Hoorcolleges Erfrecht
HC1 Inleiding & Overgangsrecht
Overgangsrecht: Vanaf 1-1-2003 geldt het nieuwe erfrecht.
Er is geen democratie i/h erfrecht, maar er zijn vaak wel meerdere erfgenamen. Zie ook boek
Gemeenschap: alle deelgenoten moeten meewerken a/d verdeling titel 3.7. Art. 3:170 beheer v/d
gemeenschap: uitgangspunt = gezamenlijk optreden. Als 1 erfgenaam dwars zit, ligt de boel al plat. Er
is altijd wel iemand die anders denkt. Komt men er niet uit, dan kan men naar de rechter, art. 3:185.
Oud of nieuw recht toepassen? Dit belang is kleiner geworden, maar m.n. spelen
overgangsrechtelijke kwesties zich nog bij testamenten; testamenten die zijn gemaakt voor 1-1-2003
en erflater overlijdt na die datum. Hoe gaan we om met dat oude testament?
Hoe werken de overgangsrechtelijke spelregels? Men is niet begonnen met heel nieuw
overgangsrecht, maar er was al een Ow bij eerdere invoering. Art. 68a Ow: nieuw erfrecht heeft
onmiddellijke werking = uitgangspunt. Geldt dus ook voor gevallen die zijn opengevallen voor
invoering nieuwe erfrecht! Maar er zijn uitzonderingen:
Verkregen vermogensrechten worden geëerbiedigd, art. 69 Ow. Dit leerstuk geldt alleen als de
nalatenschap is opengevallen voor 1-1-2003, want je hebt niks verkregen als de nalatenschap
nog niet is opengevallen!
o Bijv. bij legaat is rechtsgevolg uitkering op een geldsom of recht op een dienst; je hebt
recht op een vorderingsrecht jegens de nalatenschap.
o Bijv. testamentaire last, art. 4:130. Kenmerk testamentaire last: er bestaat geen
vorderingsrecht; ligt wel een verplichting op de erfgenaam! Alleen onder oud erfrecht
hadden we testamentaire lasten die vorderingsrechten opleverden en dan kon je als
lastbevoordeelde nakoming vorderen. Stel je had dus een vorderingsrecht en het werd 1-
1-2003 dan was het niet zo dat opeens je vorderingsrecht weg was.
Geldige, nietige en vernietigbare rechtshandelingen. Op 1-1-2003 veranderden de spelregels
hiervoor. Sommige dingen waren eerst nietig bijv. en onder nieuw recht slechts vernietigbaar. Je
denkt nieuwe spelregels toepassen, maar zie artt. 79 t/m 81 Ow i.c.m. art. 127 Ow.
o Bijv. ouderlijke boedelverdeling: testamentsvariant o.g.v. art. 1167 BW oud waarbij
erflater A een echtgenoot + 1 of meer kinderen had: ieder 1/3. Daar hield vroeger de
wetgeving op, want er was geen wettelijke verdeling, dus breukdelen werden vastgesteld
en nalatenschap moest in onderling overleg verdeeld worden, want het was onverdeeld!
Soms was dat vervelend bij spanning. Daarom: art. 1167 BW oud: A kon testament
maken waarbij de nalatenschap alvast verdeeld werd. Verdeling werd toegerekend na
overlijden van A aan B C en D alsof ze die verdeling zelf hadden gemaakt. A was eigenlijk
vooraf zijn nalatenschap a/h verdelen! C en D krijgen erfdeel i/d vorm v/e geldvordering.
= testamentsvariant en niet te vergelijken met de WV (= versterferfrechtvariant)!!!
Waar hadden kinderen vroeger recht op? (Rechtbank A’dam en Hof A’dam [hof schoof
de oude OBV a/d kant]). Legitieme, maar toen had je recht om erfgenaam te zijn, recht
op goederen v/d nalatenschap/recht op natura! Nu hebben we alleen nog recht op geld!
Voor de testeervrijheid maakt dat enorm veel uit > testeervrijheid is nu 100%
goederenrechtelijk gezien!! Stel Greenpeace is enig erfgenaam, dan doen je kinderen er
goederenrechtelijk niks meer aan. Ze kunnen alleen beroep doen op de legitieme!
Vroeger werden kinderen erfgenaam samen met Greenpeace (deelgenoot) en speelde
art. 3:182 dus; samen verdelen!!
