Basismodel voor
methodische hulp- en
dienstverlening in het
sociaal werk
,Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Terreinafbakening ......................................................................................... 3
Hoofdstuk 2 Methodisch werken ...................................................................................... 9
Hoofdstuk 3 Hulp en Dienstverlening als kritisch-reflectieve praktijk ................................11
Hoofdstuk 4 Visie, een samenstel van referentiekaders en waardekaders ........................14
Hoofdstuk 5 Eclectisch-integratief werken........................................................................20
Hoofdstuk 6 Typen van hulpverleningshandelen ..............................................................23
Hoofdstuk 7 Common factors in de hulp- en dienstverlening ............................................27
Hoofdstuk 8 Interactioneel werken ..................................................................................30
Hoofdstuk 9 Eclectisch-integratief werken en interactie ...................................................39
Hoofdstuk 10 Een multicausaal model van probleemanalyse ............................................43
Hoofdstuk 11 De wisselwerking tussen persoon, omgeving en maatschappij ....................46
Hoofdstuk 12 Probleemspecifieke interventies .................................................................48
Hoofdstuk 13 Eclectisch-integratief werken en probleemoplossing ...................................51
Hoofdstuk 14 Fasegericht werken ....................................................................................53
Hoofdstuk 15 Beschrijving van de fasen ...........................................................................55
Hoofdstuk 16 Het basismodel als analyse-instrument .......................................................61
2
, Hoofdstuk 1: Terreinafbakening
Het ASPIRE-model: dit is een algemeen model voor probleemaanpak/probleemoplossing. Behoort tot
de kerncompetenties van professionals uit vele beroepsdomeinen. Binnen de fasen staan
hoofdactiviteiten beschreven die de beroepsoefenaar moet uitvoeren.
- AS: assessment: verzamelen, analyseren en taxeren van relevante informatie.
- P: plan: met betrokkenen vaststellen van doelen, plan van aanpak.
- I: implement: uitvoeren van het plan, ‘’monitoren’’ van het plan.
- RE: review and evaluation: tussentijdse beoordeling.
Assessment
- Verzamelen van informatie
- Stellen van prioriteiten
Review and Evalution Plan
- In kaart brengen van gehaalde - Stellen van doelen
doelen - Onderhandelen en maken
- In kaart brengen van relevante van plan van aanpak
zaken voor nieuwe cyclus - va
Implement
- Uitvoeren van het plan
- Volgen van de uitvoering
1.1 De missie van het sociaal werk
Missie sociaal werk: Ernaar streven dat de mensen zich in wisselwerking met hun sociale omgeving
zo goed mogelijk kunnen ontplooien, naar hun eigen aard, behoeften, en opvattingen en dat ze
rekening houden met anderen met wie zij samenleven.
Sociaal werk ‘werkt’ met mensen, cliënten geheten.
Mensen zitten op een bepaalde wijze in elkaar, hebben een bepaalde somatische (lichamelijk) en
psychische constellatie. Dankzij deze constellatie kunnen mensen functioneren.
Voorwaarden om als mens te functioneren zijn contact met anderen (zoals opvoeding en
socialisatie), materiele middelen (een dak boven het hoofd, voedsel, inkomen) en maatschappelijke
omstandigheden (economische, politieke, culturele/ideologische).
Het functioneren van mensen heeft betrekking op situaties: Het heeft er zijn uitwerking op en wordt
er deels door bepaald. Dit is het psychosociaal functioneren.
Mensen kunnen in dit functioneren vastlopen. Redenen hiervan kunnen liggen aan de persoon, zijn
directe omgeving of bredere maatschappelijke context.
Psychosociaal functioneren speelt zich af in verschillende situaties, namelijk:
- In de privésfeer; woonsituatie, familie, partner, vriendschappen.
- In de publieke sfeer; op het werk, vrijwilligerswerk, publieke gelegenheden.
