Samenvatting + aantekeningen Erfrecht
Week 1: Testament maken (Compendium nrs. 172 t/m 178 en 182 t/m 186)
Nalatenschap: een gehele van goederen en schulden (art. 4:7 BW).
Erflater: overleden persoon.
Erfgenaam: degenen op wie het vermogen overgaat / opvolgers van het vermogen.
Versterferfrecht: erfgenaam krachtens de wet.
Testamentair erfrecht: krachtens uiterste wilsbeschikking.
Algemene titel: zij volgen de erflater op in zijn rechten en verplichtingen uitsluitend op grond van het
overlijden, at 3:80 lid 2 BW.
Bijzondere titel: door een legataris. De legataris heeft van de erflater een vorderingsrecht toegekend
gekregen jegens de gezamenlijke erfgenamen of een of meer bepaalde erfgenamen of legatarissen,
art. 4:117 lid 1 en 2 BW.
Testamentaire last: erfgenaam is een verplichting opgelegd die in iets anders bestaat dan in de
uitvoering van een legaat, art. 4:130 lid 1 BW.
Voorwaarden voor erfopvolging (erfopvolging bij versterf en testamentair erfrecht)
1. De erflater moet zijn overleden;
2. De erfgenaam moet bestaan op het ogenblik dat de nalatenschap openvalt, art. 4:9 en 56 BW;
3. De erfgenaam moet niet onwaardig zijn om te erven, art. 4:3 BW. Onwaardigheid treedt van
rechtswege in.
Wanneer de volgorde van overlijden van twee of meer personen niet kan worden bepaald, worden zij
geacht gelijktijdig te zijn overleden en verkrijgen zij over en weer niets van elkaar, art. 4:2 lid 1 BW.
Indien er geen erfgenamen zijn worden de goederen van de nalatenschap door de Staat onder
algemene titel verkregen, art. 4:189 BW. De Staat is geen erfgenaam en draait niet op voor de
schulden.
Erfgenamen bij versterf
Zij die tot de erflater in familierechtelijke betrekking stonden en de langstlevende, niet van tafel en bed
gescheiden echtgenoot (art. 4:10 lid 1 onder a en lid 3 BW). Met de langstlevende echtgenoot is
gelijkgesteld de langstlevende geregistreerde partner, art 4:8 BW.
Erfopvolging uit eigen hoofde of bij plaatsvervulling
Uit eigen hoofde: op grond van de plaats die hij zelf onder de bloedverwanten van de erflater inneemt.
Plaatsvervulling: wanneer men de plaats inneemt die in beginsel aan een ander in de ordening
toekomt. Het zijn steeds afstammelingen die bij plaatsvervulling tot het erfdeel van degene wiens
plaats zij vervullen groepen worden, art. 4:10 lid 2 BW.
Het parentele stelsel
Uit eigen hoofde achtereenvolgens, art. 4:10 lid 1 BW:
1. Echtgenoot en kinderen;
2. Ouders en broers en zussen;
3. Grootouders;
4. Overgrootouders.
Erfdelen (zie voorbeelden boek)
Omvang van de nalatenschap
De langstlevende verkrijgt de goederen van de nalatenschap en neemt de schulden voor zijn
rekening, art. 4:13 lid 2 BW. Ieder van de kinderen krijgt een niet-opeisbare geldvordering jegens de
langstlevende echtgenot ter grootte van zijn erfdeel, art. 4:13 lid 3 BW.
Uit eigen hoofde of bij plaatsvervulling
De uit eigen hoofde geroepenen erven voor gelijke delen, art. 4:11 lid 1 BW. De plaatsvervullers
vormen tezamen een staak, art. 4:12 lid 2 BW.
Tweede parentele: ouders, broers en zusters
Het erfdeel van de ouders is nooit minder dan een kwart, art. 4:11 lid 3 BW.
1
,Halfbroers en halfzusters
Het erfdeel van een halfbroer of -zus is de helft van het erfdeel van een volle broer/zus of een ouder,
art. 4:11 lid 2 BW. Daarenboven moet ervoor gezorgd worden dat de ouders altijd ten minste een
kwart van de nalatenschap ontvangen.
Derde parentele: grootouders
Als een erflater in de eerste en tweede parentele niemand achterlaat komt de derde groep aan de
beurt. Tantes/ooms en nichten/neven kunnen plaatsvervanger zijn.
Erfopvolging bij testament
Uiterste wilsbeschikkingen, art. 4:42 BW.
Eenzijdige rechtshandeling;
Werkt na het overlijden;
Eenzijdig herroepen;
Hoogstpersoonlijk.
Levenstestament: een notariële akte waarin een toekomstige erflater een aantal zaken regelt voor het
geval hij door zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet meer bij machte is om zaken naar behoren
te regelen.
Herroepelijkheid is een gevolg van de eenzijdigheid. Een uiterste wilsbeschikking is alleen bij uiterste
wil herroepelijk. Daarvoor gelden dezelfde vormvoorschriften als voor het maken van een uiterste wil,
art. 4:111 BW. Herroeping geschiedt uitdrukkelijk of stilzwijgend, art. 4:112 BW. Een codicil kan
herroepen worden door vernietiging, art. 4:114 BW.
Het stelsel van uiterste wilsbeschikkingen is gesloten. Een uiterste wilsbeschikking moet in Boek 4
geregeld zijn of door de wet als zodanig zijn aangemerkt.
