Latente eigenschappen: psychologische eigenschappen die we niet direct kunnen
waarnemen.
Psychologisch construct: een verzameling psychologische eigenschappen. → Dit kunnen we
observeren door manifest gedrag te observeren waarvan we vinden dat het bepaalde
psychologische eigenschappen weerspiegelt.
Dingen om in overweging te nemen bij het doen van een psychologische test:
1. Een conclusie trekken uit waarneembaar gedrag naar een niet-waarneembare
psychologische taak moet geldig zijn.
2. De taak moet theoretisch gekoppeld zijn aan de psychologische eigenschap, dus op de
manier waarop we dit meten moet zinvol zijn in de context.
3. Om hypothetische constructe of latente variabelen te meten is het belangrijk om de
operationele definities op te schrijven.
Volgens Cronbach: een psychologische test is een systematische procedure om het gedrag
van twee of meer mensen te vergelijken
We kunnen niet al het gedrag van een persoon observeren, dus nemen we een systematische
gedragssteekproef en gebruiken we die om het algemene gedrag van een persoon weer te
geven. Ze richten zich op verschillen in gedrag.
Inter-individuele verschillen: verschillen in gedrag tussen mensen.
Intra-individuele verschillen: verschillen in gedrag binnen een persoon.
Als je een construct hebt dat volledig gedefinieerd kan worden door de combinatie van de
constructen dan wordt het een causale of formatieve indicator genoemd.
Wanneer het construct zelf de indicatoren veroorzaakt, worden dit reflectieve of
effectindicatoren genoemd (zoals bij IQ).
Psychometrie houdt zich bezig met het evalueren van de volgende eigenschappen van
psychologische tests:
1. Het type informatie (vaak scores) dat wordt gegenereerd met psychologische tests.
2. De betrouwbaarheid van gegevens uit de tests.
3. Kwesties met betrekking tot de geldigheid van gegevens verkregen uit psychologische
tests.
Sociale wenselijkheid: je gedrag veranderen om indruk te maken op de onderzoeker.
Malingering: je gedrag veranderen om een slechte indruk te maken op de onderzoeker.
Verwachtings- en vooringenomenheid effect/observer bias: het inbrengen van eigen
verwachtingen en vooroordelen in de taak door de onderzoeker.
Willekeurige meetfouten: bijvoorbeeld het net worden onderzocht als je ziek bent.
,Systematische meetfouten: elke keer dat de test wordt afgenomen meet de vraag niet het
gedrag dat we willen meten.
Betrouwbaarheid: verwijst naar de aan- of afwezigheid van willekeurige fouten.
Validiteit: verwijst naar het bestaan van systematische meetfouten.
Deze items kunnen gedrag en eigenschappen op verschillende meetniveaus meten,
afhankelijk van het type eigenschap of gedrag. Elk item bevindt zich op één meetniveau, wat
betekent dat variabelen bepaalde meetniveaus hebben.
- De eigenschap van identiteit - alle mensen binnen een bepaalde categorie moeten
“identiek” zijn met betrekking tot de eigenschap die door de categorie wordt
weerspiegeld. Deze moet daarom wederzijds exclusief en uitputtend zijn. Vaak zijn dit
categorieën of labels.
- De eigenschap van volgorde - dit gaat over de relatieve hoeveelheid van een
eigenschap, dus je kunt een volgorde hebben. Het is vrij beperkt, maar vertelt ons wel
het relatieve aantal verschillen tussen mensen, maar niet de werkelijke mate van
verschillen in die eigenschap.
- De kwantitatieve eigenschap - geeft informatie over de grootte van verschillen
tussen mensen. Gebruik gestandaardiseerde hoeveelheden als kwantitatieve waarden.
(Als twee mensen een psychologische eigenschap delen, hebben we de eigenschap identiteit
vastgesteld. Als twee mensen een gemeenschappelijke eigenschap hebben, maar de ene heeft
er meer van dan de andere, kunnen we de orde vaststellen. Als de orde is vastgesteld kunnen
we bepalen hoeveel meer van de eigenschap de ene persoon heeft in vergelijking met
anderen. Dan hebben we de eigenschap hoeveelheid vastgesteld.)
Op nominaal niveau hebben we alleen categorieën die onderscheid maken tussen groepen
(ja of nee). De categorieën van de variabelen moeten uitputtend (alle mogelijke opties) zijn
en elkaar uitsluiten (onmogelijk om in beide categorieën tegelijk te zitten).
Op ordinaal niveau kunnen de labels in een bepaalde volgorde worden geplaatst. De grootte
van de tussenstappen is onbekend.
Op intervalniveau hebben de numerieke labels meer betekenis omdat de afstand ertussen op
elk punt hetzelfde is. Er is echter geen absoluut nulpunt, alleen willekeurig.
Op rationiveau hebben de numerieke labels hun ‘volledige’ betekenis: de afstanden tussen
de labels zijn allemaal gelijk en hebben een absoluut nulpunt.
Schaalscores zijn scores die we kunnen berekenen door alle itemscores bij elkaar op te tellen
of het gemiddelde van de items te nemen. Dit herkent alleen gemiste items als ‘0’ en dat is
niet helemaal eerlijk. het berekenen van gemiddelden is hiervoor de oplossing.
