Samenvatting gezondheidszorg
Hoofdstuk 1 Gezondheid en welzijn
3 perspectieven van gezondheid:
1. Gezondheid is niet ziek zijn.
2. WHO-definitie van gezondheid:
Gezondheid is een toestand van volledig fysiek, geestelijk en sociaal welbevinden en niet
louter het ontbreken van ziekte of gebrek.
De nadruk ligt op het individuele, elk mens bepaalt of hij zich goed voelt. In de loop van de
jaren is er kritiek ontstaan op de definitie in 5 aspecten:
- Het idealistische karakter van de definitie: Is het wel mogelijk om volledig gezond te zijn, als
je een wrat hebt ben je dan al niet meer gezond? Moeten we ernaar streven alle
ongemakken die het welbevinden in de weg staan te elimineren zoals de definitie suggereert.
- De stimulans tot medicalisering: de definitie stimuleert de toenemende mate van de mens
bekijken uit de begrippen gezondheid en ziekte.
- Het statische karkater van gezondheid: het woord toestand is lastig, het ene moment voel
je je goed en het andere moment niet omdat je ergens moeite mee hebt.
- De scheiding van het lichamelijke, het psychische en het sociale:
- De verhouding tussen het individuele en collectieve aspect van gezondheidsbepaling: de
collectieve bepaling van gezondheid blijft buiten beschouwing. Het individu en het collectief
zijn voortdurend in dialoog over ziekte en gezondheid.
Daarom worden in het Engels ook 3 termen gebruikt voor ziekte: illness (individuele
perspectief), sickness (sociale aspect) en disease (specialistische perspectief. Naast de
bovenstaande kritiek speelt de veranderende samenleving ook een rol. Door het gestegen
welvaartsniveau verandert de levensstijl van mensen en veranderen de prevalentie en
incidentie van ziekten.
3. Positieve gezondheid volgens Huber: er wordt vooral gesproken over factoren die te
maken hebben met gezondheid en ziekte zelf. Dit is echter een zeer beperkte focus. De
veranderende levensstijl, de veroudering en de toename van het aantal chronische zieken
maakt de gezondheidszorg erg duur. Daarom moet er gekeken worden naar een
participatiesamenleving. Dit betekent een andere manier van kijken naar
verantwoordelijkheid, naar de verhouding tussen het individuele en het collectieve, naar het
gebruik van medische voorzieningen en daarmee de eisen die gesteld worden aan de
burger.
Positieve gezondheid: gezondheid is het vermogen van mensen zicht aan te passen en
eigen regie te voeren in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het
leven.
Het leven zit niet altijd mee, daarom moet je kunnen terugveren wanneer dat nodig is. Je
moet je kunnen aanpassen aan wat het leven je geeft. Het nemen van eigen regie daarbij
zodat er sprake is van een grote zelfredzaamheid en gebruikmaken van het eigen netwerk
zodat je geholpen wordt door hen die je nabij zijn, zijn acties die passen bij deze nieuwe
definitie. De verantwoordelijkheid komt meer bij de burger zelf te liggen. Dit is een
activerende verandering en tegelijkertijd voor sommigen zo’n sterke eis dat het de vraag is of
iedereen heir wel toe in staat zou zijn. Huber spreek van fysieke, emotionele en sociale
uitdagingen van het leven. Hij benoemd 6 pijlers van gezondheid: lichaamsfuncties, mentaal
welbevinden, zingeving, kwaliteit van leven, sociaal-maatschappelijk participeren en
dagelijks functioneren. Deze 6 pijlers kunne in een spinnenweb uit een worden gezet, dit
spinnenweb kan je ook gebruiken als gespreksinstrument. Voordat de gezondheidszorg die
nieuwe model volledig accepteert moet er nog wel veel gebeuren.
,Dit model is niet zo idealistisch als de definitie van WHO, omdat dit niet stelt dat iemand pas
gezond is als ziekte afwezig is. Het gaat verdere medicalisering tegen. Dit model heeft zowel
aandacht voor het individuele en het collectieve perspectief op gezondheid.
