Competentevergrotngg jeugdhulep in
tehuizen en dagcentra
Hoofdstuk 1 (inleiding)
Residentelee jeugdhulep
- Met andere woorden: tehuis, inrichtng, internaat, centrum en kliniek zijn de meest voorkomende.
- Het gaat om voorzieningen waar kinderen of jeugdigen dag en nacht of alleen overdag verzorgd,
opgevoegd en eventueel ook behandeld kunnen worden (behandelgroepen – leefgroepen).
Leefgroepen (meestale 6 tot 8 begeleeiders)
- Bieden meestal plaats voor 6 tot 10 kinderen/jongeren (kan ook minder).
- Gaat bijna altjd om een combinate van: verzorging, opvoeden en behandeling.
- Hoe intensiever de behandeling, hoe meer groepsleiders en hoe kleiner de (leef)groep.
- Dagelijkse verzorging wordt uitgevoerd door pedagogisch medewerkers (inrichtngswerkers).
- Het takenpakket van de groepsleiders hangt van verschillende factoren af:
* De mate van begeleiding overdag, hoeveel begeleiders zijn er in de ochtend, middag of avond.
* De mate waarin groepsleiders nog andere taken hebben, denk aan trainingen en oudercontact.
* De mate van begeleiding in de nacht, slaapdienst of moet je wakker blijven of zelfs geheel leiden.
Geschiedenis leocate van leeefgroepen
- Vroeger vaak op één groot terrein, inclusief school, vrijetjdsbesteding en werkvoorzieningen.
- Vroeger vaak gevestgd in het bos, omdat:
* Ver weg van de bewoonde wereld.
* Hier werden ze afgeschermd tegen mogelijk ‘slechte invloeden’.
* Ze noemden dit een gecontroleerde gezonde(re) omgeving.
* Deze grond was goedkoper en hier konden ze de kinderen laten werken (het land bewerken).
Tegenwoordig leocate van leeefgroepen
- Hedendaags staan ‘open’ tehuizen meer in woonwijken gehuisvest.
- Gesloten inrichtngen bevinden zich meestal wat verder weg van de stad of het dorp.
- Bij ‘open tehuizen’ speelt het gewone leven in de samenleving een grotere rol:
* Jongeren gaan naar school gewoon in de wijk.
* Vrijetjdsbesteding gewoon op de sportclubs en buurtcentra.
* Gericht op het omgaan met de eisen van het dagelijks leven die de samenleving stelt.
Taken groepsleeider
- Verzorging: eten, drinken lichamelijke verzorging, op tjd opstaan en naar bed, gezond eten etc.
- Leefbaarheid: gezellig en sfeervol maken en houden van de leefruimtes
- Contact: stmuleren van onderling contact tussen de jongeren, vieren van feestjes en leuke dingen doen.
- Veiligheid: structuur aanbieden, regels hanteren, vast dagritme, goed contact met de jongere opbouwen.
- Observeren: stellen van doelen samen met de jongeren.
- Afstand en nabijheid: troosten, grenzen bewaken/respecteren.
- Opvoeden: vaardigheden aanleren om zelfstandig te worden en het bovenstaande eigen te maken.
Opvoedingstaak groepsleeiders
- Vaardigheden proberen aan te leren zodat de jongere zichzelf in levensbehoefe kan voorzien.
- Is met name toekomst gericht (voorbereid op de eisen die de maatschappij stelt).
- Proberen waarden en normen bij te brengen en over te dragen.
- Klimaat ontwikkelen binnen de leefgroep dat het bovenstaande allemaal mogelijk is.
,Behandeleing
- ‘Opvoeden’ gaat over in ‘behandeling’ wanneer de groepsleiding systematsch werkt aan een bepaalde
verandering van de cognite, emote of gedraging van een jeugdige.
- Doel is dan het verminderen van probleemgedrag of stoornis.
- Dit vraagt om nauw contact met de wereld buiten de leefgroep (school, gezin, breder netwerk).
- De doelen die worden nagestreefd en de rolverdeling van betrokkenen worden vastgelegd in een plan.
- Dit helpt de professional om het gedrag van een jongere beter te begrijpen of te beïnvloeden.
Verschileleende indeleingsprincipes
Dit kan op leefijd, sekse, IQ en justttle status van jongere. In de praktjk komen hier allerlei combinates in
voor. In sommige leefgroepen wonen alleen jongens of meisjes, terwijl andere groepen gemend zijn.
Op problematek: * Emotonele problemen (stemming, depressie, angst).
* Gedragsproblemen (ADHD, ODD, antsociaal gedrag).