Voordeel OBV (zie Meerzichtsarrest): met OBV en niet met andere varianten kan je het
recht van C en D op goederen v/d nalatenschap ontnemen, ook al zijn ze legitimaris!
Kinderen kregen alleen vordering in geld ten grote van hun erfdeel. Je kon zo dus met
OBV de langstlevende i/d spulletjes laten. OBV werkte horizontaal: goederen werden
toegedeeld aan B. Verticaal had je ook: bijv. boerderij toegedeeld aan 1 v/d kinderen.
Belangrijk dus: bij OBV kon recht op natura opzij worden gezet!!
1
, Moesten de kinderen dulden dat ze moesten wachten op hun geld? Ze hadden geen
recht meer op goederen dus, maar ze wilden hun geld dan.
Kinderen moesten dit dulden d.m.v. de natuurlijke verbintenis (arrest Visser Hans). HR
als A een dringende morele verplichting heeft jegens B om die verzorgd achter te laten, is
die verplichting belangrijker dan de aanspraken v/d kinderen. Die verplichting vormt een
passiefpost i/d nalatenschap en je kan dan tot de conclusie komen dat de legitieme 0 is.
Zover ging men niet i/d praktijk. Praktijk: goederen naar B | C en D krijgen wel iets: hun
vordering, alleen die is pas opeisbaar als B dood is (met het oog op de natuurlijke
verbintenis)!!
Stap 1 > d.m.v. OBV recht op natura weg (recht op goederen ontnemen). Stap 2 > inzetten v/
d natuurlijke verbintenis om hetgeen dat je de kinderen eigenlijk moet geven niet-opeisbaar
te maken, maar er moet dan wel een dringende morele verplichting zijn!!
Wat is i/d plaats gekomen voor OBV? Niet de wettelijke verdeling, maar die is wel gebaseerd
daarop! Andere mensen maakten bijv. vruchtgebruikregeling en geen OBV (30%). WV is dus
niet i.p.v. de OBV, want WV is versterferfrecht en OBV testamentair erfrecht!! Dat is punt 1.
Mensen maken OBV om kinderen op afstand te houden. OBV heb je niet meer nodig, omdat
kinderen niet meer recht hebben op goederen in natura en alleen een legitieme in geld
hebben!! Nu gebruiken we art. 4:82 om kinderen op afstand te houden! Je houdt kinderen
niet alleen i/d wachtkamer met de WV, maar je kan van alles bepalen in je testament: de
niet-opeisbaarheidsclausule van 4:82! I/h notariaat is vaak gezegd hier maken we OBV in
deze casus, maar nieuw erfrecht, dus we maken WV, want dat is nieuwe OBV dat is een
denkfout, want je kan alles maken (d.m.v. art. 4:82 B op de kaart zetten)!!!
OBV was dus m.n. om recht op goederen om zeep te helpen en voor de andere stap hadden
we natuurlijk verbintenis nodig. Hier hebben we OBV niet meer voor nodig, want we hebben
geen recht meer op goederen!! Art. 4:42; heeft met gesloten stelsel te maken: je mag alleen
van uiterste willen gebruikmaken zoals in boek 4. Als je morgen OBV maakt, is die ongeldig!
Nietigheid, want past niet i/h gesloten stelsel! Stel afspraak 31/12/2002, maar verhinderd
dus 2/1/2003 en conclusie nietig?!!? Ja, maar met mogelijkheid tot conversie, want als je niet
kijkt naar wat er gebeurd was, kijk je niet naar de wil van erflater. Dus mogelijkheid dat werd
geconverteerd naar iets dat wel past i/h stelsel.
Nieuw erfrecht heeft onmiddellijke werking, maar liggen nog allemaal oude testamenten
i/d kluis. Daarom art. 79 t/m 81 jo. art. 127 Ow. Alles wat geldig was, blijft geldig!! > OBV’s
die zijn gemaakt onder oud recht blijven geldig. Je kan alleen geen nieuwe meer maken.
o Bijv. executeur benoemen. Vroeger benoemde je die onderhands d.m.v. codicil, maar nu
alleen bij notariële akte (uiterste wilsbeschikking). Maar dingen die toen zijn gemaakt,
zijn nu wel nog gewoon geldig o.b.v. 79 t/m 81 jo. 127 Ow.
o Iets kan onder oud recht nietig zijn en nu nietig of slechts vernietigbaar. We hebben de
verboden beschikkingen art. 1:57 BW e.v. Ze zijn geldig doch slechts vernietigbaar. Onder
oud recht was de sanctie vaker nietig. Je denkt onmiddellijke werking, maar art. 80 en 81
Ow. Zie boek. Alles wat geldig was, blijft geldig en voor het overige gelden de sancties
v/h nieuwe erfrecht!