Schaling: het toekennen van numeriek waarden aan psychologische eigenschappen
We hebben twee manieren om testen te interpreteren:
, 1. Een criterium-gebaseerde test houdt een specifiek criterium in waaraan voldaan
moet worden om te ‘slagen’ in een bepaalde testsituatie. Er is sprake van absolute
normen, die worden vooraf gesteld onafhankelijk van de test.
2. Een norm-gerelateerde test gaat over relatieve normen die zijn verkregen van andere
mensen die dezelfde test maken.
Relatieve normen: waarde wordt vergelijken met behaalde waarde van anderen.
Absolute normen: waarde wordt vergeleken met een vaste standaard.
Differentiële psychologie bestudeert de verschillen tussen mensen.
Experimentele psychologie richt zich vooral op de gemiddelde persoon en de onderliggende
oorzaken van gedrag.
Om een goede indicatie te geven van een score ten opzichte van de normgroep, maken we
normscores van onze ruwe scores.
1. Z-score
2. T-score
3. Percentielscore
Z-score wordt ook wel de standaardscore genoemd. Het geeft het aantal
standaardafwijkingen aan dat een bepaalde score van het gemiddelde afwijkt. Het gemiddelde
heeft een standaardscore van ‘0’en een score die één standaardafwijking van het gemiddelde
is, krijgt de standaardscore ‘1’. Ze kunnen ook negatief zijn als de standaarddeviatie onder
het gemiddelde zit.
Z score berekenen: Zx = (X - Xmean) / sX
X = individuele score van een persoon op de test (raw)
Xmean = gemiddelde score op de test (meestal 0)
sX = standaardafwijking van de test (meestal 1)
T-score is een soort herschreven z-score om zo een meer intuïtieve set scores voor een
variabele te krijgen die gemakkelijker te communiceren is. Hiermee stellen we de gemiddelde
score op ‘50’ en de standaardafwijking op ‘10’.
T-score kan op basis van de Z-score worden berekend:
TX = 10*(X - Xmean) / sX + 50 ,dus ook wel TX = 10 * ZX + 50
Een percentielscore (px) heeft geen betrekking op het gemiddelde of de standaardafwijking.
Het toont het percentage mensen dat dezelfde score of lager heeft behaald, het is een
cumulatief percentage. Een hoog percentage betekent dus ook een hoge score.
Px = (cumulatieve frequentie / totale N) * 100 = …% (is ook wel het cumulatieve percentage)
Test vormen van de COTAN:
Vragen met een systematische puntentelling → scaling: een numeriek waarde toekennen aan
een psychologisch eigenschap → normen: betekenis geven aan de numerieke waarden.
, Week 2
Klassieke Test Theorie (CTT) is een theorie gebaseerd op het idee dat elke geobserveerde
score (Xo) bestaat uit een ware score (Xt) plus de meetfout van het instrument (Xe). De
ware score is altijd een latente score.
- Wanneer onze ware score hoger is dan onze geobserveerde score, dan hebben we een
negatieve fout.
- Wanneer onze ware score lager is dan onze geobserveerde score, dan hebben we een
positieve fout.
Xo = Xt + Xe
Assumpties van de klassieke test theorie:
- Errors zijn ongecorreleerd met ware scores
- Gemiddelde error is gelijk voor alle ware scores (me = 0)
- SD van de errors zijn gelijk voor alle ware scores
Fouten hebben de neiging zichzelf op te heffen tussen respondenten waardoor het gemiddelde
effect van de fout nul is. De specifieke aannames in CTT die zeggen dat fouten volledig
willekeurig en niet systematisch moeten zijn:
1. Het gemiddelde van de fouten in de populatie is gelijk aan 0: μe = 0
Geen systematische over- of onderschatting van de ware scores van
populatie(toevallige fouten).
2. De fouten correleren niet met de ware scores: rte = 0
Geen systematische over- of onderschatting van de ware scores van subgroepen.
3. De fouten zijn onafhankelijk en correleren niet met elkaar: reiej = 0
Als de fouten onafhankelijk zijn, hebben ze niets gemeen.
Een waargenomen score kan dus worden gedefinieerd door een ware score en een foutscore,
en omdat we aannemen dat de correlatie tussen fouten en ware scores nul is, kunnen we
zeggen dat de waargenomen variantie ook kan worden opgesplitst in een deel ware variantie
en een deel fout variantie.
De waargenomen variantie (so2) is gelijk aan de ware variantie van de scores (st2) en de
variantie van de fout (se2) bij elkaar opgeteld:
so2 = st2 + se2
Bij de betrouwbaarheidscoëfficiënt (RXX): proportie variantie van geobserveerde scores
die verklaard wordt door ware scores. Als de aannames van CTT waar zijn, ligt de
betrouwbaarheid tussen 0 en 1.
RXX = st2 / so2
st2 = werkelijke variantie
so2 = waargenomen variantie
Alle waargenomen varantie die geen ware variantie is is foutvariantie, dus:
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper guusjevanwijk. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €11,16. Je zit daarna nergens aan vast.