Bestuur, politiek en samenleving 2018/2019
Lecture slides uitgetypt
Introductie BPS/basisbegrippen Van Praag H1, Bovens H1
(vP = van Praag) (B= Bovens)
Bestuur, politiek en samenleving zijn los van elkaar niet denkbaar en ze beïnvloeden elkaar wederzijds.
Centrale thema’s
1. Politiek
- Politiek, macht en ongelijkheid
- Naties en staten, incl. verzorgingsstaat
- Consensusdemocratie ook in historisch perspectief
- Actoren in de politiek: burgers en kiezers
- Actoren in de politiek: politieke partijen en sociale bewegingen
- Politiek, bestuur en media
2. Bestuur en beleid
- Bestuur in Nederland: organisatie, verandering
- Goed besturen in Nederland
- Bestuur en beleid in actie: beleidsprocessen en – modellen
- Samenleving (omgeving) en openbaar bestuur
- Verhoudingen bestuur: politiek en ambtenarij, leiding en uitvoering
3. Theorie en methode:
- Vergelijkende methode: waar gaat het om, wat wil je weten?
- Perspectieven/theorie: in de politicologie en de bestuurskunde
Basisbegrippen + definities
1. Bestuur
- Bestuur/ openbaar bestuur
- Governance
- Multi-level governance
- Publiekheid (privaat)
2. Politiek
- Politiek
- Besluitvorming
- Conflict
- Macht
- Machtsbronnen
- Invloed
- Elitisme en pluralisme
- Staat
- Regering
- Stemgedrag
3. Samenleving
- Maatschappelijk middenveld
- Belangengroepen
- Sociale bewegingen
- Ongelijkheid
- Globalisering
- Individualisering
1
,Input à throughput à output
- Input: burgers, belangengroepen
- Throughput: politiek, conflict, macht, machtsbronnen, media
- Output: bestuur, rol openbaar bestuur, besluitvorming, betrokkenheid publiek en privaat
Definitie politiek
Alle interacties (P) die leiden tot een gezaghebbende
(B) toedeling van waarden in een samenleving (S).
Kort: Boven-individuele probleemoplossing.
- Small: Haagse politiek – proces waarin
bindende besluiten worden genomen tav
de samenleving (vb: kabinetsbesluit)
- Breed: Alledaagse politiek – de manier
waarop in de maatschappij macht de
verhouding tussen mensen bepaalt
Macht
Macht en invloed
Macht - opties bepalen
Het vermogen om alternatieven van andere actoren vast te leggen of te veranderen
Invloed - opties benutten
Het bepalen van het gedrag binnen een bestaand samenstel van alternatieven
à vb: (vP: 20) euro, producten, huur
Kenmerken van macht (vP: 18-19)
1. Relationeel
2. Gebaseerd op machtsbronnen
3. Afhankelijk van de specifieke context
4. Macht is relatief (niet totaal: het laat opties ‘open’)
Macht: drie dimensies van onderzoek
1. Wie besluit welke belangen/voorkeuren winnen (=smal).
2. Wie bepaalt welke belangen/voorkeuren wel/niet op de agenda komen (agendabouw, non-
decisions) (=breder).
3. Wie besluit, agendeert of beïnvloedt voorkeuren (=breedst).
Macht: the ‘faces of power’ controversy
1-dimensionaal 2-dimensionaal 3-dimensionaal
Beslis macht Agenda macht definitiemacht
Main dimension Decision-making Decision-making + Decision-making +
(non)agenda-setting (non)agenda-setting +
preference shaping
(In)formal Formal Formal + informal Civil society
(the public sphere)
Visibility Visible, transparant and Both visible and Largely invisible
easily measured invisible
2
,Wie heeft de macht?
Elitisme - een samenhangende of eensgezinde machtselite domineert de maatschappij (Mills, Hunter).
Pluralisme - De elite is niet uniform maar pluriform (competitief) zodat geen sprake is van één heersende
klasse of machtselite.
à Kritiek Lukes: deze discussie beperkt zich tot zichtbare macht. Lukes betoogt dat er ook sprake kan zijn
van macht zonder dat er observeerbare conflicten zijn, en noemt dit de derde dimensie van macht.
Bovens hoofdstuk 1
Politiek en macht immer ook relevant voor het (openbaar) bestuur.
Politiek (smal) - proces waarin bindende besluiten worden genomen t.a.v. de samenleving. Collectiviteit.