Er waren ook spelregels over de verjarings- en vervaltermijnen art. 72 t/m 73a Ow, maar die zijn
minder relevant want veel termijnen zijn al uitgewerkt. Bijv. 20 jaar vervaltermijn en nieuw recht
zegt 10 jaar. Dat kan natuurlijk niet. Dit speelt niet echt meer nu.
Art. 74 Ow; gaat over lopende procedures. Het was misschien dagvaardingsprocedure en onder
nieuw erfrecht verzoekschriftprocedure. Daar is algemeen overgangsrecht voor.
Art. 75 Ow (nog geen jurisprudentie). De overgangsrechtelijk imprevision regel: als sprake is v/e
onbillijk eindresultaat, geeft dat de rechter de ruimte om er anders over te denken/beslissen.
2
,(Art. 127 Ow hebben we nodig voor uiterste wilsbeschikkingen die zijn gemaakt onder oud recht en
openvallen onder nieuw recht. Dit artikel werkt art. 79, 80 en 81 Ow niet tegen, want er is een
functie voor de onmiddellijk belanghebbenden! Bij art. 127 Ow worden onmiddellijk
belanghebbenden uitgeschakeld, want bij testamenten die nog niet opgevallen zijn, zijn er nog geen
bh’s, want nog niemand heeft een belang dan!!!)
Eerst dus kijken naar algemeen overgangsrecht: onmiddellijke werking! Art. 125 t/m 139 Ow
bijzondere regels specifiek ontworpen voor de invoering van boek 4. Daar heeft de wetgever bij
voorbaat al bedacht deze problemen gaan ontstaan en die tackelen we alvast.
Art. 129 Ow: testament gemaakt t.b.v. langstlevende en nalatenschap nadien is opengevallen, is
de vordering v/e legitimaris opeisbaar na diens overlijden. Deze bepaling lijkt op art. 4:82. OBV
was geldig en blijft geldig, maar we hebben niet de vraag beantwoord: hoe zit het met de
legitieme van C en D? In testament stond wel natuurlijk verbintenis etc., maar de 4:82-clausule
was niet opgenomen! In art. 129 Ow krijg je 4:82 gratis en voor niets cadeau. 4:82 wordt dus
ingelezen in oude testamenten die t.b.v. B zijn gemaakt (OBV en vruchtgebruiktestamenten)!
Lid 2 is interessant; erflater kan niet-opeisbaarheid v/d legitieme niet bedoeld hebben. Dus kijken
naar wat erflater heeft gewild! Maar met de meeste langstlevendetestamenten krijg je 4:82 dus.
Lid 3: alles wat geldig was, blijft geldig. OBV was een verdeling en werkte van rechtswege.
Verdeling gemaakt door A en toegedeeld aan BCD. Normaal moet je leveren bij een verdeling,
art. 3:186. Vroeger zat dat i/h systeem van 1167. Art. 3:186 lid 1 je hoeft niet meer te leveren;
geldt niet bij OBV, want dat is uitgesloten staat in lid 3.
Art. 133 Ow: benoeming executeur. Executeurs hadden vroeger andere bevoegdheden. Je hebt
bijv. executeur opgenomen in codicil en die benoeming blijft nu dus geldig. Een andere vraag is,
hoeveel sterren heeft deze executeur!
Naast algemeen en bijzonder Ow hebben we art. 4:46 BW: uitleg van uiterste wilsbeschikkingen:
Uitleg van uiterste wilsbeschikkingen sec: als bepaling niet duidelijk is, is de vraag of je dat kan
uitleggen a.d.h.v. de uiterste wilsbeschikking. Je kan dit vergelijken met haviltexen, maar dat is
makkelijker, want daar heb je 2 partijen die je nog van alles kan vragen, maar bij uiterste wil niet.