- In beide situaties; Er kan sprake zijn van een gebrek aan maatschappelijke faciliteiten,
anderzijds kan er ook sprake zijn van geen steun krijgen uit de directe omgeving.
Bij het werken in de sector van sociaal werk zul je aan een aantal componenten moeten denken.
Deze aandacht voor de mogelijkheden van de hulpvrager komt tot uiting in deze termen:
- De oplossingsgerichte benadering: Gaat ervan uit dat cliënten in de toekomst zelf keuzen
kunnen maken als het om hun handelen gaat.
- De strenghtsbenadering: Richten op de successen en sterke punten van de cliënt en op het
bevestigen daarvan.
- De empowerment: Het gaat om het vergroten van iemands vaardigheid om proberen op te
lossen.
3
, MOVISIE heeft een aantal competenties voor sociaal werkers maatschappelijke ondersteuning
geformuleerd:
1. Versterkt eigen kracht en zelfregie;
2. Stimuleert verantwoordelijk gedrag;
3. Is zichtbaar en gaat op mensen af;
4. Verheldert vragen en behoeften;
5. Verbindt gezamenlijke en individuele aanpak;
6. Stuurt aan op betrokkenheid en participatie;
7. Werkt samen en versterkt netwerken;
8. Beweegt zich in uiteenlopende systemen;
9. Doorziet verhoudingen en anticipeert op veranderingen;
10. Benut professionele ruimte en is ondernemend.’
1.2 Taken van het sociaal werk
De uitvoering van sociaal werk is zeer divers en complex, omdat de problemen waarop het zich richt
talloos zijn en veelal complex van aard. Bijna altijd is er de ingewikkelde verwevenheid van het
subjectieve (de persoon) en het objectieve (de situatie). Een beroepsbeoefenaar functioneert
doorgaans in een organisatie, heeft te maken met andere instellingen en professionals, moet gericht
zijn op maatschappelijke situaties en ontwikkelingen enzovoort.
Het beroepsprofiel maakt een onderscheid tussen taakgebieden, kerntaken en taken en komt tot een
overzicht:
Taakgebied Kerntaken Taken
Taakgebied 1: Kerntaak 1: -Verandering en competentiegerichte behandeling
Directe en Werken met en namens -Ondersteunende en stabiliserende begeleiding
indirecte hulp- en cliënten: psychosociale -Outreachende benadering – bemoeizorg
dienstverlening hulpverlening -Concrete en informatieve hulpverlening
-Onderzoek en rapportage
-Belangenbehartiging en coflictbemiddeling
-Casemanagement, zorg coördinatie, zorgbemiddeling en
zorgafstemming
-Uitbouwen en ondersteunen van sociale netwerken
Kerntaak 2: -Signaleren
Werken voor cliënten en -Collectieve belangenbehartiging
potentiele cliënten -Preventie
-Coachen en begeleiden van vrijwilligers en netwerkgroepen
Taakgebied 2: Kerntaak 3: -Bijdragen aan beleidsuitvoering en beheer
Werken in en Werken in de eigen -Bijdragen aan beleidsontwikkeling
vanuit een instelling of organisatie -Intercollegiaal samenwerken en (laten) begeleiden van werken
arbeidsomgeving en leren
Kerntaak 4: -Opzetten van en participeren in samenwerkingsverbanden
Werken in externe -Eigen beroep en beroepshandelen profileren en verantwoorden
samenwerkingsverbanden -Consulteren, adviseren en coachen van andere professionals
Taakgebied 3: Kerntaak 5: -Reflecteren op het eigen handelen
Werken aan Zichzelf ontwikkelen in -Plannen van competentieontwikkeling
professionaliteit het beroep
en
professionalisering Kerntaak 6: -Bijdrage leveren aan de (praktijk)opleiding van toekomstige
Bijdragen aan de vakgenoten
ontwikkeling van het -Vertalen van maatschappelijke ontwikkelingen in nieuwe
beroep beroepsopgaven
-Meewerken aan kennisontwikkeling
-Verspreiden van nieuwe kennis
4
, 1.3Client-/situatiegerichte hulp- en dienstverlening
1.3.1 Psychosociale hulpverlening is cliënt-/situatiegerichte hulp- en dienstverlening
Het startpunt ligt in het gegeven dat de sociaal werker met (en voor) cliënten werkt. Kern van de
zaak is het contact, de interactie met de cliënt in zijn situatie, waaronder zijn netwerk. Aan die cliënt
wordt op de een of andere manier hulp- en dienstverlening geboden. We spreken dan ook liever van
cliënt-/situatiegerichte hulp- en dienstverlening.
