Strafrechtelijke aansprakelijkheid, hoorcolleges 2018-2019, Tilburg University
Inhoudsopgave
HC1 Legaliteitsbeginsel & toepassen overgangsrecht en rechtsmacht...................................................2
HC2 Causaliteit & wederrechtelijkheid...................................................................................................5
HC3 Opzet...............................................................................................................................................7
HC4 Schuld............................................................................................................................................10
HC5 Strafuitsluitngsgronden................................................................................................................18
HC6 Poging en voorbereiding...............................................................................................................21
HC7 Fysiek daderschap, Functoneel daderschap & Daderschap van rechtspersoon en de
aansprakelijkheid van feitelijk leidinggeven opdrachtgevers...............................................................24
HC8 Deelneming...................................................................................................................................28
HC9 Ne bis in idem & Samenloop.........................................................................................................31
,HC1 Legaliteitsbeginsel & toepassen
overgangsrecht en rechtsmacht
Materieel recht <--------------------------------------> Formeel strafrecht
- Inhoud, werkelijkheid - Vorm, procedure
- Strafaarstelling van gedrag en straf - Verwezenlijking materiële strafrecht
Voorwaarden strafaarstelling:
- Menselijke gedraging
- Die valt binnen de grenzen van een delictsomschrijving (DO)
- Wederrechtelijk
- En aan schuld te wijten
(Zware) mishandeling => slachtofer (SO) in ambulance => ambulance maakt fout en rijdt kanaal in
waardoor SO dood => wie is dan aansprakelijk? Is er causaal verband?
Enkel een gebroken neus is geen zware mishandeling = vrijspraak. Eventueel eenvoudige
mishandeling maar kan niet als de zaak afgesloten is, ne bis in idem-beginsel (68 Sr).
Bv. Moeder pleegt kindermoord, ze was schoonmaakster in een huis en zwanger gemaakt door de
getrouwde man. Uit angst om haar baan te verliezen heef ze kind vermoord => Ofcier van Justte
(OvJ) heef moord (289 Sr, max levenslang) en kindermoord (291 Sr, max 9 jaar) ten laste gelegd,
kwalifcate en welke straf (art. 350 SV)? In casu o.g.v. eendaadse samenloop (55 Sr) 9 jaar
gevangenisstraf voor de moeder.
Legaliteitsbeginsel = strafaar feit moet in de wet staan = wetmatgheidsvereiste, o.g.v. art. 1 lid 1 Sr,
7 EVRM, 15 IVBPR, 16 GW, 11 lid 2 Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, 49 Handvest.
Wetelijk = wet in formele zin (wifz) & wet in materiële zin (wimz, zoals APV Nijmegen).
Elementen van legaliteit (rechtsbeschermende werking)
* Aansprakelijkheid o.g.v. wetelijke bepaling:
- Nullum crimen sine lege (incl. lex certa-vereiste): geen misdrijf zonder wet
- Nulla poena sine lege: geen straf zonder een daaraan voorafgaande wetelijke bepaling
* Geen terugwerkende kracht: zowel straf als strafaarstelling
- Nulla poena sine lege praevia: verbod moet van tevoren in wet staan
* Verbod van te extensieve interpretate en analogieverbod => redeneren naar analogie (=uitbreiden
regel op andere gevallen, tegenovergestelde van a contrario)
A) Niet-betalen alimentate is geen strafaar feit maar is verbintenisrechtelijk. hoe verwerpelijk het
ook is (niet-betalen alimentate ennof alimentate an sich?).
B) O.g.v. art. 310 Sr staat er op diefstal max. 4 jaar gevangenisstraf en de rechter kan dan niet 5 jaar
gevangenisstraf geven.
A)+B) zijn twee voorbeelden van de beschermende werking van het legaliteitsbeginsel.
,r
Fundamenten legaliteitsbeginsel
* Schuld en prevente: inzicht in de strafwaardigheid van gedrag; vermijdbaar & verwijtbaar
* Rechtsstaat: binding van de overheid aan democratsch gelegitmeerde wet
* Rechtszekerheid als overkoepelend fundament
* Lex certa-beginsel dient kenbaarheid van het recht & rechtszekerheid.
Bv. witwasbepalingen (art. 420bis Sr e.v.) hebben oeverloze reikwijdte en dit is in principe niet de
bedoeling maar witwassen is aan de andere kant moeilijk specifek vast te leggen.
Hoofdregel legaliteitsbeginsel is art. 1 lid 1 Sr: het gaan om wet ten tjde van handelen
Verbod van terugwerkende kracht betref zowel de strafaarheid als de straf => verbod dient de
kenbaarheid van het recht: rechtszekerheid. Nuancering op de hoofdregel: bij wetswijziging ten
gunste van de verdachte moet de nieuwe wet worden toegepast (1 lid 2 Sr).
Wanneer is er sprake van verandering van wetgeving ( 1 lid 2 Sr)?
1) Wijzigingen m.b.t. DO:
a) veranderd inzicht: beperkt materiële leer: niet alleen wetswijziging maar ook doorwerking in de
strafrechtelijke normstelling
* Materiële uitleg: niet alleen wetswijziging aangaande de strafepaling maar ook andere relevante
wetswijzigingen die doorwerken in de strafrechtelijke normstelling.