Daarnaast gelden vormvereisten bij een uiterste wilsbeschikking: notariële akte! Als je te veel
ruimte neemt bij het uitleggen, treed je een beetje buiten de vormvoorschriften. Uitleg sec =
uitleggen naar de omstandigheden waaronder de uiterste wilsbeschikking is gemaakt en kijken
welke verhoudingen die wil bewegen. Let op lid 2; blijf dicht bij de akte en niet te snel naar zaken
om de akten heen. Zie boek ook.
Uitleg i.c.m. met overgangsrecht De wetgever heeft de uitleg ingezet om oude testamenten
soepel het nieuwe erfrechtelijke tijdperk in te laten stromen. Voorbeelden:
A, B en C. C heeft X en Y. A benoemt B en C beide tot 1/2 erfgenaam. Als A overlijdt is C
vooroverlijden, wie is erfgenaam? Als in testament staat: B en C erfgenaam en als C
vooroverlijdt, zit je niet i/h versterferfrecht!! Art. 4:12 plaatsvervulling is dus n.v.t.! Art.
4:48: aanwas, want het gaat om testamentair erfrecht!! Als beschikking t.b.v. iemand geen
gevolg heeft, vindt aanwas plaats.
In testament staat bijv. regels van plaatsvervulling zijn van overeenkomstige toepassing, maar
dat is een subsidiaire erfstelling en geen plaatsvervulling, want er wordt verwezen naar een
erfrechtelijke regeling!!
Stel C is niet vooroverleden, maar denkt had A mij maar overgeslagen, want dan betalen we 1x
EB en niet 2x (ook bij de kinderen). In testament staat de regels van plaatsvervulling zijn van
overeenkomstige toepassing. C kan dan verwerpen, zodat X en Y aan bod komen. Dit klopt niet,
want aanwas bij B, omdat het testament is opgemaakt in 1980!!!
3
, Onmiddellijke werking nieuw erfrecht toch, testament is geldig?! Nee; ‘plaatsvervulling’ in
1980 had een andere betekenis. Art. 4:12 bestond toen nog niet kijken naar oude boek 4:
er zijn begrippen gebruikt die onder oud erfrecht een andere betekenis hadden (in oud ER
kon plaatsvervulling alleen bij personen die zijn vooroverleden). Art 4:46: uitleggen naar
omstandigheden waaronder uiterste wil is gemaakt! Dus kijken naar recht van 1980. Nu is
plaatsvervulling veel ruimer.
Dit is dus uitleggen i/e overgangsrechtelijke sfeer. Uitleg is onduidelijker geworden eigenlijk.
Het kan nooit zo zijn dat de wil van erflater gewijzigd wordt als de wetgever een andere wet
invoert! Dat zou een raar uitgangspunt worden!!!
A overlijdt. A heeft vader en moeder die zijn vooroverleden. Hij heeft nog wel opa X en oma Y +
opa Q en tante W. Oma Z is vooroverleden. Wie zijn versterferfgenamen? Art. 4:10; er is geen
groep a, geen ouders en broers en zusters (groep b), maar wel grootouders (groep c). De
versterferfgenamen zijn dus opa X, oma Y, opa Q en tante W. Tante W vervult de plaats v/e
vooroverleden oma Z! Dus allemaal 1/4! [oud ER: X 1/4, Y 1/4 en Q 1/2! ]
A komt in 1980 bij de notaris en zegt ik wil 100k vermaken aan Greenpeace. Notaris I maakt
testament: ‘’ik legateer aan Greenpeace 100k’’. Notaris zegt je moet ook aanwijzen wie
erfgenamen zijn. Notaris brengt de familie in beeld en zegt als je niks regelt, dan X en Y 1/4 en Q
1/2. A zegt prima! Notaris schrijft op: ‘’ik bevestig de wettelijke erfopvolging’’. A overlijdt in 2019.
De vraag is, doet Willie mee of niet? Welke wettelijke erfopvolging geldt? Dit is eigenlijk geen
overgangsrecht, want het is een uitlegkwestie in overgangsrechtelijke setting. De gedachte is dat
we kijken naar de omstandigheden waaronder de uiterste wilsbeschikking is gemaakt. Een
omstandigheid is het destijds geldende recht. Parl. gesch: bij erfrechtelijke begrippen moet je de
bril gebruiken van het recht destijds. Willie vist dus achter het net.
