Samenvatting literatuur 1
Hoofdstuk 1 - Ontwikkeling en psychopathologie
1.1 Wat is afwijking van de normale ontwikkeling?
Welke twee verschillende benadering en zijn er over afwijking van de
normale ontwikkeling?
Categorische benadering = afwijkend functioneren is kwalitatief anders
dan normaal functioneren → deze persoon heeft wel/geen probleem.
Michael Rutter maakte op basis van zijn Children’s Behavior Questionnaire
een opdeling van kinderen die wel/niet lijden aan psychopathologie. Ook de
DSM-IV is een categoriale benadering.
Dimensionele benadering = afwijkend functioneren is gradueel
verschillend van normaal functioneren → deze persoon heeft in meerder of
mindere mate kenmerken van een probleem. Deze benadering plaatst
kinderen op een continuüm, met bijvoorbeeld een dimensie
‘’externaliserende problemen’’ en ‘’internaliserende problemen. s
Wat zijn prevalentiestudies?
Dit zijn studies naar hoe vaak een bepaald probleem voorkomt. Er wordt
gevraagd: Wie is nu afwijkend? Wie heeft een stoornis? Wie vertoont
significant lijden?
Er zijn opvallende verschillen in prevalentie, afhankelijk van de studiegroep
die men onderzoekt, het instument, de leeftijdsgroep en de bevraagde. Er is
een breed geaccepteerde schatting dat 10-25% van de kinderen en
jeugdigen een stoornis heeft.
Welke soorten prevalentiestudies worden er gedaan?
prevalentiestudies die op zoek gaan naar de leeftijd waarop een
stoornis voor het eerst gesignaleerd wordt, noemen we age of onset-
studies
een life time prevalentie studie onderzoekt hoeveel kinderen of
jongeren bijvoorbeeld voor hun 16e levensjaar een stoornis hebben
Samenvatting literatuur 1 1
, gehad.
een cummulatieve prevalentie studie onderzoekt hoeveel kinderen of
jongeren ooit eens tijdens hun hele leven een stoornis hebben (gehad)
Welke ontwikkelingstaken horen bij de normale ontwikkeling?
Leeftijd 2 tot 6 jaar:
Wat het kind moet leren: Kenmerkende gedragingen:
1. van aanhankelijk gedrag naar imiteren, ook in spel, nalopen,
zelfstandig gedrag, willen zijn als vader en moeder
2. via experimenteren omgaan koppigheid, alles zelf doen,
met temperament driftbuien, grenzen testen
3. frustratietolerantie vergroten ruziën en rivaliseren met
brusjes
4. plaats delen met anderen
trots, soms hevige
5. naar school gaan
separatieangst, nachtmerries
Leeftijd 6 tot 11 jaar:
Wat het kind moet leren: Kenmerkende gedragingen:
1. aanpassing aan spelinitiatief nemen,
leeftijdsgenootjes, vorming van vriendschappen sluiten, sociale
sociaal invoelingsvermogen angst, zich terugtrekken
2. school en leerstof leren presteren, interesses
(concentratie, discipline) opbouwen
3. vorming van eigen normen en soms schoolfobische klachten,
waarden soms leerstoornissen
minder af- en aanhankelijk
gedrag, zelfstandiger,
gewetensvoller
Leeftijd 12 tot 15 jaar:
Wat het kind moet leren: Kenmerkende gedragingen:
1. omgaan met veranderingen in lichamelijke klachten,
het lichaam hormonale problemen
Samenvatting literatuur 1 2
, 2. verdere afweging van normen debatteren, ruziën, selftalk,
en waarden, opbouw eigen dagboeken, schuldgevoelens,
identiteit rationaliseren, fantaseren, zich
afzetten tegen ouders,
3. vaardiger omgaan met
idolenverheerlijking
leeftijdsgenoten en anderen
problemen oplossen, vriend- en
vijandschappen
Leeftijd 15 tot 20 jaar:
Wat het kind moet leren: Kenmerkende gedragingen:
1. verder onafhankelijk worden experimenteren met extreme
gedragsalternatieven
2. kiezen voor eigen strategieën
en ideeën zichzelf over- en
onderschatten/afkeuren,
3. verdere verwerving van sociale
depressieve buien, soms angst
en beroepsvaardigheden
stapsgewijs, maar ongelijkmatig
4. zich lostmaken van ouders en
soms provocerend verminderen
‘’nest’’
van afhankelijk gedrag
5. oplossen van
gedrag, samenhangend met
loyaliteitsconflicten, verwerking
gevoelens van angst, agressie,
van verlies, afscheid
schuld en verdriet
1.2 Modellen van de normale ontwikkeling
Wat is het trekmodel?
Volgens het trekmodel wordt de ontwikkeling bepaald door individuele
karakteristieken. Het trekmodel houdt geen rekening met de effecten van
de omgeving op het kind. Een trek moet men zien als een aangeboren
kenmerk, zoals temperament.
→ voorbeeld: gehechtheidstheorie
Wat is het omgevingsmodel?
Het omgevingsmodel is een model waarin externe omgevingsfactoren de
ontwikkeling van een kind beïnvloeden. Er zijn minimaal de volgende
contexten die een rol spelen:
1. prenatale omgeving
Samenvatting literatuur 1 3
, 2. opvoeding
3. school
4. leeftijdgenoten
De sterkste variant van dit model gaat ervan uit dat de omgeving uiteindelijk
de belangrijkste invloed heeft op het sociaal emotioneel functioneren van
het kind.
→ voorbeeld: sociale leertheorie
Wat zijn ecologische modellen?
Ecologische modellen zijn modellen waarbij er naar het systeem om het
kind heen wordt gekeken. De meest bekende zijn de modellen van
Bronfenbrenner en Belsky.
Bronfenbrenner maakt onderscheid tussen contexten op micro, meso
en macroniveau.
Belsky doet vooral onderzoek naar de vroege rol van de omgeving
tijdens de eerste levensjaren op psychopathologie bij het kind. Hij pleit
om niet alleen naar het kind zelf te kijken maar ook de proxi-omgeving
(ouders, school) en meer distale factoren te bekijken.
Wat zijn interactiemodellen?
Volgens het interactiemodel bepalen zowel het kind als zijn omgeving de
loop van de ontwikkeling. De stabiliteit en verandering van een kind moeten
steeds worden gezien als een functie van kindkenmerken en
omgevingskenmerken die in actieve wisselwerking staan met elkaar.
Goodness of fit-model: De interactie en afstemming tussen kind en
omgeving kan positief zijn (goodness of fit) of negatief (poorness of fit).
Onaangepast gedrag is dan het gevolg van een mismatch tussen
omgeving en kind. Kritiek op dit model betreft onder andere de neiging
tot relativisme, namelijk dat psychopathologie niet iets absoluuts is,
maar eerder een kwestie van afstemming.
Transactioneel model: zowel kindkenmerken als de omgeving
beïnvloeden elkaar, maar worden ook beïnvloed, waarbij beide
veranderen als gevolg van die interactie. Een transactioneel
interactiemodel ontkent dat kind- of omgevingskenmerken
onafhankelijk zijn of als ‘’zuivere’’ vorm bestaan.
Samenvatting literatuur 1 4