Benaderingen en Debatten in de Politicologie – samenvattingen deeltentamen 1
Kern van artikelen:
Question/puzzle
Theoretische debat dit is vaak het belangrijkste.
Empirie
Conclusie
Week 1
Marsh & Stoker (p. 1-22)
(p. 1-12 )Politicologie is een diverse discipline. Er is een groter wordende invloed van globale
krachten waardoor ‘globalisering een sociaal feit’ is. Binnenlandse politiek wordt sterk
beïnvloed door transnationale krachten. Een nieuwe wereld politiek komt op, waarin niet-
statelijke actoren een belangrijke rol spelen naast natiestaten. De natuur van de politiek op
internationaal niveau is meer politiek gedreven door onderhandelingen, hegemonische
invloeden en soft power, meer dan een militaire bekwaamheid en economische kracht, hoewel
die laatste wel belangrijk blijft.
Het woord benaderingen wordt gebruikt omdat het breder is dan een theorie of methodologie.
Behaviouralisme – concentreert zich op processen van de politiek die worden geassocieerd
met mainstream politiek en regering.
Rationale keuze theorie – betreft voorwaarden voor collectieve actie in de mainstream
politieke wereld.
Institutionalisme – focust ligt bij regels, normen en waarden die politieke uitwisselingen
regeren; kijken naar institutionele arrangementen in de mainstream politieke wereld.
Constructivisme – politiek wordt gedreven door het idee dat actoren zich hechten aan hun
acties en de context. Politiek kan breed zijn als het gaat om de verschillende wereldbeelden
van mensen over wat politiek aangaat.
Psychologie – ziet politiek door de ogen van een personaliteit en herkenning van de
individuen die zich met deze praktijken bezighouden.
Feminisme – een brede proces definitie die erkent dat het persoonlijke politiek kan zijn.
Marxisme – politiek is een gevecht tussen sociale groepen in speciale sociale klassen.
Politicologie zou zich bezig moeten houden met ‘wat is’, maar ook met normatieve ideeën
over ‘wat het zou moeten zijn’. Zowel empirische onderzoek als normatieve theorieën zijn
hierbij nodig.
Wat is politiek?: de eerste brede benadering definieert het politieke als een studiegebied door
te refereren aan een arena of een specifieke set van instituties. Hiertoe kan het
behaviouralisme, rationele keuze theorie, en institutionalisme worden geschaard.
De tweede brede benadering ziet politiek als een sociaal proces dat kan worden geobserveerd
in allerlei verschillende situaties. Hieronder vallen het feminisme, constructivisme, en het
marxisme.
Alle definities kunnen wel stellen dat politiek gepaard gaat met een conflict over macht. Gaat
over collectieve keuze, en onder wat voor voorwaarden deze keuzes worden gemaakt. Het
gaat ook over gebruik van macht en de gevolgen ervan.
Sleutel is om een gevoel van het collectieve van de collectieve of publieke arena dat de
achterliggende werkingen van de politieke elite blootlegt (?)
De diversiteit van politieke benaderingen (pluralisme) moet niet geïsoleerd worden, maar
interactief.
,(p. 15-22) Gefocust op binnenlandse politiek kunnen we stellen dat de politicologie van drie
brede paradigma’s is vervangen door grotere set benaderingen. De drie paradigma’s die het
debat gedurende het grootste deel van de twintigste eeuw domineerden zijn:
Institutionalisme – old versus new. Old werd gekenmerkt door een focus op formele regels en
organisaties en op officiële structuren van regeringen, waarbij het nieuwe zich meer focuste
op informele conventies en bredere institutionele netwerken van regeren.
Pluralisme – politiek ging over een conflict tussen groepen voor invloed.
Classical pluralism – de staat was een plaats van groepsconflicten, groepen waren relatief
vrij om met elkaar te concurreren. Macht was zichtbaar.
Policy networks – voegde als complicatie toe dat de staat een plek was van meerdere spelers
die een speciale relatie hadden met ‘outside groups’ die op deze manier invloed uitoefenden
op de regeringsmachine. De belangen van de democratie werden bedreigd door ‘iron
triangles’. Macht was deels zichtbaar, maar ook onzichtbaar.
Neo-pluralism – gebiased naar privé belangen, vooral die van het zaken (business). De
business had een structureel voordeel in groepscompetitie vanwege de centrale rol in
economie en sociale welvaart. Macht was niet makkelijk zichtbaar, en werd gereflecteerd in
structurele voordelen van business.
Pluralisme werd uitgedaagd door het elitisme:
Classical elitism – elite domineert de staat en maatschappij volledig en is sterk en
eensgezind. Macht is zichtbaar en formeel. De drijvende kracht is de zwakheid van niet-
elites.
Power elite perspective – substantiele dominantie van elite over de staat en maatschappij.
De elite is eensgezind, maar met gescheiden delen. Macht is verborgen maar wel zichtbaar.
De kracht van business en sociale vermenging.
Regime elitisme – er is verdeelde maar strategische dominantie van elites over de staat en
maatschappij. De elite is verdeeld, maar kan door opkomst van een regime versterkt worden.
Macht om dingen te laten gebeuren, in plaats van het hebben van directe macht. De
drijvende kracht achter deze vorm van elitisme is de drive om dingen gedaan te krijgen,
samen met de relevante bronnen.