De Wet Maatschappelijke Ondersteuning is een belangrijke stap geweest in de ombouw van
de verzorgingsstaat naar de participatiesamenleving. De verhouding tussen overheid en
burger wordt anders.
Tot aan WOII is het sociaal werk vooral tot ontwikkeling gekomen met behulp van particulier
initiatief. Na de oorlog ontstond er professionalisering van het maatschappelijk werk. De
verzorgingsstaat kwam tot bloei en er was genoeg geld om alle hulp te subsidiëren. In de
jaren 80 kwam het sociaal werk onder druk te staan. Tot de jaren ’90 was het streven van de
nationale overheid om de maatschappelijke participatie te bevorderen en de
maatschappelijke achterstand te bestrijden. Het sociaal werk kwam klem te zitten tussen de
gemeenten en overheid. In de jaren ’90 is er een verweesd sociaal werk. Vanaf 2007 werd er
een proces van decentralisering en deregulering in gang gezet en werken
verantwoordelijkheden tussen burgers en overheden anders gedefinieerd. Door kosten
besparing moeten sociaal werkers steeds meer gaan werken vanuit een groter
kostenbewustzijn en focus op efficiëntie. De burger wordt meer zelf verantwoordelijk voor
deelname aan de samenleving. De kernfunctie van het sociaal werk is het bevorderen van
sociale samenhang, inclusiviteit en participatie van de burgers. Daarbij is er zowel een
collectieve oriëntatie, waarin participatie en emancipatie centraal staan, als een individuele
oriëntatie, waarin het meer gaat om begeleiding en hulpverlening. Dit wordt aangevuld met
sociaal functioneren. Het ontbreken van houvast aan de omgeving vereist veel
maatschappelijke competenties van de burger om succesvol sociaal te kunnen functioneren:
enerzijds het vermogen om flexibel in te springen op de eisen van een steeds wisselende
omgeving en anderzijds het vermogen om meer duurzame binding aan te gaan als de
sociale context hiertoe de mogelijkheid biedt.
De sociale context waarin mensen functioneren bestaat uit diverse lagen:
1. De primaire leefomgeving: daar waar men leeft
2. De formele en informele netwerken: familie, vrienden, werk, school, kennissen etc.
3. De gemeenschappen: de straat, de wijk, het land.
Bij begeleiding van cliënt is het belangrijk om in kaart te brengen welke sociale verbanden hij
deelneemt en welke waarde deze voor hem hebben. Het is belangrijk om participatie,
emancipatie en sociaal functioneren te bespreken met de cliënt. De focus is voortdurend het
kwalitatief zo goed mogelijk functioneren van de burger in zijn sociale context.
Hoofdstuk 2 Gezondheidszorg, de huidige situatie
De dubbele vergrijzing: meer mensen worden steeds ouder
De levensverwachting is toegenomen door betere behandelmogelijkheden en preventie. De
overheid stimuleert langdurige arbeidsparticipatie om de kosten van de niet-productieve
eindfase van het leven te verlagen.
Steeds meer mensen hebben chronische ziekte
Veel chronisch zieken voelen zich goed en hebben lang niet altijd beperkingen en zijn
maatschappelijk actief. Bij mannen ligt de leeftijd waarop chronische ziekte wordt
geconstateerd op 48 en bij vrouwen op 42. Deze zijn verantwoordelijk voor de grootste
ziektelast. Determinanten als roken, veel alcohol, overgewicht etc. dragen hieraan bij.
Voorheen dodelijke ziektes zijn tegenwoordig beter te behandelen maar de kans is groot dat
de gezondheid hierbij wordt aangetast. Het aantal mensen met chronische ziekte zou
toenemen van 32% naar 40% is 20 jaar.
Vorige eeuw waren vooral infectieziekten veel voorkomende ziekten, tegenwoordig dankzij
goede hygiëne veel minder. De toenemende welvaart zorgt voor nieuwe ziekten. De
, veranderende prevalentie en incidentie brengt een andere manier van kijken naar
gezondheid en ziekte met zich mee. Bij infecties en trauma’s staat genezen voorop, bij
chronische ziekten, veroudering is het leren leven met de ziekte van belang. Prevalentie is
het percentage van de bevolking dat op een bepaald moment de aandoening of ziekte heeft.
