Aardrijkskunde hoofdstuk 4 Gebieden Zuid-Amerika
4.1 Regionale beeldvorming
Een stereotiep beeld is een algemene karakterisering van een gebied of een groep mensen
dat niet geheel met de werkelijkheid overeenkomt. De beelden zijn vaak onvolledig of
gebaseerd op vooroordelen. Het zijn vaak eenzijdige beelden die ontstaan zijn onder invloed
van de media of de toeristenindustrie. Hoe meer je over een land leert, hoe meer je deze
beelden kunt bijstellen naar een degelijk geografisch beeld. Naast deze beelden heeft ieder
persoon een eigen perceptie van de werkelijkheid: een persoonlijke kijk, gevormd door
ervaringen en kennis.
Door stereotiepe beelden en jouw perceptie maak je in je hoofd een voorstelling van het
gebied. De kaart die je maakt, noem je een mental map. Hoe beter je een gebied kent, hoe
gedetailleerder en witte vlekken voor gebieden waar je weinig of niets van weet. Onze
mental map heeft invloed op ons ruimtelijk gedrag. In de jaren 1950 emigreerden veel
Nederlanders naar Argentinië. Zij vestigden waar al andere Nederlanders woonden, want
over dat gebied hadden ze informatie. Het land werd beter verkend en ontdekten dat ze ook
in andere streken een prima bestaan konden bouwen. Hun ruimtelijk gedrag was het gevolg
van de verdere inkleuring van hun mental map.
In een correct geografisch beeld staat controleerbare informatie over geografische
kenmerken waarin je een gebied kan herkennen, zoals de ligging, het fysische milieu, de
inrichting van de ruimte en bevolkingskenmerken. Het is kennis op concrete en
controleerbare feiten. Het is belangrijk voor het bedrijfsleven, je wilt namelijk wel gegevens
hebben over de bevolking en de politieke situatie voordat je investeringen doet.
4.2 Culturele diversiteit en samenleving
Door de koloniale geschiedenis kent Zuid-Amerika veel verschillende bevolkingsgroepen en
daardoor een grote etnische diversiteit.
● Rond 1500 arriveren de Spanjaarden en Portugezen als kolonisten (Spanje, een
groot deel van Zuid-Amerika en Portugal, Brazilië), vooral op zoek naar kostbare
grondstoffen, vooral zilver, diamanten en goud. De oorspronkelijke bevolking (zoals
Inca’s) werd slachtoffer van nieuwe ziekten, onderdrukking en uitbuiting. Hun aantal
is sindsdien sterk gedaald (nu 8%)
● In de 16e eeuw werden slaafgemaakten uit Afrika gehaald om op de suikerriet en
cacao plantages te werken.
● Rond het midden van de 19e eeuw komen Europese migranten (Spaans, Italiaans,
Portugees, Duits en Nederlands) op zoek naar vruchtbare landbouwgrond. Zij
vestigen zich vooral in het zuiden; Argentinië, Uruguay en Brazilië voor een betere
toekomst. Naast de komst van de Europeanen kwamen ook veel Chinese en Indiase
contractarbeiders om op de plantages te werken.
● In het begin van de 20e eeuw kwamen Japanners, op de vlucht voor barre
leefomstandigheden in eigen land, naar Zuid-Amerika. Wonen vooral in Brazilië.
In de loop van de tijd treedt er vermenging van bevolkingsgroepen op, zoals de
oorspronkelijke bevolking met de kolonisten. Er ontstaat steeds meer etnische diversiteit.
De nakomelingen van Spaanse en Portugese kolonisten die trouwden met Inheemse
, vrouwen noem je mestiezen. In Paraguay is 95% van de bevolking mesties, dit proces
noemen we ook wel mestizering. Ook in Brazilië bestaat voor ongeveer de helft van de
bevolking uit mensen van Afrikaans en gemengd Europees-Afrikaanse oorsprong. Door de
grote variëteit aan talen en gebruiken kun je spreken van culturele diversiteit. Spaans en
Portugees zijn de lingua franca in Zuid-Amerika. Culturen beïnvloedden elkaar ook:
missionarissen bekeerden de oorspronkelijke bevolking, maar deze mengden hun rituelen
en gebruiken met het katholieke geloof. Tijdens het katholieke carnavalsfeest in Rio zie je nu
invloeden van Afrikaanse zang en dans, zoals de samba.
Zuid-Amerikanen worden als groep vaak latino’s genoemd. Zuid-Amerikanen voelen zich op
de eerste plaats Braziliaan of Peruaan, de nationale identiteit is voor hen belangrijk.
Etniciteit, afkomst gelet op sociaal-culturele kenmerken zoals taal, religie en tradities,
bepaalt voor een groot deel je positie in de maatschappij. De sociale ongelijkheid, die
kenmerkend is voor Zuid-Amerika, houdt dan ook verband met de etnische achtergrond van
mensen. Hoe donkerder je huidskleur, hoe lager je positie op de maatschappelijke ladder en
hoe meer je gediscrimineerd wordt
De enorme kloof tussen arm en rijk is goed zichtbaar in de steden: gated communities liggen
soms naast favela’s. De armoede zorgt voor slechte kwaliteit van wonen, geweld en
criminaliteit en ook is het onderwijs in deze wijken van slechte kwaliteit. Mensen met een
donkere huidskleur en oorspronkelijke bewoners kennen een lage sociale mobiliteit. Zij
wonen door slecht onderwijs en discriminatie op de arbeidsmarkt in de informele sector. In
zelfbouwwijken gaat armoede vaak samen met geweld door drugsbendes, politie en het
leger. Door pacificatie grijgt de overheid in om orde te herstellen door leger of politie.
4.3 Bevolking: spreiding en groei
Natuurlijke omstandigheden bepalen voor een groot deel de bevolkingsspreiding. Bij
gunstige omstandigheden heeft het gebied een grotere draagkracht en kunnen er meer
mensen een bestaan opbouwen. De bevolkingsdruk is laag. Bevolkingsspreiding:
● Bewoners van het Amazoneregenwoud concentreren zich langs rivieren. Hier was
naast voedsel ook het bos ook water en vis beschikbaar.
● In de Andes woonden de oorspronkelijke bewoners vooral in de hogere delen
(gematigde bergklimaat) vanwege gunstige omstandigheden voor de verbouw van
voedselgewassen, zoals aardappelen, gerst en tarwe.
● Europese kolonisten vestigden zich in het laagland, met lagere valleien en plateaus
en hogere temperaturen omdat dit geschikt was voor het verbouwen van
handelsgewassen, cacao, koffie en suikerriet.
Voor handel (transport van grondstoffen en handelsgewassen) is bereikbaarheid belangrijk
naar het koloniale moederland, vandaar de steeds grotere bevolkingsconcentraties langs de
kust en langs de rivieren (rivierdelta’s). De intussen gegroeide bevolking concentreert zich
sinds de koloniale tijd steeds meer in steden.
De ontwikkeling van de natuurlijke bevolkingsgroei kun je aflezen in het demografisch
transitiemodel. In 1970 waren in de landen Argentinië, Uruguay en Chili door hoge welvaart
en verstedelijkingsgraad de geboorte- en sterftecijfer al flink gedaald. (fase 4) Armere en
minder verstedelijkte landen, zoals Bolivia en Peru, zaten nog in fase 2 en Brazilië fase 3.
De meeste landen van Zuid-Amerika hebben nu lage geboortecijfers en een lage sterftecijfer