[Incest]: wijziging van leefijd volwassenheid naar 21 naar 18. Iemand werd verdacht van incest met
kind van leefijd 16 19. Door verlaging meerderjarigheidsgrens, er was dus een gunstgere bepaling,
1 jaar minder seks met minderjarige.
*Beperkt materiële uitleg: slechts veranderingen omtrent veranderd inzicht omtrent
strafwaardigheid van het gedrag (vgl. wetgeving met tjdelijk karakter). Denkt de wetgever anders
over de strafaarheid van het delict? Dus nu ook toetsen of het gunstger is voor de verdachte.
Bv. jager mag alleen jagen tjdens jachtseizoen, rest van het jaar is het strafaar. Als u jaagt buiten
het jachtseizoen én in het jachtseizoen wordt berecht, kun je je niet beroepen dat het nu tjdelijk is
toegestaan om te jagen.
2) Wijzigingen in regels van sancterechtt specifeke sanctenormen en algemene regels van het
sanctestelsel (bv. geldboetes).
[Lex Mitor]t meteen kijken naar gunstgste bepaling, moet onmiddellijk worden toegepast als het in
voordeel van verdachte is.
[EHRM Scoppola]t gebod om gunstgste bepaling met terugwerkende kracht toe te passen ligt
besloten in art. 7 EVRM -> proportonaliteit van strafoemetng. Wijkt dus af van Europese situate,
want bij EU is het altjd gunstgste, bij NL alleen bij gewijzigd inzicht en wijziging sancte. Speelt dus
een rol bij art. 350 Sv vraag 2 en 4.
Rechtsmacht, uitgangspunt: territorialiteit Art. 2 Sr “in Nederland”
* Materiële gedraging: iemand in Nederland slaan
* Werking van het ‘instrument’: kerel staat in Duitsland met koe aan touw (koe staat in NL) en er
wordt een touw getrokken in Nederland, touw is instrument en dat bevond
, zich in NL.
* Intreden van het gevolg: iemand spreekt in Singapore af om iemand in Amsterdam op te lichten.
* Uitvoeringshandelingen: in Limburg werd een vent bedreigd, moest geld gaan halen in Duitsland,
België, Luxemburg en aan daders geven. Strekt Nederlandse rechtsmacht zich uit tot de handelingen
in het buitenland? Ja.
NB: Nederlands (lucht)vaartuig art. 3 Sr, Nederlandse vlag.
Extraterritoriale rechtsmacht: NL rechtsmacht over delict dat volledig en enkel in buitenland zich
afspeelt.
* Natonaliteitnstatus verdachte (o.a. art. 7 en 8 Sr)
- Actef: dader Nederlands
- Passief: slachtofer is Nederlands (5 Sr)
Status verdachte: niet natonaliteit is doorslaggevend, maar status bv. als ambtenaar die
steekpenningen in het buitenland aanneemt.
- Aard delict o.a. art. 4, 6 Sr Universaliteitsbeginsel. Bv. valsmunterij van welke muntsoort dan ook.
Processuele verwerking (348 Sv)
Stel heef niks met Nederland te maken: OM is niet ontvankelijk (348 lid 1 Sv)
[Linquenda]t Kapitein van een NL vissersboot, de Linquenda, kreeg een controle van de Noorse
marine. Hij weigert dit bevel, waarop hij in NL werd vervolgd wegens het niet voldoen van een
ambtelijk bevel (art. 184 Sr). I.c. OVAR, want HR besloot dat onder de term ‘wetelijk voorschrif’ een
Nederlands wetelijk voorschrif wordt bedoeld. Het Nederlands Sr strekt niet tot het helpen van
andere staten bij de handhaving van hun interne gezag. Schipper heef dus niet i.s.m. het artkel
gehandeld.
Overgangsrecht
1 lid1 Sr = hoofdregel: verbod terugwerkende kracht van strafepalingen
Uitzondering (1 lid 2 Sr) => gewijzigde strafepaling mag terugwerken indien dit gunstger is voor
verdachte, in twee situates:
1) Verandering DO of vervallen strafaarstelling (bv. ruimtewezens bestralen conform art. 161quater
Sr staat niet in DO, heb je geluk als je als verdachte ruimtewezens weet te bestralen = vrijspraak).
2) Verandering in sanctonering (i.p.v. 15 jaar gevangenis, nu 20 jaar, dan krijgt verdachte 15 jaar).
[EHRM Het legaliteitsbeginsel in Straatsburg perspectef]
Deze zaak gaat over een verkrachtng binnen het huwelijk. Een man uit Engeland werd daarvoor
aangeklaagd en veroordeeld. De man is echter van mening dat art. 7 EVRM geschonden is. Dat artkel
zegt dat niemand mag worden veroordeeld voor een op het moment van plegen niet strafaar feit,
het legaliteitsbeginsel. Het oordeel is echter: het vernederende karakter van verkrachtng is dermate
evident dat veroordeling van een man wegens poging tot verkrachtng van zijn vrouw niet in strijd is
met het doel en strekking van art. 7, en is dus niet geschonden. Mits aan twee voorwaarden is
voldaan: 1) de ontwikkeling moet in overeenstemming zijn met de essente van het delict en 2) moet
in redelijkheid voorzienbaar zijn geweest.