Alles voor tentamen politiek en samenleving – 23 oktober 2023
Hoorcolleges/ boek:
Verschillende politieke stromingen:
- Nationalisme
- Liberalisme
o Individualisme, vrijheid, rationaliteit
o Klassiek liberalisme, sociaalliberalisme
o Klassiek liberalisme --> ontstaan als reactie op het absolutisme
- Conservatisme
o Traditie, pragmatisme, hiërarchie
o Christendemocratie, nieuwrechts
o Stapje voor stapje dingen veranderen
- Socialisme
o Gelijkheid, gemeenschap, sociale klasse
o Communisme, sociaaldemocratie, Derde Weg
o Karl Marx (communist): kritiek op kapitalisme. Bezit moet in handen komen van de
gemeenschap.
o Sociaaldemocraten niet tegen de vrije economie. Staat en markt dichter bij elkaar
brengen
- Feminisme
o Patriarchaat, gender, gelijkheid
- Ecologisme
o Ecologie, holisme, duurzaamheid
o Mens staat niet centraal in de wereld maar is deel uit van de natuur
- Kosmopolitisme
o Wereldgemeenschap, mensenrechten, multiculturalisme
- Nativisme
o Natie vs. "gevaarlijke andere"
o De natie wordt bedreigt door andere groepen
- Populisme
o Volk vs. Elite
o Goede volk tegen slechte elite
Overheid --> beschrijft de instellingen en ambten waarmee samenlevingen worden bestuurd.
Bestuur --> het proces van collectieve besluitvorming.
Macht --> het vermogen om te handelen en beoogde effecten te bewerkstelligen.
Autoriteit --> het erkende recht om dergelijke actie te ondernemen.
Vijf 'kerneigenschappen' van de staat
o Legitiem bestuur
o Populatie (wie behoort tot de populatie?, niet iedereen mag stemmen, wanneer is iemand een
legitieme burger?)
o Territorium: duidelijke grenzen
o Soevereiniteit: Eu oefent macht over ons uit. Staten hebben soevereiniteit overgedragen naar
andere politieke instellingen
o Geweldsmonopolie (alleen de staat mag legitiem geweld uitoefen; politie, leger)
Democratisering --> van autoritair naar democratie
,Erosie/ backsliding --> van democratie naar autoritaire
Democratic backsliding langzame vernietiging van binnenuit, sluit aan bij radicaal rechts-
populisme
Democratische regimes
Directe democratie
o Burgers nemen zelf de politieke beslissingen
o Vroeger volksvergaderingen, nu referenda (want te lastig met zo veel inwoners)
o Grote voordeel: legitimiteit
o Nadelen:
Tirannie van de meerderheid (belangen van minderheden komen in
verdrukking)
Kennis en tijd (je kan niet overal in verdiepen en hebt daardoor niet genoeg
kennis)
o Oplossing:
Representatieve democratie
o Vertegenwoordiger van burgers nemen de politieke beslissingen
o Voordelen:
Mensen die beslissingen nemen meer kennis en tijd
Praktischer m.b.t. schaalprobleem (nu kan je wel met zijn alle bij elkaar
komen)
o Mogelijke vormen: loting (miniatuur creëren van de samenleving maar dit lukt niet
goed want je krijgt geen representatieve miniatuur) en verkiezingen
o Nadeel: wat is representatie?
Liberale democratie
o De reikwijdte van democratisch genomen politieke beslissingen wordt ingeperkt
door liberale instituties
o 2 centrale mechanismen:
Checks and balances (macht moet verdeeld worden)
Individuele rechten (belangrijk want angst voor tirannie van de meerderheid)
o Grote voordeel: bescherming tegen tirannie van de meerderheid en
machtsconcentratie
o Grote nadeel: grote afstand van volk (kan leiden tot vervreemding --> voorbeeld: EU)
Niet-democratieën
Hybride regimes
o Tussenvorm (tussen democratie en autoritaire)
o Democratie gemanipuleerd (spelregels worden niet altijd gehandhaafd)
o Defensie van democratie zijn maar in praktijk wordt het niet gehandhaafd
o Hoge corruptie, geen vrijheid
Autoritaire regimes
o Sterke leiders
o Nauwelijks rechten en vrijheden
o Geen vrije media
Vormen van autoritarisme:
Absolute monarchie
o Koning(ing) die heeft alle macht, absolutisme
Personalisme
o President heeft alle macht, het draait allemaal om die persoon - denk aan Putin
Heersende partijen
, o Bijv. communistische staten; partij aan de macht en neemt de beslissingen - denk
aan China
Militaire regimes
o Leger grijpt de macht
Theocratie
o Religieuze leiders aan de macht
(totalitaire regimes)
o De leider probeert op alle vlakken van het leven van mensen invloed uit te oefenen
5 theoretische benaderingen
1. De institutionele benaderingen: richt zich op instituties en procedures
o Instituties vormen het kader waarbinnen beslissingen worden genomen
o Parlementen i.p.v. parlementariërs
o Instituties staan vooral centraal in liberale democratieën
o Stabiliteit i.p.v. verandering
o Nieuw institutionalisme
o Kritiek: te weinig aandacht voor individuele overwegingen
2. De gedragsbenadering
o Alleen door te kijken naar individuen en hun opvattingen en gedragingen kan de politiek
worden begrepen
o Parlementariërs i.p.v. parlementen
o De gewone burger centraal
o Surveys en statisch onderzoek
o Positivisme = stroming die zei dat de sociale wetenschappen zoveel mogelijk opzoek moesten
gaan naar wetten en de methode van natuurwetenschappen moesten gebruiken
o Kritiek: obsessie met kwantificeren
3. De rationele keuzebenadering
o De kern van de politiek wordt gevormd door rationele keuzes van politieke actoren
o Economie en speltheorie
o De focus is op rationeel handelen
o Zo eenvoudig mogelijke modellen
o Kritiek: zijn mensen wel zo rationeel?
4. De structurele benadering
o Relaties tussen individuen, groepen en instituties vormen het fundament van de politiek
o Configuraties van machtsrelaties staan centraal
o Historie van belang
o Strijd i.p.v. evenwicht
o Kritiek: stelt grote vragen die moeilijk empirisch te onderzoeken zijn
5. De interpretatieve benadering
o Politiek moet gedefinieerd worden aan de hand van de ideeën die betrokkenen erover
hebben
o Interpretaties van werkelijkheid centraal
o Post-positivistisch
o "thick description" = hele situatie schetsen en zo veel mogelijk aandacht aan de details want
zonder de context te begrijpen, kan je de politiek niet begrijpen, "verstehen" = interpreteren,
begrijpen, hoe mensen denken en waarom ze dat doen
o Kritiek: lastig te generaliseren
Federatie: gedeelde soevereiniteit tussen centrale en sub-nationale niveau ([deel]staten, provincies)
o Voorbeeld: Verenigde Staten want ze delen de soevereiniteit
Eenheidsstaat: soevereiniteit alleen op centrale niveau