College 1
Hoofdstuk 1
Sociale cognitie is het onderzoek naar hoe mensen zichzelf en anderen proberen te
begrijpen
↪ een manier om dit te onderzoeken is door fenomenologie → beschrijving van hoe
mensen op hun eigen manier de wereld ervaren
Binnen de sociale cognitie zijn er twee visies:
- Naïeve psychologie → de algemene overtuigingen die iemand heeft over zijn eigen
gedachten en gedrag, maar ook over die van een ander
- Cognitie → manier waarop mensen zichzelf en anderen analyseren met hulp van
technieken uit de cognitieve psychologie
Benaderingen als het gaat om het onderzoek naar de sociale denker:
- De modellen van Asch
Asch merkte op dat mensen aan de hand van enkele trefwoorden al een indruk
konden vormen over een bepaald persoon,
zonder diegene ooit gezien te hebben. Hierbij
heeft hij twee modellen ontwikkeld:
- Configural model
↪ mensen vormen een samenhangend
indruk van andere mensen, waarbij
gedragingen die niet bij het indruk
passen worden genegeerd
↪ context/leeftijd speelt ook een rol →
bepaalde gedragingen worden door een
klein kind eerder geaccepteerd dan bij
een volwassene
- Algebraic model (tegenovergestelde van het configural model)
↪ onderzoek individuele trekken, trekt hier een evaluatie uit en combineert
alle evaluaties tot een algehele samenvattende evaluatie
Langzamerhand begon de cognitieve psychologie een steeds significantere rol te spelen in
de psychologie
↪ Wundt onderzocht veel met introspectie → beschrijving van de eigen interne processen
door een persoon (ervaringen, observaties)
- Dit werd echter al snel verworpen → niet herhaalbaar, te subjectief)
↪ hierdoor werd de focus meer gelegd op het fysieke gedrag (behaviorisme)
,Echter ondervond het behaviorisme steeds meer kritiek en werd de
informatieverwerkingsbenadering geïntroduceerd
↪ hierbij spelen de cognities van een mens, tussen de stimulus en de uiteindelijke respons
in, een steeds grotere rol → hiermee wordt geprobeerd om grip te krijgen op de black box
van het behaviorisme
Binnen de sociale psychologie kunnen er vijf modellen worden onderscheiden van de
sociale denker:
- Consistentie zoeker
↪ mensen zijn consistent in gedrag, attitudes en zelfbeeld, waardoor dit voor
zekerheid en betekenis zorgt
- Een goed voorbeeld hiervan is de cognitieve dissonantie theorie
↪ hierbij ervaren mensen botsende gedachten en gedragingen proberen bij
elkaar te brengen → motivatie om inconsistentie te voorkomen
- Naïeve wetenschapper
↪ mensen zijn dataverzamelaars en proberen hiermee oorzaken te vinden om een
uiteindelijke, juiste conclusie te vormen
- Attributie theorieën, die zich richten op de manier waarop mensen hun
eigen gedrag, en dat van anderen, proberen te verklaren, werden belangrijk
↪ motivatie is hierbij niet zozeer de drijfveer, maar meer een katalysator
- Cognitieve ‘gierigaard’
↪ mensen vermijden juist om cognitief moeite te doen (mede door een gelimiteerde
capaciteit) en gebruiken hierbij vaak heuristieken (shortcuts) om een begrip te
vormen van de wereld
- Gemotiveerde tacticus
↪ mensen zijn toegewijd en kunnen op basis van hun doelen, motieven en behoeften
een bepaalde cognitieve strategie kiezen
↪ hierbij kijken ze naar hun motivatie (wil ik het doen?) en hun cognitieve capaciteit
(kan ik het doen?) → wanneer dit niet lukt wordt je een cognitieve gierigaard,
wanneer wel wordt je meer een naïeve wetenschapper
- Dual-process theorieën komen hier van pas, omdat men kan switchen
tussen een snelle, heuristieke verwerking van informatie, maar ook een
langzame, systematische verwerking
