H1: introducti naar witinschappilijkei ridinirin楲
Producenten van onderzoek: observeren, analyseren. Wetenschappers/professoren.
Consumenten van onderzoek: toepassen. Leraren, therapeuten, begeleiders.
Evidence-based treatments: therapieën ondersteund door onderzoek
Empirie: gebruik maken van bewijsmateriaal van het verstand (zicht gehoor, tast) of van
instrumenten dat helpen als verstand (thermometer, gewicht, vragenlijsten) als basis voor conclusies
>Theorie: reeks uitspraken die algemene principes beschrijf over hoe variabelen zich tot elkaar
verhouden
>Hypothese: de specifeke uitkomst die de onderzoeker over hoe variabelen zich tot elkaar
verhouden
>Data: set van observates
Empirische cyclus
Goede theorieën
- Worden ondersteund door data
- Zijn falsifceerbaar (=openstaand voor ontkrachtng)
- Zijn spaarzaam --> als een simpele theorie goed is hoef je hem niet complexer te maken
>Toegepast onderzoek (applied research): onderzoekers voeren onderzoek uit in het echte leven, je
hebt een praktsch probleem in gedachten
>Basisonderzoek/fundamenteel: tegenovergesteld. Pakt geen specifek, praktsch probleem aan. Het
doel is om de algemene hoeveelheid kennis te verbeteren.
>Translatoneel onderzoek: gebruik maken van basisonderzoek om toepassingen te ontwikkelen en
te testen voor bijv. de gezondheidszorg
Psychologen zijn empiristen: ze baseren hun conclusies op systematsche, onbevooroordeelde
observates van de wereld.
H2: informatieronnin: waarom ondirnoie hit eisti is in hoi jki hit
eunt vindin
Het baseren van conclusies op persoonlijke ervaring is problematsch omdat het dagelijks leven
meestal geen vergelijkende ervaring bevat (je mist een vergelijkingsgroep).
In het leven zijn er verschillende verklaringen voor een uitkomst = confounds
Confederate= acteur die een specifeke rol speelt voor de onderzoeker
Onderzoek is problematsch --> het is onmogelijk om de absolute waarheid te kennen.
,Manieren waarbij intuïte eenzijdig is:
- Beïnvloed worden door een goed verhaal
- Beschikbaarheidsheuristek: die stelt dat dingen die gemakkelijk in ons hoofd opduiken, de
neiging hebben om ons denken te sturen
- Bij het testen van relates falen we vaak om afwezigheden te onderzoeken; daarentegen is
het makkelijk om te zien wat er aanwezig is = present/present bias (we hebben geen
geschikte vergelijkingsgroep overwogen)
- Bevestging (conformaton bias): neiging om alleen te kijken naar informate die overeenkomt
met wat we al geloven
- Blinde vlek (bias blind spot): overtuiging dat we het onwaarschijnlijk vinden dat we ten prooi
vallen aan de andere beschreven vooroordelen (hierboven)
>Empirische artkelen: rapporteert de resultaten van een onderzoek
>Review artkelen: geven een samenvatng van alle gepubliceerde onderzoeken in één
onderzoeksgebied
Een meta-analyse geef een getal dat de omvang samenvat --> efectgroote
Abstract- inleiding- methoden – resultaten – discussie – referentes
H3: drii claims, viir validitiitin: ondirvra楲in楲stools voor consumintin
van ondirnoie
Een variabele heef sowieso levels.
Natonaliteit is een constante: is iets dat mogelijk kan variëren, maar dat slechts e level/niveau heef
in de betrefende studie (wel/niet roken)
Conceptuele variabelen: abstracte opvatngen ( spending tme socializing’)
Conceptuele variabelen moeten zorgvuldig worden gedefnieerd op theoretsch niveau en
deze defnites noem je conceptuele defnites
Operatonaliseren: concept van interesse omzeten in een gemeten of gemanipuleerde variabele
>Frequenteclaim: beschrijven een bepaalde maatstaaf of graad van een enkele variabele
(Bijv. e5%, op de 5) ---> e variabele!
>Associateclaim: stelt dat een niveau van een variabele geassocieerd wordt met een bepaald niveau
van een andere variabele
(Bijv. single mensen eten minder groenten --> het suggereert niet dat single zijn ervoor zorgt
dat je minder groenten eet. Het is alleen geassocieerd met elkaar). -----> variabelen!
Van variabelen die geassocieerd zijn, wordt soms gezegd dat ze correleren (= in onderling verband
staan) of covariëren (=wanneer een variabele verandert heef de andere variabele ook de neiging om
te veranderen)
>Causale claim: starten met een positeve of negateve associate
(Bijv. muzieklessen zijn positef geassocieerd met IQ)
De ene variabele veroorzaakt de andere) ---> variabelen!