A was bij notaris II. Notaris schrijft op: ‘’ik legateer aan Greenpeace 100k’’. Notaris vroeg ook wie
zijn erfgenamen? Hij maakt tekening en zegt als u niets regelt, zijn de erfgenamen XYQ. Geweldig
zegt A. Dan zijn we klaar zegt notaris. A overlijdt in 2019. Doet Willie mee? Wat de notaris deed,
was niet ongebruikelijk, want sommige notarissen schreven niet de wet over.
I/h dossier ligt de tekening van notaris: 2x 1/4 en 1x 1/2. Er is ook een brief gestuurd: 100k
Greenpeace en aansluiten bij versterferfrecht XYQ. Waar zit het verschil? Willie doet niet mee,
want op moment dat testament gemaakt wordt, heeft erflater een bepaalde bedoeling. Door
nieuwe ER is de wil van erflater niet veranderd zegt Schols. Er is gezegd dat we 4:46 gebruiken
om testamenten soepel nieuwe erfrechtelijke tijdperk in te brengen. Minister zei Schols gaat te
ver, want er is niks uit te leggen in deze situatie; er is niet beschikt, dus je kan niks uitleggen.
Technisch heeft de minister een punt (alleen legaat is gemaakt en versterfER is van toepassing,
dus valt niks uit te leggen). Maar er is wel degelijk wat gebeurd, want A was bij de notaris.
Het kan ook zijn dat A naar notaris belde en zegt dit is mijn familie en notaris zegt XYQ zijn de
erven. Geweldig zegt A en hangt op. Dat is een stap te ver volgens Schols: valt niks uit te leggen.
Casus/opdracht ter voorbereiding college 6 februari 2019:
Lees naast het handboek ook: Kolkman, De goede notaris, SDU/KNB 2010, p. 187 – 189. Gaat
over boedelafwikkeling m.b.t. de notaris.
De auteur onderzoekt de deontologische dilemma’s van twee fenomenen: a) uiterste
wilsbeschikkingen (p. 133-148) en b) boedelafwikkeling (p. 149-195). Echt op dreef komt Kolkman in
zijn uitgebreide hoofdstuk over boedelafwikkeling. Het is een stuk over vele facetten v/h afwikkelen
van nalatenschappen (aanvaarding; verwerping; onvindbare, onzekere, onduidelijke of onwillige
erfgenamen; informatieverschaffing; de notaris als executeur en als vereffenaar; hulpmiddelen).
Bestudeer Hof Amsterdam 31 mei 2012 en zet de uitspraak af tegen de mededelingen van de
minister in de parlementaire stukken betreffende het erfrechtelijke overgangsrecht.
Minister De minister wilde vereenvoudiging en had het voornemen de legitieme portie ‘uniform
op de helft van het ab intestaatdeel te stellen’ (NEV parl. gesch. p. 1812).
4
,HR Nu de legitieme portie naar huidig erfrecht kleiner is dan naar oud erfrecht is het hof, anders
dan appellanten, van oordeel dat de omstandigheid dat erflaatster haar testament onder het oude
erfrecht heeft gemaakt niet betekent dat zij daarbij ook beoogde dat het breukdeel van de legitieme
portie zoals die gold onder het oude erfrecht zou gelden.
Bestudeer Rechtbank Amsterdam 2 augustus 2017. Wat vindt u van de filosofie van Rechtbank
Amsterdam met betrekking tot de quasiouderlijke boedelverdeling.
‘’Vervolgens moet worden beoordeeld wat het gevolg is v/h oordeel dat sprake is v/e nietige (quasi-)
OBV. Hiertoe dient eerst het toepasselijke overgangsrecht worden besproken. Het betreft een
nalatenschap die is opengevallen vóór 1-1-2003. I.b. geldt de hoofdregel v/h overgangsrecht art. 68a
Ow: onmiddellijke werking. Reeds onder het oude recht verkregen rechten worden geëerbiedigd
o.g.v. art. 69 Ow. De OBV, art. 1167 (oud) BW is niet teruggekeerd i/h huidige (erf)recht; een onder
oud recht (geldig) gemaakte OBV behoudt echter, o.g.v. artt. 79 en 127 Ow, i.b. haar geldigheid. Het
uitgangspunt v/d meer algemene regels van artt. 79-81 Ow is, kort gezegd, dat de nietigheden en
vernietigbaarheden d/h nieuwe, huidige recht worden geregeerd.’’ De Rb. maakt een deel v/e
testament nietig dat eerst niet nietig was, doordat de zaak d/d eiseressen uiteindelijk toch niet
verjaard is. Vervolgens heeft de Rb. opnieuw naar de Ow gekeken. Mijns inziens heeft de Rb.
