Benaderingen en Debatten in de Politicologie – samenvattingen deeltentamen 2
Kern van artikelen:
Question/puzzle
Theoretische debat dit is vaak het belangrijkste.
Empirie
Conclusie
Week 5
Marsh en Stoker – Hoofdstuk 2
‘Rationele keuze’
De rationele keuze benadering (RCT) gaat over de toepassing van economische methoden in
de studie van politicologie. Er zijn twee sleutelaannames: rationaliteit en eigen belang. Het
eerste gaat ervan uit dat mensen nadenken over kosten en baten en wat dus de beste manier is
om hun doelen (die hun eigen belang reflecteren) te bereiken.
De realistische traditie suggereerde al eerder dat statelijke acties te verklaren zijn aan de hand
van een egocentrische motivatie voor macht.
Een idee binnen de RCT is dat rationaliteit en eigen belang de reactie op incentives (prikkels)
van mensen bepalen, waardoor het menselijk handelen voorspelbaar is. Door deze
voorspelling te testen tegen beschikbare bewijzen kunnen we meer te weten komen over hoe
de wereld ‘echt’ is.
Logica van partijcompetitie: Schumpeter definieert democratie als een arrangement voor het
bereiken van politieke beslissingen waarin individuen de macht krijgen om te beslissen door
een competitieve struggle om stemmen. (?)
- Downs perspectief: als er slechts twee partijen zijn, en mensen stemmen op die partij die het dichtst bij
hun visies ligt in de politieke ruimte, en als die visie (of voorkeur) kan worden uitgedrukt in termen van
één dimensie (links-rechts), dan zal competitie ervoor zorgen dat politieke partijen in essentie een
identiek beleid aannemen. Hij gaat ervan uit dat leiders van politieke partijen zijn gedreven door de
macht, aanzien en het inkomen dat je krijgt van de positie. Zij zullen daartoe ook hun beleid vormen,
om hun stemmen te maximaliseren.
- Als er meer dan één dimensie is, dan zal de oppositie altijd een andere houding aannemen, om een
ander deel van de stemmers te winnen. Riker stelt ook dat de oppositie altijd zal proberen met nieuwe
issues en dimensies te komen, om de huidige stand van zaken te destabiliseren.
Naast partij competitie zijn er ook andere onderzoeksgebieden:
1. werk naar ‘rent seeking’, herverdeling en politieke bedrijfscycli, zoeken naar beslissingen van de
regering.
2. Principaal-agentrelaties tussen parlementen en uitvoerende machten en tussen uitvoerende en
bureaucraten en quasi-onafhankelijke wetgevende bedrijven.
3. De manier waarop het aantal en de identiteit van ‘veto spelers’ binnen een politiek systeem het karakter
en de stabiliteit van de politieke systemen bepalen.
4. RCT hebben bekeken op welke manieren wetmatige regels worden gemaakt in het eigen belang van
politieke actoren, en de empirische relatie tussen economische groei en politieke vrijheid.
5. RCT hebben ook het probleem van collectieve actie bestudeerd.
6. In de IB is veel onderzoek gedaan naar de vraag of landen kunnen samenwerken in een anarchistisch
systeem.
Kritiek op RCT:
- De aannames zijn verkeerd. Mensen weten niet altijd wat de gevolgen zijn van hun acties en ze kunnen
dus fouten maken. Mensen zijn slechts ‘begrensd’ rationeel.
- Logica van de verklaring is verkeerd. Rationele keuze geeft privilege aan structuur over agency en
negeert ideeën. Structuur bepaalt volgens RCT de agency door de prikkels te bepalen. Maar
tegelijkertijd erkennen ‘nieuwe institutionalisten’ dat agenten structuren bewust creëren en hervormen
om deze prikkels te veranderen. RCT negeert de mogelijkheid van individuele agency en negeert hierbij
, dus de significantie van ideeën. Mensen hebben verschillende normatieve ideeën over hoe zij zich
dienen te gedragen op verschillende manieren. Ze hebben ook verschillende empirische ideeën over hoe
de wereld werkt en dat leidt weer tot verschillende acties in hun eigen belang.
