De epidermis en dermis liggen op een laag van onderhuids bindweefsel, de subcutis. De subcutis
vormt de verbinding tussen de huid en de onderliggende structuren. De vetcellen in de subcutis
isoleren het lichaam tegen hitte en kou.
Epidermis
De buitenste huidlaag is de epidermis. De dikte van de epidermis varieert tussen de 0,01 mm op de
oogleden tot meer dan 0,5 mm op de rug. De buitenste laag van de epidermis, het stratum corneum
(hoornlaag) is waterdicht en beschermt tegen uitdroging en binnendringen van bacteriën, virussen
en (mogelijk) schadelijke stoffen. Het stratum corneum bestaat uit dode cellen, die gevuld zijn met
keratine. Deze cellen slijten voortdurend af en worden steeds vervangen door nieuwere cellen, die
vanuit de onderste laag van de epidermis, het stratum basale (basale laag), naar het huidoppervlak
gaan.
In het stratum basale bevinden zich ook de melanocyten. De melanocyten produceren een donker
pigment, melanine. Melanine kan uv-straling filteren en geeft de huidkleur. De keratinocyten nemen
de melanine op en gebruiken dit om hun DNA te beschermen tegen uv-licht.
In de epidermis liggen ook de cellen van Langerhans, deze hebben een rol in het immuunsysteem. Ze
herkennen stoffen die van buiten het lichaam komen en spelen een rol bij huidallergieën.
Haren steken boven het huidoppervlak uit op bene alle delen van het lichaam, behalve op de
handpalmen, voetzolen, lippen, tepels en delen van de geslachtsorganen. Een haar is een
epidermale structuur die uit keratine bestaat en in een haarzakje wordt gemaakt. De wenkbrauwen
en wimpers beschermen de ogen en de neusharen houden stof tegen. Het hoofdhaar beschermt
onze hoofdhuid tegen hitte en kou.
Nagels worden gemaakt door epidermale cellen. Het zichtbare deel van de nagel is de nagelplaat.
Onder de nagelplaat bevindt zich het nagelbed. Nagels zijn transparant en hebben een rozige kleur
dankzij de doorbloeding van het nagelbed.
Dermis
Onder de epidermis ligt de dermis. De dermis bestaat uit fibreus bindweefsel dat is opgebouwd uit
collageen- en elastinevezels. De collageenvezels geven de huid zijn stevigheid, de elastinevezels
maken de huid elastisch en veerkrachtig. In de dermis liggen grote aantallen zenuwen, die prikkels
vanuit de omgeving registreren. In de dermis liggen ook de bloedvaten, lymfebanen en de zweet- en
talgklieren. Er zijn twee soorten zweetklieren:
- Exocriene zweetklieren: zitten over het hele lichaam. Zij maken het zweet aan dat een rol
speelt bij de regulatie van de lichaamstemperatuur
- Apocriene zweetklieren: zitten vooral onder de oksels en in de schaamstreek. Deze klieren
worden pas vanaf de puberteit actief. Het zweet uit deze apocriene zweetklieren is geurloos,
maar wordt door bacteriën aan het huidoppervlak omgezet in stoffen die de typische
zweetgeur veroorzaken.
De talgklieren geven talg af aan de haarzakjes en het huidoppervlak. Talg smeert en bevochtigt de
huid een heeft ook een licht antibacterieel en antifungaal effect.
Subcutis
Onder de dermis ligt de subcutis. Dit is het onderhuids bindweefsel, ook wel het subcutane
vetweefsel genoemd. Het beschermt de onderliggende structuren, fungeert als isolatielaag en zorgt
,voor energieopslag. De dikte van de laag verschilt van een paar mm op de oogleden tot enkele cm
op de billen.
Donkere huid
Een aandoening in een getinte huid ziet er heel anders uit dan diezelfde aandoening in ene blanke
huid. Er zijn een hoop verschillen tussen de donkere en de blanke huid.
Erytheem (= roodheid): als gevolg van de overliggende pigmentatie is roodheid als teken van
ontsteking in een gekleurde huid vaak niet waar te nemen. Om die reden is naast kijken, voelen van
essentieel belang bij diagnosestelling. Ontstekingsverschijnselen als warmte, pijn en zwelling zijn dan
wel waarneembaar.
Cohesie (=binding): de cohesie tussen de keratinocyten onderling, met name in de hoornlaag, is in de
donkere huid groter dan in de blanke huid. Daarom krabben blanke patiënten een jeukende
huidziekte vaak open, terwijl er bij een donkere huid een lichenificatie (vergroving van het
huidreliëf) optreedt.
Ook vesiculae (blaasjes) gaan bij blanken gemakkelijker stuk, terwijl ze in de donkere huid intact
blijven. Omdat de inhoud van een blaasje in de donkere huid niet goed te zien is, worden vesiculae
vaak als papels (kleine bultjes) waargenomen.
Pigmentatie (=huidskleur): de huidskleur hangt vooral af van de hoeveelheid en de distributie van
het melanine in de epidermis. Dit is afhankelijk van genetische factoren en van blootstelling aan de
zon. Er bestaat verschil in grootte, vorm en distributie van de pigmentkorrels. Dit verschil in
pigmentatie heeft klinisch verschillende gevolgen
Verbranding: de minimaal erythemateuze dosis UV-licht voor een donkere huid is 25-30 keer
hoger dan voor een blanke huid. Echter, voor het individu is met name de dikte van de
epidermis als bescherming tegen zonlicht van belang. Deze adaptiefactor is bij iedereen
aanwezig, met als gevolg dat mensen met een donkere huid die langere tijd niet in de volle
zon zijn geweest, bij een bezoek aan hun vaderland kunnen verbranden
Huidkanker: een donkere huid blijkt tegen huidkanker te beschermen.
