Organisaties en Organiseren
Cursusomschrijving
We bestuderen hoe theoretische inzichten binnen deze paradigma’s organisatieproblemen
kunnen helpen begrijpen, gaan in op de kritieken op de paradigma’s en bekijken hoe het
kijken naar organisaties vanuit verschillende paradigma’s kan bijdragen aan de aanpak
van publieke vraagstukken.
Om de diverse paradigma’s op waarde te kunnen schatten, is het van belang te weten hoe
ze hebben bijgedragen aan ons begrip van organisaties, maar ook welke kritieken er zijn
en hoe de paradigma’s zich tot elkaar verhouden. De drie paradigma’s zijn zowel
tegenstrijdig als wederzijds versterkend.
Leerdoelen
Na afloop van deze cursus heeft de student:
- kennis en begrip van toonaangevende wetenschappelijke paradigma’s op het gebied
van organisaties en organisatieprocessen;
- geleerd kritisch te reflecteren op en een oordeel te vormen over de waarde en
tekortkomingen van elk van deze uiteenlopende paradigma’s;
- de vaardigheid ontwikkeld om complexe Engelstalige wetenschappelijke artikelen op
een diepgaande, effectieve en efficiënte manier te lezen en verwerken;
- geleerd een halfopen interview op te zetten en uit te voeren voor analyse van
praktijksituaties;
- geleerd gebruik te maken van aangereikte theoretische concepten in de analyse van
actuele praktijksituaties en dit om te zetten in theoretisch onderbouwde aanbevelingen
voor organisaties;
- de vaardigheid geoefend om zowel mondeling als schriftelijk adequaat te
communiceren en discussiëren over organisatieprocessen vanuit
organisatiewetenschappelijke invalshoeken.
,Overzicht van week tot week
Week 36: Introductie van de cursus en thematiek
Kennisclip 1
Inhoudelijke vraagstukken over organisaties:
Efficiëntie, legitimiteit, succes, aansturing van personeel, macht, communicatie, taal,
interpretatie, rol in publieke vraagstukken
Historische achtergrond paradigma’s – ontwikkeling klassieke organisatietheorie:
Maatschappelijke achtergrond: industrialisatieproces, rationalisatieproces,
verwetenschappelijking
Academische wortels: sociaalwetenschappelijke disciplines, gericht op begrijpen van
organisaties als maatschappelijk verschijnsel
Wortels in de praktijk: executives, consultants, gericht op ontwikkeling en toepassing van
kennis op basis van wetenschappelijke disciplines
Kritieken op de klassieke organisatietheorie:
Uitgangspunt rationele mensen en organisaties, streven gezamenlijk doel na op basis van
consensus over wetenschappelijke inzichten, maar eigenbelang, macht
Focus ligt op de interne organisatie, planning en beheersing van gesloten organisatie, maar
er is een buitenwereld
Werknemers als onderdeel machine, geen menselijke aspecten van het werk zoals
betekenisgeving
Klassieke organisatietheorie in zijn tijd plaatsen, en niet los te zien van latere
organisatietheorieën, bouwen erop voort en reageren erop, grijpen terug naar andere
disciplines
Verschillende theorieën zijn te clusteren op basis van hun paradigma’s: focus,
vraagstelling, verhouding tot klassieke organisatietheorie, inspiratiebronnen
Past bij B&O, want onderzoekt wat paradigma’s in OW ons kunnen leren over de rol van
organisaties in publieke vraagstukken
Leerdoelen: paradigma’s begrijpen, erop reflecteren, Engelse tekst lezen, halfopen
interview, omzetten in praktijk, organisatieprocessen communiceren
Paradigma’s als lens voor organisaties, tegenstrijdig en wederzijds versterkend,
inspiratiebronnen, concepten, redeneringen, praktijk, kritiek
Rationeel paradigma: literatuur over Resource Based View, economie en bedrijfskunde,
rationele mens, logisch en efficiënt, winstmaximalisatie, prestaties, structurering,
mesoniveau (organisatie), omgeving is beïnvloedbaar, aan de juiste knoppen draaien
Institutioneel paradigma: literatuur over Institutionele Theorie, sociologie, geschiedenis,
mensen zijn van elkaar afhankelijk, sociale relaties beïnvloeden hun handelen, onbedoelde
gevolgen, macht, legitimiteit, institutionalisering, macro-mesoniveau, organisaties in hun
omgeving, invloed omgeving op organisatie
Kritisch paradigma: literatuur over Critical Theory en Critical Management Studies, culturele
antropologie, sociologie, werkelijkheid is sociaal geconstrueerd, diversiteit in interpretaties,
ontstaan in interacties, interactie, interpretatie, macht, micro-meso-macroniveau, individu
in relatie tot organisatie en omgeving, interactie tussen individuen
,Week 37: Het Rationele Paradigma en de Resource Based View. De
basisbeginselen
De RBV beschouwt organisaties als sets van middelen en richt zich op de vraag hoe
duurzaam economisch succes kan worden bereikt. Het artikel van Tate en Bals (2018)
dient vervolgens als illustratie van hoe RBV verder is uitgebreid, in dit geval door een
sociale dimensie toe te voegen en ‘performance’ van organisaties breder te definiëren. Het
tweede artikel laat zien wat rationele benaderingen van organisaties zoals de RBV ons
kunnen leren over de rol van organisatieprocessen in publieke vraagstukken.