1.3.2 De plaats van signalering, collectieve belangenbehartiging en preventie
Signalering betreft het opsporen van voor (potentiele) cliënten belemmerende factoren
respectievelijk risicofactoren. (Begin keten)
Deze factoren kunnen gelegen zijn zowel in de (bredere) sociale omgeving, de publieke sfeer
(maatschappelijke factoren), als binnen het cliëntsysteem zelf, de privésfeer (individu, gezin, andere
samenlevingsvorm, familie, breder netwerk)
De uitkomsten van signalering (gesystematiseerd onderzoek plus aanbevelingen) moeten worden
neergelegd bij relevante politieke instanties of beleidsinstanties, zodat die (preventief) iets kunnen
doen aan deze maatschappelijke factoren.
De uitkomsten van signalering kunnen daarnaast ook leiden tot preventieprogramma’s (op te stellen
samen met andere instanties) voor cliëntensystemen zelf. (Einde keten)
Risicofactoren voor het ontstaan van problematiek kunnen zich (interactief) voordoen op
verschillende terreinen.
Met onderscheidt gewoonlijk:
- Risicofactoren in het kind (ontwikkeling van onder meer temperament, gedrag)
- Risicofactoren binnen het gezin (gezinssamenstelling, ouder-kind relatie, opvoedingspatroon)
- Risicofactoren in de gezinsomgeving (huisvesting, de buurt, de school en de peergroep)
- Risicofactoren die verbonden zijn met sociodemografische en socio-economische factoren
(leeftijd, geslacht, inkomen, opleidingsniveau, werk)
Het behoort tot de taak van het sociaal werk om, samen met andere disciplines, zoals welzijnswerk,
gezondheidszorg en onderwijs:
- Alert te zijn op dit ingewikkelde patroon risicofactoren;
- Die factoren systematisch in kaart te brengen;
- Het gesystematiseerde onderzoek vergezeld van aanbevelingen op het bordje te leggen van
relevante instanties. Dat betreft dan zowel(lokaal) politieke instanties als professionele
instanties.
- Op het wekterrein van het sociaal werk te komen tot preventieve programma’s, zoals
opvoedingsondersteuning, oudertraining en voorlichting.
1.3.3 Samengaan van de individuele, situationele en maatschappelijke invalshoek
De samenhang zit in de empowerment. Sociaal werkers willen cliënten helpen om hun situatie te
begrijpen, een verband te leggen tussen hun eigen positie en die van anderen, machtsrelaties te
onderzoeken en de consequenties daarvan voor hun dagelijks doen en laten, en kennis en
vaardigheden te verwerven om controle te krijgen over hun eigen leven. Ook zit de samenhang in de
privésfeer en de publieke sfeer.
1.3.4 Het generieke karakter van de cliënt-/situatiegerichte hulp- en dienstverlening
Het algemene staat voorop, zij het met voldoende aandacht voor het specifieke. Bij specifieke hulp-
en dienstverlening valt te denken aan: een doelgroep benadering (bijvoorbeeld Jeugdzorg), een
sectorale benadering (bijvoorbeeld medisch maatschappelijk werk) of een thematische benadering
(bijvoorbeeld hulp bij seksuele problematiek. Dat specifieke mag echter geen eigen leven gaan
leiden, maar moet worden gezien als verbijzondering van het algemene.
5