Besturen - richting geven, een koers uitzetten, het tot stand brengen (voorbereiden en nemen) en
uitvoeren van beslissingen (B: 19).
Openbaar bestuur - besturen van en voor (grote delen van) de samenleving, met een bindend karakter
voor leden van de samenleving op een grondgebied (B: 19).
- Geheel van organisaties en activiteiten die zijn gericht op de besturing van de maatschappij
- Openbaar – gericht op de maatschappij of grote delen ervan, en gericht op voor de samenleving
bindende beslissingen
Government à governance
- Openbaar bestuur - geheel van publieke organisaties en activiteiten gericht op het tot stand
brengen (voorbereiden en nemen) en uitvoeren van voor de samenleving bindende beslissingen
o Beperkt: publieke organisaties
o Ruim: organisaties/activiteiten met publieke taken
à naar Governance: vorm van openbaar bestuur waarin groot aantal overheidsactoren, maatschappelijke
organisaties en private partijen betrokken zijn bij beleid en dienstverlening (B: 39-, 43).
Staat – middenveld - markt
Betrokkenen bij het openbaar bestuur (B:20):
- ‘De staat’ met overheid (politici en ambtenaren) en zelfst. publieke organisaties, middenveld
(maatschappelijke organisaties) en markt/bedrijfsleven.( Zie Bovens tabel 1.1 en 1.2.)
Met in begrip ‘governance’ nadruk op gezamenlijkheid bij vormgeving samenleving, via beleid en
dienstverlening.
- Vaak multi-level: op verschillende territoriale niveaus, internationaal, nationaal, decentraal, ook
gemeentelijk). (Plus publiek en privaat (zie B: 22-24 voor onderscheid). Criteria: rechtsgrond,
bekostiging, (politieke) controle.)
3
, Naties en staten Van Praag H3, H4
Van Praag – hoofdstuk 3 – naties, nationalisme en natiestaat
Collectieve identiteit (vP 3.2)
Waarom relevant?
- Actualiteit (nationalisme)
- Bindmiddel (social identity theory) en sociale constructie (vP:60)
o Social identity theory stelt dat CI ontstaat vanuit de behoefte van individuen om tot een
groep te horen. Die groep is sociaal geconstrueerd, dwz ontstaat niet spontaan maar als
gevolg van betekenisgeving.
- Wat gebeurt er bij doorkruisende identiteiten? (vP:61)
- Motiveren politiek gedrag
- Voeden politieke conflicten (of juist niet) (vP:62)
- Basis voor collectieve actie en legitimiteit (vP:62)
- Kritieken…
o Identiteit is te vaak en subjectie
Natie: een omstreden begrip (vP 3.3)
Twee visies, essentialisme en constructivisme (vP:63)
Essentialisme - Etnisch natiebegrip: natuurlijk, statisch gegeven
- Kritiek: natie veranderd (Pvv)
Constructivisme – Burgerlijk natiebegrip: dynamische constructie
- Kritiek: geboorteland doet er wel toe (Groenlinks)
Consensus (vP:64) - Constructivisme = dominante benadering
- En toch… naties zijn ‘vanzelfsprekend’ de ‘natuurlijke’ bezitter van politieke macht. Dat is het
succes van de natie (vgl. Thomas-theorema)
Nationalisme: een omstreden begrip (vP 3.4)
Nationalisme – streven naar nationale zelfbeschikking
- Begon als emanciperende beweging (tegenwering) tegen de absolute monarchie
- Heden grote diversiteit aan nationale ideologieën (vb: liberaal vs postnationaal)
Strijdige interpretaties
Modernistisch – naties zijn product van moderniteit (nationale eenwording) zonder premoderne wortels
Etnosymbolisch – naties bouwen voort op vroegere gemeenschappen (ethnies)
Definities: de natiestaat, staat, natie (vP 3.5)
Natiestaat – een staat waarvan de grenzen samenvallen met die van de natie
Staat – de hoogste soeverein in een afgebakend territorium met monopolie op geweld en belastingen
Natie – een bevolking met een collectieve identiteit op basis van een gedeelde geschiedenis, cultuur, taal
en/of ontstaansmythe
Staats- en natievorming (vP 3.5)
Twee patronen: top-down en bottom-up
Top-down – Burgerlijk, staatsgeleid. (NL, FR, DU)
Bottom-up – Etnisch, staatszoekend, revolutionair in multi-nationale staten (O-H, tsar. RUSL, Ottomaanse
Rijk)
à natievorming wordt staatsactiviteit
4