- Rationele keuze’s empirische stelling is niet echt goed.
- RCT is politiek vernietigend. Eerste probleem is de manier waarop succesvolle interventies van de
overheid worden genegeerd en waarop de rol van oppositiepartijen naar beneden wordt gehaald en de
rol die de media speelt in het blootleggen van politieke ‘malfeasance’. Het tweede probleem is dat RCT
risico’s een selfulfilling prophecy worden.
Een token is een specifiek voorbeeld van een algemene klasse van gebeurtenissen. Een type is
een algemene klasse gemaakt van een heleboel specifieke tokens.
Hindmoor – Mancur Olson and the Logic of Collective Action
Definitie: ‘Collectieve actie is nodig als een groep of mensen samen moeten werken om een
bepaald doel te bereiken’. Maar die logica wordt door veel mensen als normaal gezien,
hoewel dat niet altijd het geval is. De nadelen van collectieve actie blijken bij een collectief
actie probleem. Free riding is een vorm hiervan, wat als gevaar heeft dat als iedereen probeert
te freeriden, er geen collectieve actie plaatsvindt. Dit kan worden verduidelijkt in de
speltheorie van Olson. Een speltheorie is een theorie waarin de keuze van één actor, gevolgen
heeft voor de andere actor, of terwijl: ‘jouw keuze hangt af van de keuze van anderen’. Er zijn
drie soorten: het gevangenisdilemma, verzekering, en angsthaas spel. Er zijn hierbij de
volgende aannames: de actoren zijn rationeel, er is een gedeelde kennis die iedere speler heeft
en weet dat de ander die kennis ook bezit, actoren kiezen tussen verschillende strategieën,
actoren kennen de spelregels en de uitkomsten die horen bij bepaalde strategieën, en de pay-
off kan worden gespecificeerd in termen van ‘nut’.
Definitie: ‘een gevangenisdilemma heeft op alle mogelijke manieren als uitkomst ‘vastzitten’,
dus wat de ander ook kiest, je bent zelf het beste af om toe te geven’.
Veel van deze collectieve actieproblemen worden opgelost door de staat, degene die niet
meebetaald wordt bedreigd met boetes of straffen, maar ook criminele bendes en warlords
kunnen deze taak vervullen. Deze soort dwang is ook nodig volgens milieuactivisten om
milieuproblemen van de tragedy of the commons te voorkomen.
Definitie van latente groepen
Definitie: ‘een gepriviligeerde groep is een groep waarin ten minste een individueel het
gemeenschappelijke goed waardeert, dat zij bereid zijn om de gehele kosten te dekken, en dus
het freeriden van anderen tolereren’.
In een anarchistisch statensysteem is het collectieve actieprobleem het snelst opgelost als er
een hegemoniale macht is. Hierbij is het idee dat die macht zal profiteren van het bestaan van
een liberale internationale orde, en dus de hele kosten ervan wil dragen om dat te behouden.
Selectieve prikkels kunnen niet collectieve actie verklaren, maar kunnen wel gebruikt worden
om mensen te stimuleren. Negatieve prikkels zijn dan prikkels om niet-meedoen te bestraffen
en positieve prikkels zijn prikkels om wel-meedoen te belonen.
Definitie: ‘ een intermediaire groep is een groep waarvan de leden in een positie zijn om op
te merken wanneer een ander lid wel of niet meewerkt aan het krijgen van het collectieve
goed’.
Het collectieve goed kan hier mogelijk worden verkregen door een proces van
voorwaardelijke samenwerking, waarin iedereen instemt met samenwerken zo lang als
iedereen ook samenwerkt. In een tit-for-tat spel wordt dit geillustreerd. Het spel heeft drie
features: simplicity, generosity en responsiveness.