* Cogniteve problemen (concentrate- en leerproblemen).
* Licht verstandelijke beperking.
* contactstoornis (autsme).
* Problematsche gezinsachtergrond (misbruik, verwaarlozing, mishandeling).
* Beperking (lichamelijk, doof, blind, slecht ziend).
Op IQ: * Normaal begaafd.
* Licht verstandelijk beperkt (IQ +/- 50 tot 85).
* Matg of ernstg verstandelijk beperkt (IQ tot +/- 50).
Horizontale groepen: * Jongeren met allemaal dezelfde leefijd, of sekse, of problematek etc.
Vertcale groepen: * Jongeren met allemaal een verschillende leefijd, of sekse of problematek etc.
Indeleingsprincipe kinderen/jongeren met een justtonelee status
- Machtging gesloten inrichtng
* Door kinderrechter opgelegd.
* Gedwongen opgenomen in behandelinrichtng voor gesloten jeugdzorg (jeugdzorg plus genoemd).
- Strafrechtelijke maatregel
* Plaatsing in Inrichtng voor Jeugdigen (PIJ).
* Voorlopige hechtenis en jeugddetente.
- (Voorlopige) ondertoezichtstelling (OTS)
* Gezag van ouders worden beperkt.
* Gezinsvoogd van de jeugdbescherming
* Kan residenteel geplaatst worden, maar hoef niet (+/- de helf woont bij eigen ouders)
* Voor een uithuisplaatsing (bij familie of pleeggezin) moet de kinderrechter een machtging afgeven.
- Maatregel tot betindiging van het gezag
* Als ouders hun opvoedingsverplichtng niet willen of kunnen nakomen.
* Vrijwillige hulp of hulp in het kader van een OTS hebben afgewezen.
* Jeugdbeschermingsinstelling > krijgen het gezag en zorg over de jongere.
* Jongere woont niet meer thuis > pleeggezin of tehuis.
- Voogdijmaatregel
* Als ouders er niet meer zijn.
, * Gezag bij jeugdbeschermingsinstelling.
* Tehuizen of pleeggezinnen.
Traject
Traject start in tehuis en wordt zo snel mogelijk vervolgd door een aanbod met dag hulp of ambulante hulp
waardoor jongere makkelijker aansluitng kan vinden met school-, werk- en vrijetjdsactviteiten en zijn
omgeving (nieuwe ervaringen hiermee opdoen, leren omgaan met angsten en problemen).
Verschileleende soorten residentilee jeugdhulep
1. Leefgroepen voor jeugdhulp (gemiddeld 6 tot 10 jongeren)
* Jongeren met emotonele of gedragsproblemen, of een combinate.
* Gericht op leren functoneren in het leven van alledag en het leren uitvoeren daarvan.
* Aanpak van individuele problematek en ze worden voorbereid op de vervolgsituate.
* Verblijf in een leefgroep is een voorbereiding van de jongere op een volgende stap.
* Verblijfsduur hangt af van de problematek (van enkele dagen tot een jaar, soms langer).
2. Gesloten jeugdzorg (ook wel jeugdzorg plus genoemd)
* Jongeren met ernstge gedragsproblemen die een gevaar vormen voor zichzelf en/of voor anderen.
* Jongeren die moeten worden beschermd tegen (negateve) invloeden van buitenaf (bijv. loverboy).
* Kinderrechter > machtging gesloten jeugdzorg > gedwongen opname.
* Door hulp te bieden in een gesloten setng wordt voorkomen dat de jongeren zich aan de
behandeling kan ontrekken of dat anderen de jongere hieraan ontrekken.
3. Jeugdinrichtngen
* Jongeren tussen 12 en 18 die van een strafbaar feit worden verdacht.
* Delict > Kinderrechter kiest straf: boete, taakstraf, gedragsintervente, jeugddetente (inrichtng).
- Vrijheidsbenemende straf 12 – 16 jaar: max. 1 jaar.
- Vrijheidsbenemende straf 16 – 18 jaar: max. 2 jaar.
* Gesloten groepen, voorlopige hechtenis of veroordeling tot een straf.
* Plaatsing in een Inrichtng voor Jeugdigen (PIJ)
- Kinderrechter vindt dat een stoornis heef geleid tot het plegen van een misdrijf en
de jongere hiervoor intensieve hulp en behandeling nodig heef.
- Criteria > ernstg delict > veiligheid van anderen is in het geding en maatregel is van
belang voor de verdere ontwikkeling van de jongere gezien de stoornis.
- Wordt voor 2 jaar opgelegd en kan max worden verlengd voor 4 jaar (soms 6 jaar).