, - Positeve associate: positef/positef negatef/negatef (A)
- Negateve associate: positef/negatef negatef/positef (B)
- Nul associate: geen associate tussen de variabelen (C)
Validiteit: verwijst naar de
geschiktheid van een conclusie of
besluit
Een geldige claim is redelijk,
accuraat en gerechtvaardigd
Hit ondirvra楲in van iin friquinticlaim
o Constructvaliditeit: hoe goed een conceptuele variabele geoperatonaliseerd is. Hoe goed ze
de variabelen hebben gemeten
o Externe validiteit: hoe goed de resultaten van een studie generaliseerbaar zijn
o Statstsche validiteit: of de statstsche conclusies juist en redelijk zijn.
(Een foutenmarge helpt ons te beschrijven hoe goed onze steekproef het werkelijke percentage
schat)
Hit ondirvra楲in van associaticlaims
Studies die associateclaims kunnen ondersteunen worden correlatonele studies genoemd. Ze meten
variabelen i.p.v. e
o Constructvaliditeit
o Externe validiteit
o Statstsche validiteit:
o e)Een studie kan ten onrechte concluderen dat er geen associate is, wanneer deze er
wel is (=miss/type error)
o )Een studie kan ten onrechte concluderen dat er een associate is, wanneer deze er
niet is (=vals positef/type e error)
Hit ondirvra楲in van iin causali claim
(De ene variabele beïnvloed de andere)
3 criteria:
o Covariante: de mate waarin variabelen worden waargenomen samen
o Tijdelijke prioriteit: het komt eerst in de tjd, voor de andere variabele
o Interne validiteit: alternateve verklaringen voor de associate uitsluiten
---> hierbij ook constructvaliditeit, externe validiteit en statstsche validiteit
Experiment: de ene variabele wordt gemanipuleerd en de andere variabele wordt gemeten
(afhankelijke/onafhankelijke variabele)
Willekeurige toewijzing (random assignment): het willekeurig toewijzen van mensen aan een
bepaalde groep
H4: ithischi richtlijknin voor psycholo楲isch ondirnoie
Ethische kernprincipes:
De Belmont verslag: principes en toepassingen
, 3 hoofdprincipes: respect voor personen, weldadigheid, gerechtgheid
e) Respect voor personen
e)Personen die deelnemen aan onderzoek als autonome agenten behandelen --> vrij in
mening of ze willen deelnemen. Geïnformeerde toestemming: elk persoon leert over het
onderzoek, weet de voor- en nadelen en bepaalt zelf of hij meedoet
)Soms extra autonomie (bijv. kinderen)
) Weldadigheid
Voorzorgsmaatregelen om deelnemers te beschermen tegen schade en hun welzijn
waarborgen.
Anonieme studie: geen identfceerbare informate
Vertrouwelijke studie: paar identfceerbare informate (bijv. om op de hoogte te
houden), maar niet verspreiden
3) Gerechtgheid
Eerlijke balans tussen deelnemers en het aantal mensen die er baat bij hebben
APA ethische principes= richtlijnen voor een psycholoog (wetenschapper/leraar/beoefenaar):
Weldadigheid, respect voor personen, gerechtgheid trouw en verantwoordelijkheid, integriteit
APA gidst de psycholoog door een reeks principes en normen van onderzoek, onderwijs en andere
professionele rollen. 8 richtlijnen
Insttutonele beoordelingsgraad (IBR): commissie die verantwoordelijk is voor het interpreteren van
ethische principes en dat onderzoek ethisch wordt uitgevoerd
Decepte: details van de studie achterhouden voor deelnemers
vormen van onderzoeksmisdrijf:
e) Gegevensvervaardiging (data fabricaton): gegevens verzinnen
) Gegevensvervalsing (data falsifcaton): resultaten beïnvloeden
AW (Animal Welfare act) --> regels voor verzorging en bescherming van dieren
Guide for the Care and use of Laboratory Animals --> drie R’s:
- Replacement (vervanging) ---> bijv. Computers i.p.v. dieren
- Rafnement (rafnage) ---> angst minimaliseren/elimineren
- Reducton (vermindering) ---> zo min mogelijk
H5: 楲oidi mitn楲in idinticirin
>Conceptuele defnite/construct: de onderzoekers defnite op theoretsch niveau
>Operatonele defnite: hoe meet/manipuleer je deze variabele
Conceptuele defnite ---> operatonele defnite
- Categorische variabelen (nominale variabelen): categorieën (man/vrouw)
- Kwanttateve variabelen: zinvolle cijfers (lengte, gewicht)
3 typin ewanttativi variaeilin
- Ordinaal: verschil tussen de rangen (eens/neutraal/oneens) (vmbo/havo/vwo)
- Interval: geen 0-punt (de 0 staat niet voor afwezigheid, zo kan temperatuur er niet niet zijn)
(e3:00, e4:00) (temperatuur) (IQ van e00, ee0 etc.)