De incidentie is het aantal nieuwe gevallen van een ziekte of aandoening per tijdseenheid
per aantal van de bevolking. De prevalentie van chronische ziekten is aan het stijgen. De
opdracht van cliënten om zich aan te passen aan de veranderende mogelijkheden ten
gevolge van hun chronische ziekte is gericht op het optimaliseren van de deelname aan de
samenleving. Het is van belang dat we een inclusieve samenleving hebben waarin mensen
een goede sociale kwaliteit beleven. Ook chronisch zieken kunnen meedoen aan de
samenleving en zelf ook aan betaald werken.
De huidige organisatie van de zorg
Indeling en ordening van de zorgvoorzieningen
Intramurale zorg: zorg die onafgebroken 24 uur een verblijf bied verzorgingshuis,
ziekenhuis of instelling.
Extramurale zorg: zorg die verleent wordt aan de cliënt buiten het verblijf. huisartsen,
verloskundigen, fysiotherapeuten
Transmurale zorg: ketenzorg, zorg die verleend wordt op basis van afspraken over
samenwerking tussen zorgverleners uit de eerste en tweede lijn, waarbij sprake is van
gemeenschappelijke verantwoordelijkheid met expliciete deelverantwoordelijkheden.
Semimurale zorg: zorg voor cliënten die niet volledig zelfstandig kunnen wonen maar ook
niet opgenomen hoeven te worden.
Er is een tendens van vermaatschappelijking van de zorg. Hiermee wordt bedoeld dat er
wordt gestimuleerd mensen zoveel mogelijk deel te laten nemen aan de samenleving.
Ordening van de gezondheidszorg
De gezondheidszorg kan je opdelen in indelingen.:
- De horizontale indeling volgens sectoren of branches hierin worden alle activiteiten en
spelers geordend op de inhoud oftewel de ziektebeelden waar de zorg en de professionals
zich op richten.
- De verticale indeling volgens lijnen of echelons hierin worden alle activiteiten en spelers
geordend op mate van specialisatie, op toegankelijkheid of op duur van verleende zorg.
De sectoren of branches
Er zijn 5 sectoren:
1. Cure gericht op behandeling en genezing van acute en chronische lichamelijke
aandoeningen. Denk hierbij aan ziekenhuizen, revalidatiecentra, ambulance vervoer,
geneesmiddelen die intra en extramuraal worden voorgeschreven en de zelfzorgmiddelen.
2. Care gaar uit van langdurige zorg aan mensen die niet meer zonder zorg thuis kunnen
wonen. Dus thuiszorg, verzorgingstehuizen, wooncentra. De zorg wordt geregeld via de Wet
langdurige zorg en een indicatie kan worden aangevraagd bij het Centrum indicatiestelling.
Ook gehandicapten zorg valt hier dus onder. Ook de verstrekte hulpmiddelen vallen
hieronder, denk aan incontinentiemateriaal of aangepaste rolstoel.
3. GGZ zorg voor mensen met een psychische stoornis. Er is sinds 2010 een POH-GGZ
dit is vaak een sociaal werker of psycholoog, dit is een praktijkondersteuner bij de huisarts.
Hier worden alle sectoren van zorg verleend
4. Maatschappelijke zorg maatschappelijke opvang. Het doel is om kwetsbare burgers op
te vangen in een moeilijk moment in hun leven. Hier wordt intramurale of residentiële zorg
verleent en ook ambulante opvang en dienstverlening.
5. Preventie en publieke gezondheidszorg 3 vormen:
- Primaire preventie: richt zich op het voorkomen van nieuwe gevallen van ziekte of op het
wegnemen of verminderen van oorzaken van ziekten, zoals vaccinaties
- Secundaire preventie: Oorzaken zo vroeg mogelijk op te sporen bevolkingsonderzoeken