duidelijk toegelicht waarom de quasi-OBV toch nietig is. Ik vind de filosofie v/d Rb. goed. ‘Begrippen
uit testamenten die onder het oude recht zijn gemaakt, worden uitgelegd naar hun betekenis onder
oud recht, tenzij erflater anders heeft aangegeven. Deze regel is vooral van belang voor de uitleg van
4:46. Een onder het oude recht gemaakte OBV is niet meer vernietigbaar o.g.v. 4:1170 oud.
Bestudeer Hof Arnhem-Leeuwarden 7 juli 2016 en Hof Den Bosch 21 juni 2018. Welk hof heeft
gelijk wat betreft de overgangsrechtelijke werking van art. 4:178 lid 2 BW? Maximaal 1 A-4.
ZIE DE OPDRACHT! Het ging o/e bewind dat uitsluitend eindigde bij het overlijden v/d onder bewind
gestelde. Art. 134 Ow, want het is een oud bewind. De vraag is of de oude bewindbepalingen
leidend zijn of de nieuwe bepalingen. Art. 134 Ow zegt nieuwe bepalingen, tenzij i/d uiterste wil
daarvan is afgeweken. I/d uiterste wil is afgeweken! Bepaling 4:168 komen we tegen (einde bewind)
en dat artikel zegt dat je na 5 jaar naar de rechter kan stappen om opheffing te vragen. Dan is de
vraag: is met de zin ‘alleen bij de dood’ art. 4:178 lid 2 buiten spel gezet?
I/d nieuwe setting kan je 4:178 lid 2 niet buiten spel zetten, want het is dwingend recht, maar de
vraag is of ik met het overgangsrecht die oude bepaling opzij heb gezet. Hof Arnhem-Leeuwarden >
4:178 lid 2 geldt ook voor het oude geval. Hof Den Bosch > door werking OW blijf je buiten de
werking van 4:178 lid 2. Wanneer spreek je v/e heersende leer? Als het merendeel v/d literatuur
dezelfde visie heeft. De Scholsen vinden Hof Den Bosch. De hoven kijken beide naar de parl. gesch.
Hof Arnhem-Leeuwarden zegt dat 4:178 lid 2 dwingend is en dat de tenzij in 134 Ow niet
vanzelfsprekend dwingend recht opzij kan zetten. Schols leest dat daar niet in. M.n. Breemhaar gaat
met Hof Arnhem-Leeuwarden mee, maar hij schreef het eerder en was rechter bij dat hof.
HC2 Wilsdelegatie in het erfrecht & CNR-onderzoek: fellow mw. mr.
dr. Bauduin
Wilsdelegatie: mogelijkheid om je laatste wil door iemand anders te laten invullen. Is dat mogelijk?
Delegatiebepalingen:
Keuzelegaat bijv.: omvang v/e verkrijging kan een ander bepalen; legataris laat je zelf kiezen
welke eigendom hij/zij wenst te verkrijgen. In literatuur wordt gezegd dat dit geen delegatie is,
maar hij kan wel de omvang zelf bepalen!
Tenzij-clausule i/h kader v/d rente op de vorderingen v/d kinderen bij de WV; kinderen krijgen
slechts een aanspraak op geld die lang niet opeisbaar is, dus kan rente verschuldigd zijn, zie 4:13.
Wettelijke rente is 2% en niet hoger dan 6%. Er staat ‘tenzij erflater/LL en het kind anders
bepalen’, bijv. 6% i.p.v. 2%. Om een testament flexibel te houden wordt vaak deze tenzij-clausule
5
, eraan verbonden. > Is eigenlijk delegatie, want rente kan nog aangepast worden. Tenzij-clausule
zorgt ervoor dat iemand anders een invulling kan geven aan jouw laatste wil.