Kenneth Allan – In the beginning there was modernity
Moderniteit begon in de 17e eeuw, gemarkeerd door een aantal sociale veranderingen. Maar
het was meer dan alleen een periode van tijd, het is manier van kennis dat is begonnen tijdens
de verlichting en positivisme: progressie, empirie, vrijheid en tolerantie. Traditionele kennis is
per definitie ingebed in een lange periode van tijd en biedt weerstand tegen verandering en
vooruitgang. De traditionele kennis is valide als het de test van tijd doorstaat. Regilieuze
kennis is valide als het is ‘onthuld’ door God. En moderne kennis is valide als, en alleen als,
het empirisch is getest en werkt.
Het idee van vooruitgang past ook bij het positivisme. Positivistische kennis is gebaseerd op
feiten en universele wetten. Het ideale model voor positivistische kennis is wetenschap:
wetenschap gaat ervan uit dat het universum empirisch is, dat het werkt door wetmatige
principes, en dat mensen deze wetten kunnen ontdekken. Deze wetten dienen ontdekt te
worden om fenomenen te verklaren, voorspellen en controleren. De basis om kennis te
accepteren is twijfel.
Twee projecten van moderniteit:
- Het technische project is het domein van de wetenschap. Kennis wordt hier gebruikt
om het universum door technologie te controleren.
- Het sociale project focust zich op de institutionele verantwoordelijkheid van de
democratische staat.
, Alle sociologen (Alexis de Tocqueville, Harriet Martineau, en Jane Addams) zagen dat er een
aantal praktijken zijn die komen met democratie. Twee belangrijke praktijken gaan over de
vereniging van het individu met de collectieve en opkomende ethieken. Democratie is dus een
doorgaand proces en heeft geen ‘eind’. Ethiek en moraliteit zijn sociaal en komen voort uit
ervaring, experimentatie en diversiteit.
Democratische instituties kwamen ook voort uit de moderniteit. Moderniteit is uniek in dat
het kerk en staat scheidt. Deze scheiding is nodig omdat de democratie niet kan functioneren
onder absolute waarheid en wetmatigheid. Een andere belangrijke institutie van moderniteit is
het kapitalisme, bedoelt als manier waarbij iedereen kon bouwen op eigen talent en moeite.
- Educatie: moderne educatie hecht waarde aan reden, vooruitgang en verandering.
Martineau ziet een belangrijke link tussen moderne kennis en regering. Twee
belangrijke indicatoren voor de relatie tussen de educatie en vrijheid zijn de vrijheid
van opleiding en de positie van de universiteit.
Theorie ligt ten grondslag van moderne kennis en wetenschap. Theorieën zijn geaccepteerd
omdat zij opstonden tegen de constante twijfel. Functies van theorie zijn: uitleg van hoe iets
werkt en hoe iets ontstaat. Theorie ontstaat uit aannames, perspectieven, concepten, definities,
en relaties. Perspectieven bepalen wat we zien, we zien de wereld niet direct. Perspectieven
bouwen altijd voort op aannames: datgene waarover we denken dat het waar is, zonder het te
testen. Drie basis assumpties in sociale theorie zijn: aannames over de natuur, het bestaan van
de maatschappij, en de doelen van kennis. Concepten die worden gebruikt zijn abstract, deze
abstracte concepten geven namelijk uitleggende kracht.
Jane Bennet – Modernity and its critics (snap dit niet heel goed)
Wat houdt de moderniteit in? Allereerst een verdeelde constellatie van intellectuele
tendensen. Ten tweede een set van institutionele structuren die worden geassocieerd met een
temper. (?)
Moderniteit en zijn kritieken is een verhaal over een epochal shift, van de secularisering van
een traditionele orde.
De desillusie en het probleem van betekenisloosheid Weber identificeerde de centrale
dynamiek van moderniteit als een desillusie. Systematisering, instrumentialisering,
seculisering, demystificatie: deze begrippen houden in dat modernisering altijd doorgaat,
nooit compleet is. Modern zijn is het in staat zijn om te onderscheiden wat dingen in principe
zijn van wat zij momenteel zijn: het leren relateren aan fenomenen door logisch te kijken naar
hun structuren, door de principes van hun organisatie, wat een meer precieze categorisatie van
dingen aantoont. Weber zegt dus dat de moderniteit nu is; modernen zijn meegenomen in de
processen van desillusie, wetenschap, secularisatie, wiskunde, bureaucratie, en vervreemding.
Commodity Fetishism Marx verhaal van moderniteit focust op twee gelinkte sociale
processen: commodificatie en fetisism. Commodity is een artikel ontworpen voor
marktuitwisseling. Commodity fetishism betekent de verafgoding van consumptiegoederen.
Hier blijkt ook weer de Eurocentrische tenor. Marx licht de centrale rol op van de techniek
van demystificatie, in het narratief van moderniteit.
Ideologische kritiek Horkheimer en Adorno (?)
Nature drie attractors kunnen worden geïdentificeerd: de weberiaanse sociale orde van
betekenisloosheid, en de heideggeriaanse moderniteit van wortelloze enframing, en de
nietzschiaanse wereld waar creativiteit en eindeloze nieuwigheid concurreren met de krachten
van regulatie.
David Held – Models of Democracy: Competitive elitist democracy (134-138)
Weber gaf een aantal redenen waarom parlementaire regering vitaal is. Allereerst heeft een
parlement een betaalde mate van openheid in de regering. Ten tweede is de structuur van