woensdag 1 november 2017
Gedragswetenschappen
Periode 2, week 1
De student
• kan beschrijven hoe de ontwikkelingspsychologie zich vanuit
historisch perspectief ontwikkeld heeft;
• kan beschrijven waar de ontwikkelingspsychologie zich mee bezig
houdt, inclusief de verschillende ontwikkelingsgebieden en
ontwikkelingsfasen, en weet waarom kennis van dit veld relevant is voor een
verpleegkundige;
• begrijpt de invloed van onderdeel uitmaken van een cohort op de ontwikkeling;
• begrijpt de visie op en de belangrijkste uitgangspunten van het cognitieve
ontwikkelingsmodel van Piaget
• kan het belang van adaptatie uitleggen en kan de verwante begrippen
accommodatie en assimilatie omschrijven en met voorbeelden concretiseren;
• kent de verschillende stadia van het cognitieve ontwikkelingsmodel van
Piaget, inclusief de verschillende begrippen per stadium en deze begrippen
illustreren aan de hand van voorbeelden.
Kan beschrijven hoe de ontwikkelingspsychologie zich vanuit historisch
perspectief ontwikkeld heeft.
Vroegere denkbeelden: geen aparte status/ behandeling kind/
- Middeleeuwen: kinderen zijn miniatuurvolwassenen, kinder wel extra
bescherming nodig.
- Reformatie kinderen zondig en moeten geciviliseerd worden. Nadruk op
discipline. Bevorderde voor het eerst ontwikkeling.
- Verlichting: bijv. tabula rasa: kind komt leeg op de wereld, ouders vormen het met
liefde en kennis. Ontwikkeling is continue, nurture bepaald.
Vanaf 20e eeuw: opkomst kinder- en jeugdpsychiater
- Een kind kan systematisch bestudeerd worden.
- Kind is in ontwikkeling en daarbij afhankelijk van omgeving.
- Ontwikkeling kan verstoord raken.
- Veel verschillen met volwassene, zoals: psyche, communicatie
Pagina 1 van 35
, woensdag 1 november 2017
Kan beschrijven waar de ontwikkelingspsychologie zich mee bezig houdt,
inclusief de verschillende ontwikkelingsgebieden en ontwikkelingsfasen, en weet
waarom kennis van dit veld relevant is voor een verpleegkundige.
Ontwikkelingspsychologie is de wetenschappelijke studie naar de patronen van groei,
verandering en stabiliteit die zich voordoen bij toenemende leeftijd, dus vanaf de
geboorte va de babyjaren, peuterjaren, kleuterjaren, schoolperiode, adolescentie,
volwassenheid tot aan de ouderdom.
Onderzoek naar ontwikkeling van kinderen is in 3 te delen namelijk:
1. Fysieke ontwikkeling
- Kijken naar de invloed van het lichaam.
- De hersenen
- Het zenuwstelsel
- De spieren
- De zintuigen
- Behoefte aan eten, drinken en slaap
2. Cognitieve ontwikkeling
- Hoe wordt het gedrag van mensen beïnvloed door groei en verandering in hun
intellectuele vermogens.
3. Sociale en persoonlijkheidsontwikkelingen
- Sociale ontwikkeling —> Kijkt naar de manier waarop de interacties van mensen met
elkaar en hun sociale relaties in de loop van hun leven groeien, veranderen en stabiel
blijven.
- Persoonlijkheidsontwikkeling —> kijkt naar stabiliteit en veranderingen in de
eigenschappen die de ene persoon van de andere onderscheiden.
Pagina 2 van 35
, woensdag 1 november 2017
Begrijpt de visie op en de belangrijkste uitgangspunten van het cognitieve
ontwikkelingsmodel van Piaget.
Gedrag weerspiegelt denk- en kennisniveau, afhankelijk van de leeftijd.
Leren is een interactief proces: al doende (en door rijping) worden cognitieve schema’s
gevormd!
- afstand, materiaaleigenschappen, etc. (fysische realiteit)
- veiligheid, vriendschap, etc. (sociale realiteit)
- verdriet, woede, etc. (emotionele realiteit)
Schema’s worden geleidelijk aangeleerd.
Kan het belang van adaptatie uitleggen en kan de verwante begrippen
accommodatie en assimilatie omschrijven en met voorbeelden concretiseren.
Functie van intelligentie:
1. Organiseren van schema’s
2. Adaptatie = aanpassingen aan de omgeving, via:
- Assimilatie: waargenomen wordt met bestaand begrip geïnterpreteerd (vliegtuig:
‘kijk, vogel’; bisschop: ‘kijk, de Sint’; luciferdoosje is rammelaar)
- Accommodatie: het uitbreiden van schema’s (als kind op vliegveld is) Accommodatie
is steeds nodig, om schema’s verder te differentiëren. Dit in alle (levens)fasen!
Probleem: de mens is cognitief lui..
Vgl. volwassen vooroordelen: Polen maken altijd problemen
Pagina 3 van 35
, woensdag 1 november 2017
Kent de verschillende stadia van het cognitieve ontwikkelingsmodel van Piaget,
inclusief de verschillende begrippen per stadium en deze begrippen illustreren
aan de hand van voorbeelden.
A. Senso-motorische fase (0-2 jr.) —> je gebruikt je zintuigen en je motoriek
- Denken ontstaat door doen.
- Aanvankelijk alleen dát wat je kunt zien, bestaat.
Als moeder gezicht bedekt, dan is ze weg…
- Taalontwikkeling: koppeling van woorden aan objecten (en mensen).
- Vorming schema’s:
- Reflexen wordt handelingen doelgericht organiseren (eerst zien, dan pakken, dan
in mond stoppen)
- Leert zichzelf onderscheiden van voorwerpen en mensen.
- Voorwerpen en mensen blijven bestaan ook als ze uit beeld zijn —>
objectpermanentie (rond 1,5 jr.).
- Intelligentieontwikkeling vindt dus basis in senso-motorische fase!
B. Pre-operationele fase (2-6 jr.)
- Verschijningsvorm domineert het denken (centratie)
Denk aan: Conservatieproefje: iets lijkt meer/minder…, dus is het meer/minder,
pastoor is Sinterklaas .. Anders gezegd…Waarneming is statisch, niet dynamisch,
d.w.z. waarnemingsbeelden worden niet in samenhang geplaatst.
- Snelle taalontwikkeling
- Rijke fantasie:
- symbolische representatie (iets kan voor iets anders staan)
- Fantasie en werkelijkheid lopen door elkaar heen, bv krokodil onder bed,
artificialisme: ‘stoute stoel!’( menselijke eigenschappen koppelen aan een
voorwerp)
- Ontwikkeling van de fijne motoriek, complexere handelingen mogelijk.
- Egocentrische waarneming, maar neemt geleidelijk af.
- Nog niet in staat om abstract, logisch of systematisch te denken.
Pagina 4 van 35