Voorwaardelijke samenwerking doet zicht het meest voor onder bepaalde voorwaarden:
1. Individuen moeten geloven dat het logisch is dat ze doorgaan met samenwerken met elkaar door de tijd
heen en zij moeten een prikkel hebben om een positieve reputatie voor samenwerken te ontwikkelen.
2. Een specifieke implicatie is dat het in groepen moeilijk is en niet kosteloos om uit de groep te stappen.
, 3. Het doet zich ook sneller voor in groepen waarin de leden relatieve kosten hebben (?)
4. Het is vaker succesvol in sociaal geïntegreerde groepen.
Jervis – Realism, Game Theory, and Cooperation (ik heb dit vrij beknopt gehouden,
snapte ook niet helemaal alle details en verklaringen)
De belangrijkste beperking van het werk van anarchie is dat het kijkt naar individuele actoren,
hun voorkeuren, hun keuzes en is dus blind voor de bredere context waarin gedrag zich
voordoet. De bewegingen in een speltheorie kunnen het spel veranderen, angsthaas kan een
gevangenisdilemma worden.
Andere bezwaren kunnen worden geschaard onder drie hoofdzaken met elk drie
componenten:
1. Voorkeuren van de actor.
2. Concepten die worden gesteld in het raamwerk
3. Oorzaken en gevolgen van de actor zijn perspectieven, geloven en waarden.
Voorkeuren en volgorde van voorkeuren: hoe weten we wat een actor wil, want zij geven
zelden complete uitleg van hun voorkeuren. Vaak kan de methode van revealed preferences
worden gebruikt, maar deze techniek kan alleen worden gebruikt als voorkeuren stabiel en
consistent zijn. Het is moeilijk om de bronnen van voorkeuren te bepalen: soms kunnen we
het deduceren van een structuur van het systeem (realistisch argument), ook transnationale
krachten kunnen een bron van voorkeuren zijn, of van ideologieën en geloven van individuele
besluitvormers. Maar als die set besluitvormers wordt overgenomen, veranderen de
voorkeuren van de staat weer. Maar voorkeuren veranderen ook door het proces van interactie
zelf. Ook ervaring en kennis kunnen voorkeuren veranderen. En voorkeuren kunnen ook
onstabiel zijn, want intellectuele problemen zijn groot, sleutelbeslissingen zijn moeilijk, en
veranderende evaluaties veranderen de continue gedachtegang.
Onderzoek naar samenwerking onder anarchie gaat uit dat de actoren zich in een
gevangenisdilemma bevinden, wat niet juist hoeft te zijn. Het neemt ook de voorkeuren als
gegeven en negeert hoe, waarom en wanneer deze veranderen.
Concepten:
- Cooperation and defection: defection kan gemeenschappelijke samenwerking over langere periode
bewerkstelligen. (?)
- Offense and defense: het verschil hiertussen in principe is duidelijk: offense betekent het vermogen om
de ander aan te vallen en zijn territorium te nemen, en defense betekent het vermogen om zo’n aanval
tegen te gaan en het eigen territorium te beschermen. De dominotheorie is het meest duidelijke
voorbeeld van bandwagoning. Als een aanval in een land als verwachting heeft dat er enorme gevolgen
zijn voor de invloed van de staat op andere gebieden, dan zijn zelfs kleine dreigingen te groot. Aan de
andere kant kan een land, als het ziet dat een ander land niet de overwinning gaat opgeven, overwegen
om ermee samen te werken, omdat dan de kosten relatief laag zijn.
- The Nature of Power: macht is relatief, en niet absoluut. Ze moeten overwegen hoe groot de eigen
macht is, in verhouding tot die van een ander.
Psychologie, geloven en waarden: mensen kunnen samenwerken met begrensde rationaliteit.
Ze kijken naar wat de ander heeft gedaan en waarom. Hoe zij reageren is beïnvloed door de
gevolgtrekkingen van of de resultaten bedoeld waren en of het gedrag van de ander daarmee
kan worden verklaard (?). Gemeenschappelijke en tegenstrijdige waarden verklaren waarom
een staat wel of niet helpt te beschermen en tegen wie het zicht keert.