Omtrent de inhoud van de uiterste wilsbeschikking is grote vrijheid; alleen wanneer de inhoud in strijd
is met de goede zeden of de openbare orde is zij nietig, art. 4:44 lid 1 BW.
Een uiterste wilsbeschikking is vernietigbaar wanneer zij door bedreiging of bedrog tot stand is
gekomen. Zij is niet vernietigbaar wanneer zij door misbruik van omstandigheden tot stand is
gekomen, art. 4:43 lid 1 BW.
De rechtsvordering tot vernietiging van een uiterste wilsbeschikking verjaart een jaar, nadat zowel de
dood van de erflater als de uiterste wilsbeschikking als ook de vernietigingsgrond ter kennis zijn
gekomen van degene die op de vernietigingsgrond een beroep kan doen, art. 4:54 lid 1 BW. De
rechtsvordering vervalt uiterlijk drie jaren, nadat de dood van de erflater en zijn uiterste
wilsbeschikking ter kennis gekomen zijn van degene die op de vernietigingsgrond een beroep kan
doen, lid 2.
Uitleg uiterste wilsbeschikking, art. 4:46 BW:
1. Bij de uitleg dient te worden gelet op de verhoudingen die de uiterste wil kennelijk wenst te
regelen en op de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt, lid 1;
2. Daden of verklaringen van de erflater buiten de uiterste wil om mogen slechts dan voor
uitlegging van een beschikking worden gebruikt, indien deze zonder die daden of verklaringen
geen duidelijke zin heeft, lid 2;
3. Wanneer de erflater zich klaarblijkelijk in de aanduiding van een persoon of goed heeft vergist,
wordt de beschikking naar de bedoeling van de erflater ten uitvoer gebracht, indien deze
bedoeling ondubbelzinnig met behulp van de uiterste wil of andere gegevens kan worden
vastgesteld, lid 3.
Wie kunnen uiterste wilsbeschikkingen maken en wie kunnen daaruit voordeel genieten?
Handelingsbekwamen;
Minderjarigen die de leeftijd van 16 jaar bereikt hebben;
Onder curatele gestelden, anders dan wegens hun lichamelijke of geestelijke toestand; en
Wegens hun lichamelijke of geestelijke toestand onder curatele gestelden, maar dan met
toestemming van de kantonrechter.
Art. 4:55 BW
2
, Soorten uiterste wilsbeschikkingen
1. Erfstellingen: de erflater laat iemand de gehele nalatenschap of en aandeel daarin na, art.
4:115 BW.
2. Legaten: de erflater kent aan een of meer personen een vorderingsrecht toe, art. 4:117 lid 1
BW. Een legaat behoeft niet in goederen te bestaan. Een legaat wordt opeisbaar bij het
overlijden. Een legaat van een geldsom wordt zes maanden na het overlijden van de erflater
opeisbaar, tenzij deze anders heeft beschikt, art. 4:125 lid 1 BW.
3. Lasten: de erflater kan een last opleggen die in iets anders bestaat dan de uitvoering van een
legaat, art. 4:130 lid 1 BW. In geval van een last is er iemand die de verplichting uit hoofde
van de last heeft, maar is er niemand die nakoming van de verplichting kan vorderen.
4. Makingen onder een tijdsbepaling of voorwaarde:
Makingen onder een tijdsbepaling: een vruchtgebruik toekomende aan degene die tot aan
de vervulling van de tijdsbepaling verkrijgt.
Makingen onder een voorwaarde: de werking is afhankelijk gesteld van een onzekere
gebeurtenis. Fideïcommissaire makingen: zowel de bezwaarde als de verwachter
verkrijgen van de erflater, maar dan wel na elkaar.
Vormen uiterste willen:
1. Notariële akte, art. 4:94 BW, testament.
2. Onderhandse akte die aan een notaris in bewaring gegeven is, art. 4:94 BW. Moet door de
erflater ondertekend zijn, art. 4:95 lid 2 BW. De notaris maakt daarvan akte op.
3. Codicil, art. 4:97. Een geheel met de hand geschreven, gedagtekend en ondertekend stuk.
Een codicil wordt niet alleen herroepen door een opvolgend codicil, maar ook door
vernietiging door de erflater, art. 4:114 BW.
Verklaring van erfrecht; het centraal testamentenregister (CTR); openbaar boedelregister
Het CTR bevat een register van ten minste de in Nederland door tussenkomst of met betrokkenheid
van een notaris tot stand gekomen akten, bevattende uiterste wilsbeschikkingen.
Verklaring van erfrecht: een notariële akte waarin de notaris een of meer bepaalde feiten vermeldt, art.
4:188 lid 1 BW, te weten:
Dat een of meer personen (enig) erfgenaam zijn en voor welke delen met opgave of zij de
nalatenschap hebben aanvaard;
Dat de nalatenschap is verdeeld overeenkomstig art. 4:13 met de mededeling tot welk
moment aan de echtgenoot de bevoegdheid tot ongedaanmaking toekomt;
Dat al dan niet aan de echtgenoot van de erflater het vruchtgebruik van een of meer goederen
krachtens afdeling 2 van titel 4:3 toekomt, onder opgave van zijn bevoegdheden;
Dat al dan niet het beheer van de nalatenschap aan executeurs, bewindvoerders of een
benoemde vereffenaar is opgedragen; of
Dat een of meer in de verklaring genoemde personen executeur, bewindvoerder of
vereffenaar zijn. Aan deze feiten kan de notaris andere toevoegen.
3