Voorbereiding:
Bekijk kennisclip 3: Het Rationele Paradigma
Het rationele paradigma
Aannames:
beheersbaarheid en controle (aan de juiste knoppen leren draaien maakbare samenleving
en organisatie)
voorspelbaarheid en planmatigheid (anticiperen)
vrije marktwerking
kosten-batenanalyse en winstmaximalisatie
intentioneel handelen gericht op organisatiedoel
efficiëntie en effectiviteit
instrumentele waarde (processen of aspecten hebben waarde voor het organisatiedoel)
organisatie doorgaans als centrale actor (handelt, heeft belangen)
Wat maakt organisaties duurzaam succesvol
Invloed van complexe omgeving -> Porters 5 forces model
Toenemende complexiteit en dynamiek van de markt (globalisering, ICT), moeilijk bijblijven,
je kunt je strategie niet steeds aanpassen op de veranderende markt
Resource based view: markt werkt niet perfect
Strategisch belangrijke interne bronnen zijn heterogeen verdeeld over organisaties
Bronnen zijn juist immobiel, sommige bronnen zijn zelfs niet overdraagbaar, dus lost niet
vanzelf op
Van outside-in denken naar inside-out denken: niet alleen maar de invloed van de
omgeving, maar interne bronnen onderscheidend t.o.v. andere organisaties, centraal voor
duurzaam organisatiesucces
Organisaties met een duurzaam concurrentievoordeel hebben:
- waardevolle bronnen (er wordt extra waarde toegevoegd aan de ruwe input)
- schaarse bronnen (anders zou je teveel concurrentie krijgen, en zouden bronnen te
makkelijk verkrijgbaar zijn op de markt)
- imperfect imiteerbare bronnen (dit maakt het duurzaam, andere organisaties kunnen het
product niet imiteren)
- moeilijkst bij padafhankelijkheid/geschiedenis: producten verkregen door de
levensloop van organisaties, door keuzes in een bepaalde tijd, beschikt de
organisatie later over bronnen
- causale ambiguïteit: onduidelijk hoe het bijdraagt aan duurzame
concurrentievoordeel, relatie oorzaak (bron)-gevolg (concurrentievoordeel) niet vast
, te stellen, zowel door buitenstaanders als door de organisatievoordeel, vaak
meerdere onduidelijke factoren
- sociale complexiteit: de relatie tussen mensen in organisaties en het netwerk
daaromheen, sociale structuren als de intrinsieke organisatiecultuur, immobiele bron
en heterogeen verdeeld, want sociaal complex
- moeilijk te vervangen bronnen (valt niet te vervangen door een andere bron, zodat er
weinig concurrentie van organisaties met een ander product is)
Het duurzame concurrentievoordeel kan alsnog verdwijnen, bijv. door schumpetarian
shocks als snelle IT-ontwikkelingen, klimaatcrisis, oorlog, pandemie
Frio-raamwerk: hetzelfde, maar verder doorontwikkeld, bronnen leiden tot een duurzaam
concurrentieproces als ze waardevol, zeldzaam, niet imiteerbaar, gesteund door de
organisatie, dus zet de organisatie de bronnen dan ook optimaal benut in
Overige modellen: andere focusgebieden, niet alleen bronnen hebben, maar de input van
bundels van bronnen moet worden omgezet naar capabilities, die verklaren zo het
duurzame concurrentievoordeel
Wat is organisatiesucces
Termen worden als inwisselbaar gebruikt, economische prestaties hetzelfde als succes
Barney: concurrentievoordeel (voordeel door een strategie die waarde oplevert t.o.v.
andere concurrenten, en die niet door een andere concurrent wordt ingevoerd)
onderscheiden van duurzaam concurrentievoordeel (valt ook niet te imiteren, ook niet in de
toekomst, duurzame termijn voordelig), daarbij gaat het niet over een bepaalde tijd want
V1 kan ook lang aanhouden, maar valt wel te imiteren, en V2 valt niet te imiteren, maar
kan ook kort aanhouden door Schumpetarian shocks
Tate & Bals: Triple Bottom Line, meervoudige prestatiedoelen, economische, sociale en
natuurdoelen, niet alleen succesvol met economische prestaties, daarom is de mens een
cruciale bron voor succes, mens moet gemanaged worden bij werving en selectie, en
aangestuurd worden om prestaties te bereiken, organisatie moet direct contact met
omgeving hebben, hier wordt het resource based view genuanceerd
Dekt dit wel de hele lading van organisatiesucces?
De rol van de mens in organisatiesucces
De mens als middel, menselijk kapitaal, human resources, human capital stock: bron van
duurzaam organisatiesucces (unieke eigenschappen, sociaal complexe cultuur, moeilijk
imiteerbaar), schakel tussen resources, capabilities en duurzaam organisatiesucces),
mensen maken van resources capabilities/succes
Centralere rol voor personeelsbeleid en human resource management, resource based view
legitimeert en onderstreept de aandacht voor personeel, vooral als ze van cruciaal belang
zijn voor het behalen van organisatiedoelen, niet als ze alleen ondersteunend zijn en
minder strategische waarde hebben
People management practices: mensen aansturen en binden, juist gedrag creëren om
succes te behalen, instrumentele waarde van mensen bepaalt hoeveel en hoe ze
aangestuurd worden
Kritische vragen en kanttekeningen
RBV is geen echte theorie van bedrijven, empirische toetsing is problematisch
Focus op 5-10% Leading Companies in een sector die duurzaam concurrentievoordeel
hebben, zijn de ideeën ook toepasbaar voor de andere organisaties?