vooral door rechterventrikel
wordt gevormd en de achterwand door de
linkerventrikel.
Hart wordt omgeven door het pericard = hartzakje,
zakvormig vlies dat een voortzetting vormt van de buitenste laag van epicard, is vergroeid met
vlies dat de long omgeeft (pleura parietalis).
Kleppen
Alle kleppen zijn opgehangen in bindweefselringen van de anulus fibrosus, zo kunnen ze een
grote druk weerstaan zonder uit te wijken.
- Atrioventriculaire (AV-)kleppen: kleppen tussen atria en ventrikels.
Bestaan uit vrij in de ventrikelholte hangende vliezen (de klepslippen):
o Rechts: 3x tricuspidalisklep (vulva tricuspidalis)
o Links: 2 mitralisklep (valvula bicuspidalis/mitralis)
De vrije randen van de slippen zijn via peesdraadjes (chordae tendineae) verbonden
aan uitsteeksels van de ventrikelspier, de papillaire spieren, die de klepslippen tijdens
contractiefase op hun plaats houden.
Taak: ervoor zorgen dat er geen terugstroming vanuit de ventrikels naar de atria
optreedt. Als de stroom toch zou omkeren, klappen ze dicht. Papilaire spieren
voorkomen dat de kleppen doorslaan.
- Semilunaire (SL-)kleppen: kleppen in de uitstroomvaten.
De samenstellende klepbladen hebben de vorm van een halve maan.
Bestaan aan weerszijden uit 3 vliezige zakjes die zich aan de wand van de
uitstroomvaten hechten als zwaluwnestjes.
Taak: Ze richten de druk van de ventrikels naar de uitstroomvaten en slaan dicht bij
een omkering van de stroom.
Soorten spierweefsel
Hartspiercellen zijn
prikkelbare cellen, in
elektrische activiteit
vergelijkbaar. Ze vormen
geen homogene groep en
worden onderverdeeld in:
- Contraherend myocard/arbeidsmyocard: vormt de grootste massa van de spierlaag van hart.
Het bestaat uit een netwerk van langwerpige vertakte cellen (cardiomyocyten), in de lengte-
richting verbonden door desmosomen en gap junctions die van de hartspier een functioneel
syncytium maken. De spleten hierin worden gevuld door bundels collageen en elastisch
bindweefsel, bloed- en lymfecapillairen en zenuwcellen. Het inwendige van de spiercellen