- Geactiveerde acteur
↪ sociale concepten binnen een omgeving worden al automatisch geactiveerd,
waarbij ook automatisch cognities, gevoelens en evaluaties die gerelateerd zijn aan
dit concept geactiveerd → dus de sociale concepten primen de persoon
,De kenmerken van sociale cognitie:
- Mentalisme is de overtuiging dat cognitieve representaties erg belangrijk zijn
↪ mentale representaties zijn cognitieve structuren die een indicatie geven van
iemands kennis over een bepaald concept en het geheugen gerelateerd aan het
concept
- “Kruisbestuiving” tussen de cognitieve- en sociale psychologie
- Gericht op het onderzoeken naar sociale interacties in het echte leven
De mens kan dus geen “ding” zijn, wat volgens het behaviorisme eigenlijk wel werd gesteld
doordat we niet observeerbaar waren
↪ wij veranderen, zijn complex, reflecteren ons eigen gedrag, beïnvloeden bewust onze
omgevingen, hebben karaktertrekken
Behandelde experimenten:
VR Busstop → marokkaan & nederlander Meer afstand en stress bij marokkaanse
1$ vs 20$ → liegen dat een test leuk was, 1 dollar meer dissonantie maar wil attitude
aanpassen aan de dissonantie dus die vonden het echt leuker, 20$ minder dissonantie want
eerlijk bedrag om te liegen
Hoofdstuk 2
Automaticiteit is geven van onbedoelde, efficiënt, autonoom, onbedoelde responsen die
buiten het bewustzijn plaatsvinden
↪ de criteria voor automaticiteit is als volgt:
- onbewust van stimulus zijn en zijn consequenties
- efficiënt, waarbij het weinig tot geen aandacht vergt (fietsen)
- onopzettelijk, omdat het gebeurt zonder dat je het wilt
- oncontroleerbaar, omdat het niet te stoppen is, zelfs als je dat zou willen
Subliminaal primen
↪ dit kan invloed hebben op de gemoedstoestanden van een persoon, maar ook de
beoordeling van een persoon op een bepaalde situatie
↪ onderzoek hiernaar kan plaatsvinden door de reacties van participanten te vergeleken in
respons op een bepaalde prime
Bewust primen
Postconscious automaticity (supraliminal priming) treedt op als men zich bewust is van
een prime, maar niet weet op welke manier dit invloed heeft op het het gedrag
, ↪ bijv. participanten moesten zich voorstellen dat ze een docent waren en moesten daarna
Trivial Pursuit spelen → ging een stuk beter
Chronische toegankelijke concepten
Dit zijn mentale constructen die we makkelijk op kunnen roepen en ons helpen om
informatie te verwerken
↪ zoals bijv. stereotypes, kennis, attitudes
- Dit zijn dus constructen die vaak gebruikt worden en “wachten in onze mind” om
gebruikt te worden om een interpretatie van de wereld te vormen
Proceduralisatie versterkt de automaticiteit, door het simpelweg te oefenen
Automaticiteit kan dus verschillende vormen aannemen en heeft invloed op het volgende:
↪ doelen, normen, evaluaties, emoties en gedrag
Goal-dependent automaticiteit is een automatisch verlopend proces, maar vergt echter tot
op een bepaalde hoogte automatische verwerking van het proces
↪ het proces verloopt echter wel automatisch als een functie van het gewilde doel
Experimenten aan bod gekomen:
Participanten geprimed met een luxe restaurant → morsten minder van hun crackers →
werkte ook met geur van schoonmaakspul (norms)
participanten raden hoeveel dots er op scherm komen, subliminal geprimed met afro
amerikaan of blanke, → participanten die geprimed zijn met afro amerikaan, meer vijandig
met wanneer zij iets fout hadden. (pre-conscious automaticity)
Supraliminal priming: geprimed met een professor of secretariss, professor prime → meer
goed (post conscious automaticity)