Tweetrapsmaking bijv. is een voorwaardelijke making. Je krijgt vermogen als bezwaarde, maar als
de verwachters jou overleven, gaat het bezwaarde vermogen naar hen. Je kan bepalen dat de
tweede trap in bepaalde situaties kan vervallen, bijv. als bezwaarde kinderen heeft (geen
delegatie) of als bezwaarde o/h bezwaarde vermogen zelf uitdrukkelijk bij testament beschikt
(wel delegatie). De bezwaarde kan dan een voorwaardelijke making onvoorwaardelijk maken! Dit
is goedgekeurd door HR 16-1-2004 Boerenplaatsje: erflaatster benoemde echtgenoot tot
bezwaarde en tot dat bezwaarde vermogen behoorde een erf en hij kreeg als bezwaarde de
bevoegdheid om o/h boerenplaatsje te beschikken. Hij deed dit ook > het erf behoorde niet meer
tot het bezwaarde vermogen; het erf was uit de tweetrapsmaking gehaald doordat de bezwaarde
zelf een testament had gemaakt. Op die manier kan je zelf invloed uitoefenen.
Delegatie komt vaak voor, maar hoe ver mogen we gaan? Zou je bijv. de erfdelen of erfstelling d/e
ander kunnen laten bepalen en hoeveel bevoegdheden mag je geven a/e vertrouwenspersoon?
Uitstapje naar levenstestament > je geeft hele ruime bevoegdheden a/e persoon die je vertrouwt. Dit
heeft enigszins raakvlakken met delegatie waar je eigenlijk hetzelfde wil doen. Grote verschil is dat
het levenstestament tijdens leven werkt. Testament werkt pas na overlijden. Het is dus iets
verschillends, maar heeft wel enigszins raakvlakken!
Is delegatie geoorloofd?
Delegeren plaatsen i/h ruimere kader van testeren! Testeervrijheid is in NL heel ruim, maar wordt
beperkt d/d goede zeden, openbare orde & dwingend erfrecht: andere wettelijke rechten en
legitieme.
Legitimaris heeft na 1-1-2003 alleen een verbintenisrechtelijke aanspraak en geen
goederenrechtelijke aanspraak meer, dus je kan nu vrij testeren.
De aanspraak is ook lang niet opeisbaar, vgl. art. 4:81-83 (mogelijkheden om flexibel te zijn).
Voor 1-1-2003 kon je niet zo flexibel zijn vanwege de goederenrechtelijkheid; deed legitimaris een
beroep op legitieme dan zat hij a/d verdeeltafel en kon hij makkelijk een testament doorkruisen.
Onze testeervrijheid is dus aanzienlijk toegenomen door die verandering van aard! [[België is sinds
2018 v/e Romaans naar Germaans stelsel gegaan (legitieme is niet meer goederenrechtelijk).]]
Delegatievraagstuk dus plaatsen i/h kader v/d flexibele testamenten. Flexibel testament
Bijv. quasi-wettelijke verdeling. Quasi zodat je niet vastzit a/d 3 maandentermijn (te kort, want je
zit nog i/e rouwperiode). Je kan er behoefte aan hebben als een goed bijv. nog in waarde stijgt en
LL het niet nodig heeft om in zijn/haar verzorging te voorzien > wenselijk om dat goed al bij de
kinderen te plaatsen. WV wil je dan niet, want dan moet je nog overdragen en het komt niet uit
een onverdeeldheid (nalatenschap), dus krijg je met belastingen te maken etc. Bij vermogende
mensen is QWV handig LL krijgt alle tools in handen om WV na te bootsen; LL houdt de
beschikking, maar termijn geldt niet! Nadeel: geldt niet van rechtswege, want er moeten nog
leveringshandelingen plaatsvinden; afwikkeling heeft meer handelingen nodig die tijd en geld
kosten. WV voordeel: werkt van rechtswege & nadeel: de 3 maanden termijn.
Bijv. keuzelegaat: ‘’ik legateer aan mijn echtgenoot de volle eigendom v/d tot mijn nalatenschap
behorende goederen die hij zal verkiezen’’. I/d literatuur is opgemerkt dat het keuzelegaat moet
worden gezien als het maken van net zoveel legaten als goederen i/d nalatenschap zijn. Legataris
is bevoegd o.b.v./d wet om het ene legaat te aanvaarden en het andere ter verwerpen o.g.v. art.
4:201. Heb je deze visie voor ogen, dan is geen sprake van delegatie, want er wordt een
wettelijke bevoegdheid uitgeoefend (is geen bevoegdheid in het testament verleend)!
Delegatie op twee manieren:
6