- Eerst gesloten behandelgroep > goed gedrag > groep met meer mogelijkheden.
- Doel: behandelen van de stoornis om daarmee de kans op herhaling te verkleinen.
4. Kinder- en jeugdpsychiatrie centra
* Voorwaarde voor opname is de aanwezigheid van een psychische stoornis. Deze stoornis stelt extra
eisen aan de fysieke omgeving en het methodisch handelen van de groepsleiding.
* Bij behandeling worden meer therapietn in medische interventes ingezet dan elders.
5. Tehuizen en dagcentra voor kinderen en jongeren met beperkingen
* Jongeren met een verstandelijke, lichamelijke of zintuigelijke beperkingen.
* Plaatsing vanwege beperking en soms komen jongeren uit gezinnen waarin de opvoeding niet
(meer) adequaat verloopt of/en jongere heef ook bepaalde gedrags- en/of psychische problemen.
* Voor de volgende categorietn jongeren zijn aparte leefgroepen:
- lichtverstandelijk beperkte jeugd (IQ tussen 50 – 85).
- Verstandelijk beperkt, moeilijk lerend (IQ beneden de 50).
- Auditeve of visuele beperkingen.
, - Lichamelijk gehandicapt.
- Meervoudig gehandicapt.
6. Kamertraining en begeleid wonen
* Kamertrainingscentra: zijn huizen waarin 4 tot 8 jongeren onder begeleiding wonen met als doel
het bevorderen van praktsche, sociale en maatschappelijke redzaamheid en zelfstandigheid (15+).
* Projecten voor begeleid wonen: diverse jongeren delen de woning, begeleiding is minder intensief.
Begeleiders bieden ondersteuning bij huisvestng aan jongeren die onlangs in een psychiatrische
kliniek hebben gezeten. Deze woonvorm begeleid naar een zo zelfstandig mogelijk leven.
7. Andere vormen
* Gezinshuizen > worden geleid door een echtpaar dat (vaak 4) andere kinderen in huis verzorgt,
opvoedt en behandelt (pleegouders hebben er vaak een baan naast).
* Logeerhuizen > hier kunnen jongeren een tjde wonen om de (pleeg) ouders wat lucht te geven.
Vaak gaat het om ouders van jonge kinderen met een (licht) verstandelijke beperking.
Competent persoon
- Een persoon is competent als hij/zij laat zien over voldoende vaardigheden te beschikken om de
ontwikkelingstaken die aan de orde zijn op een adequate (voldoende) manier uit te voeren.
- Ontwikkelingstaken: thema’s voor een bepaalde levensfase die om bepaalde vaardigheden vragen.
- Competentevergrotng: gericht op verminderen van probleemgedrag en vergroten van vaardigheden.
Basiseleementen competentevergrotng in de residentilee hulep
1. De fysieke omgeving
* Eigen kamer, een groepsruimte, de gangen, het toilet, hobbyruimte etc.
* De ligging van de woongroep (in een woonwijk, of verder weg).
* Bij de vormgeving rekening houden met veiligheid en beheersing maar ook behandelen.
* Het dagritme, de dagelijkse routne, regels.
2. Het methodisch handelen
* De manier waarop groepsleiders jongeren begeleiden en ingaan op hun emotes.
* Maar ook nieuwe vaardigheden leren, reageren op gewenst en ongewenst gedrag.
* Hoe zij handelen bij incidenten op de groep.
* Ze geven veel feedback op het adequaat gedrag van de jongeren (wat gaat er goed, wat kan beter).
* Nieuw gedrag aanleren via instructe en suggeste, zo nodig gevolgd door voordoen en oefenen.
3. Feedbacksystemen
* Zijn bedoeld om de jongeren informate te verschafen over de aard/doelmatgheid van het gedrag.
* De nadruk ligt op positeve feedback.
* In combinate met een fasering (promote voor een jongere naar de volgende fase).
4. Weging van informate > opstellen doelen en werkpunten
* Verzamelen en wegen van informate over een jongere en diens ouders en familienetwerk.
* Vervolgens worden er doelen opgesteld (afgestemd op de ontwikkelingstaak).
* Er wordt één plan gemaakt die hij/zij telkens mee neemt naar (andere) instellingen/organisates.
* Ouders, gezin en netwerk worden erbij betrokken.
5. Refecte en zelfsturing
* Vereist dat je zicht hebt op je eigen gedrag en wat daarvan de gevolgen zijn op korte en lange
termijn, zowel in positeve als negateve zin.
* Begeleiders moedigen de jongeren aan om zich uit te spreken over hun eigen gedrag.