Vitamine D-synthese: een negatief effect van een donkere huid is dat de vitamine D-
synthese minder is.
Warmte-absorptie: een nadeel van pigmentatie is dat een donkere huid 30-40% meer
warmte opneemt. Die zal het lichaam ook weer kwijt moeten raken. Dit gebeurt door
zweten. Lange tijd is aangenomen dat mensen met een donkere huid in aanleg meer en
grotere zweetklieren hadden, maar inmiddels is aangetoond dat dit veroorzaakt wordt door
aanpassing en niet erfelijk bepaald is
Pigmentverschuivingen: naast een afwezigheid van erytheem (roodheid) vallen bij een
huidziekte in de donkere huid vooral de veranderingen in pigmentatie op: hypopigmentatie,
depigmentatie en hyperpigmentatie.
o Hypopigmentatie: = lichte vlekken. Kan op verschillende manieren ontstaan. Het kan
veroorzaakt worden door een versnelde afschilfering van de huid. Een tweede
oorzaak van hypopigmentatie is een blokkade bij de overdracht van de
melanosomen van melanocyt naar keratinocyt t.g.v. de aanwezigheid van oedeem
en ontstekingscellen. Een derde mogelijkheid is dat pigmentaanmaak wordt geremd.
, o Depigmentatie: = melkwitte vlekken. Wordt gezien bij extreme afschilfering, zoals bij
de behandeling van psoriasis, bij totale overdrachtblokkade of wanneer de
melanocyt verdwijnt t.g.v. cytotoxiciteit veroorzaakt door auto-immuniteit of door
toxische stoffen
o Hyperpigmentatie: = donkere vlekken. Kan ontstaan doordat de huid dikker wordt
en er dus meer keratinocyten met pigment boven elkaar liggen. Soms kunnen ook
huidinfecties hyperpigmentatie veroorzaken. Een derde veel voorkomende oorzaak
is “pigmentincontinentie’. Bij veel huidontstekingen treedt beschadiging op van het
vliesje tussen de epidermis en de dermis, zodat pigment van de epidermis in de
dermis kan ‘lekken’. Daar wordt het door speciale witte bloedcellen opgeruimd. Zulk
pigment heeft vaak een blauwzwart aspect en verdwijnt zeer langzaam
Haar: haar kan verschillen in verdeling, kleur en vorm. Krullend haar kan een probleem, wanneer het
na scheren of zeer kort knippen in de huid krult of teruggroeit en ontstekingsverschijnselen geeft.
Geur: verschillende rassen hebben een verschillende lichaamsgeur. Hierbij speelt de mate van
zweten een grote rol, bepaald door de omgevingstemperatuur, lichamelijk inspanning en psychische
stress. De geur wordt mede bepaald door voedingsgewoonte en (overdreven) lichaamshygiëne.
Het gebruik van oliën, vetten en geurende cosmetica varieert van bevolkingsgroep tot
bevolkingsgroep en draagt bij tot het verschil in de lichaamsgeur. Verder lijken de lipiden-
samenstelling van de huid en erfelijke factoren ook een rol te spelen in het ontstaan van
lichaamsgeur.
Infecties en eczeem
Infecties
Bacteriën, virussen, schimmels en parasieten kunnen allemaal huidinfecties veroorzaken.
Impetigo (krentenbaard) is een oppervlakkige bacteriële huidinfectie. Het is een erg besmettelijke
aandoening, die daardoor vaak voorkomt bij meerdere personen op school of binnen een gezin. Bij
pasgeborenen is dit de meest voorkomende huidaandoening. Er zijn twee soorten impetigo. De
meest voorkomende vorm is impetigo vulgaris (70% van de gevallen). De andere, minder vaak
voorkomende vorm is impetigo bullosa.
Risicofactoren: de kans op impetigo is groter bij jonge kinderen dan bij oudere mensen.
Slechte hygiëne, dicht opeen leven, vochtige omstandigheden en andere huidaandoeningen
zijn risicofactoren voor impetigo.
Etiologie en pathofysiologie: de oorzaak impetigo is een bacteriële infectie, meestal met
Staphylococcus areus. Ook groep-A-streptokokken kunnen impetigo veroorzaken, maar dit
komt minder vaak voor. Bij een intacte huid veroorzaken deze bacteriën geen schade, maar
bij een defect in de huid kunnen de bacteriën de epidermis binnendringen en zich daar
vermenigvuldigen. Sommige bacteriesoorten geven een toxine af dat de samenhang tussen
de cellen in de epidermis verstoort en blaarvorming veroorzaakt (impetigo bullosa).
Overdracht vindt plaats door direct contact met vocht uit de blaasjes of door druppelinfectie
Symptomen: impetigo zit voornamelijk in het gezicht, maar kan ook voorkomen op de romp
en extremiteiten. De aandoening begint vaak met een jeukende roodheid rondom de neus
en mond, waarop met pus gevulde kleien blaasjes verschuiven. Wanneer de blaasjes
opengaan, laten ze geelbruine korstjes achter die na 1-3 weken zonder littekens genezen. Bij