3. Resultaten
In het onderstaande hoofdstuk worden de resultaten beschreven aan de hand van de vijf
afgenomen interviews. Uit de interviews kwam naar voren dat alle respondenten uitdagingen
en behoeften ervaren in de zorg voor statushouders. De verkregen data is vervolgens
thematisch geanalyseerd aan de hand van codes die zijn samengevoegd tot thema’s. Zie
hiervoor de codeboom (bijlage 5). De uitdagingen en behoeften van de zorgprofessionals
werden samengevat in de volgende thema’s: communicatie, cultuurverschillen, kennis,
wegwijs zorgsysteem, zorgverlening en aanbeveling zorgcafé. Elk van deze thema’s zijn
hieronder uitgewerkt. Bij elk thema zijn citaten weergegeven van de respondenten.
3.1 Respondenten
Voor het onderzoek zijn vijf respondenten geïncludeerd. Alle respondenten waren vrouw en
tussen de 20 en 50 jaar. Alle respondenten zijn werkzaam als verpleegkundige bij de
volgende drie organisaties: GGD Groningen, WIJ Groningen en GZA Europaweg.
3.2 Communicatie
Tijdens de interviews geven alle respondenten aan dat ze tijdens zorgafspraken met
statushouders onduidelijkheden ervaren door de taal. Een groot deel van de respondenten
gaf aan dat statushouders regelmatig geen Nederlands kunnen.
Ook ervaren respondenten vaak terughoudendheid bij statushouders als zij open moeten
stellen door bijvoorbeeld hun verhaal te vertellen.
“Ja als ze ervoor open staan dan willen ze vaak wel veel vertellen maar toch merk ik ook een
zekere terughoudendheid omdat zij ook weten dat het wel heel heftig is wat zij hebben
gezien of meegemaakt in hun land van herkomst. Dus vaak willen ze er wel over praten,
16
,maar tot in zekere zin. Het is voor hun natuurlijk ook een beladen onderwerp en dan zit je
vaak toch met herbelevingen en echt wel fixe trauma’s.” (Respondent 3)
Ook ondervonden alle respondenten uitdagingen in de communicatie door het gebruik van
een tolk. Zij gaven aan dat een tolk vaak ruis geeft omdat de tolk er steeds tussen zit. Twee
respondenten gaven ook aan dat een tolk soms niet alles vertaalt, wat als gevolg heeft dat
hij/zij dan bepaalt wat wel of niet relevant is voor het gesprek. Een respondent gaf aan dat er
soms terughoudendheid wordt gemerkt bij statushouders door de tolk. Ze maken zich zorgen
dat de tolk mogelijk een bekende is via hun eigen sociale kring, of dat het feit dat de tolk een
man is en de patiënt een vrouw, ertoe kan leiden dat de patiënt terughoudend wordt om haar
problemen openlijk te bespreken in aanwezigheid van de tolk.
“Je merkt wel eens dat mensen toch een beetje angstig zijn, omdat ze bang zijn dat het
misschien iemand via via is die een andere kennis weer kent, dus mensen zijn toch altijd een
beetje terughoudend. Omdat ze dan toch bang zijn om herkend te worden.” (Respondent 2)
Twee respondenten geven aan dat ze moeite hebben met het begrijpen van statushouders
door verkeerde interpretatie van woorden.
“In een taal zit heel veel, ook weer binnen de cultuur, het is niet alleen een woord maar er zit
heel vaak ook een betekenis achter. En hoe je iets zegt en met welke woorden je het uitdrukt
en noem maar op. Dit zorgt soms voor miscommunicatie omdat wij die woorden anders
gebruiken bijvoorbeeld.” (Respondent 1)
3.3 Cultuurverschillen
Tijdens de interviews gaven alle respondenten aan dat zij ervaren dat statushouders vaak
andere verwachtingen hebben van de zorg. Zo verwachten statushouders bijvoorbeeld bij
hoofdpijn gelijk een CT-scan, of zijn ze gewend om eigenlijk altijd antibiotica te krijgen. Ook
hebben zij het idee dat statushouders de ziekte vaak anders beleven.
“Verkoudheid kennen ze in heel veel landen gewoon niet. Daar gaan mensen dan gelijk al
naar een ziekenhuis en krijgen ze antibiotica mee.” (Respondent 5)
Drie respondenten geven aan dat ze de zorgvragen van statushouders als complex ervaren,
doordat bij hen veel problemen tegelijk spelen. Zij geven aan dat statushouders vanuit hun
cultuur niet om hulp durven te vragen, waardoor zij vaak te laat aankloppen. Eén respondent
17
, geeft aan dat ze het idee heeft door het cultuurverschil niet goed bij de statushouder aan te
kunnen sluiten, hierdoor krijgt ze het gevoel dat ze hem niet goed kan begeleiden.
Twee respondenten geven aan dat zij regelmatig te maken krijgen met overbelaste
statushouders doordat familiezorg de norm is in sommige culturen.
”Ik vind het met name lastig dat de ouders worden verzorgd door de kinderen zelf. Terwijl ik
zie dat die kinderen overbelast zijn, voelen ze zich verantwoordelijk om de zorg volledig te
doen. Dat vind ik wel zorgelijk, dat ze die verantwoordelijkheid voelen om de zorg, in dit
geval voor de moeder, te blijven doen. Terwijl ik denk, dit kan niet meer, je moet je
overgeven. Maar dat zien ze in die cultuur niet zo.” (Respondent 4)
3.4 Kennis
Alle respondenten geven aan behoefte te hebben aan meer kennis over verschillende
onderwerpen welke gaan over de zorg aan statushouders. Alle respondenten geven aan dat
ze graag meer kennis willen hebben over de verschillende culturen van de statushouders
waar ze mee te maken hebben. Bij de verschillende culturen horen ook gewoontes en
normen in hoe men met elkaar om gaat. Alle respondenten geven aan met name om deze
reden meer kennis te willen hebben over de cultuurverschillen.
”Dat is ook wel de Nederlandse cultuur, dat we heel direct zijn. Ik leg die vraag dan neer,
maar soms denk ik ook wel: hoe moeten we in deze cultuur met bepaalde zaken omgaan.
Bijvoorbeeld of je mag gaan zitten, geven we een hand of moeten we doorlopen? Ik heb wel
eens een extreme moslim gehad die ik geen hand mocht geven. Bij de meeste mag dat
gewoon, maar soms is dat anders. Dat soort dingen zijn wel fijn om te weten.” (Respondent
4)
“Ook meer informatie over aandacht voor psychologische zorg in andere landen. Dat is
regelmatig nodig, maar in landen van herkomst wordt daar heel anders mee omgegaan. Het
lijkt me handig om me hier meer bewust van te zijn.” (Respondent 2)
Twee respondenten geven ook aan dat ze graag meer kennis willen hebben over wat voor
proces een statushouder precies doormaakt als ze in Nederland aankomen. Wat het
vluchten uit je vertrouwde omgeving met iemand doet. De respondenten geven aan te
denken dat een toename in kennis over deze onderwerpen ook kan bijdragen aan betere
begeleiding en ondersteuning van de statushouders.
18