Samenvatting Sociaal psychiatrische begeleiding
Hoofdstuk 1 Sociaal psychiatrische begeleiding: een plaatsbepaling
§1.1
Sociaal psychiatrische begeleiding is een verzamelnaam voor een vorm van begeleiding
die doorgaans door aan hogeschool opgeleide professionals wordt geboden aan mensen
met ernstige en langdurige psychiatrische problematiek. Het is een hulpvorm die zicht
richt op zowel het oplossen van praktische problemen, het voorkomen van achteruitgang,
als het veranderen van niet-effectieve gedragingen.
§1.2
Sociaal psychiatrische begeleiding heeft zijn historische wortels in de
Sociaalpsychiatrische Dienst (SPD), die begin jaren 80 in RIAGG opging. We verstaan
onder sociaal psychiatrische begeleiding een hulpvorm die:
- Bestaat uit ambulant uitgevoerde gesprekken die plaatsvinden dichtbij de sociale
omgeving van de cliënt
- Wordt uitgevoerd door een hulpverlener die individueel verantwoordelijk is voor
de vorm en inhoud van de begeleiding, veelal in samenwerking met een arts of
psychiater die vooral medicamenteuze behandeling biedt.
- Geboden wordt aan mensen met ernstige en langdurige psychiatrische
problematiek, waaronder hier wordt verstaan: a. er is een psychiatrische stoornis,
b. waarvoor de persoon al minimaal twee jaar in psychiatrische zorg is en c.
waardoor de persoon psychosociaal matig tot slecht functioneert.
§1.3
De behandeling wordt geboden door professionals die zelfstandig en individueel de
gehele begeleiding plannen, uitvoeren en evalueren, al dan niet in samenwerking met
een andere professional.
§1.4
In de ambulante ggz vinden we mensen met kortdurende problematiek en langdurige
problematiek van niet-psychotische aard. In de intramurale ggz zijn relatief weinig
mensen opgenomen, vergeleken met het aantal mensen dat ambulante zorg gebruikt.
Onder niet-psychotische stoornissen vallen o.a.: stemmings-, angst-, persoonlijkheids-,
en verslavingsstoornissen. We gaan er hierbij vanuit dat de realiteitstoetsing intact is.
Men is dan oordeel bekwaam. Binnen de sociaal psychiatrische begeleiding wordt
ervanuit gegaan dat men zorg biedt aan ordeelsbekwame patiënten, wat ervoor zorgt dat
er meer verantwoordelijkheid aan de patiënten gegeven kan worden. Echter kan de
sociale problematiek van mensen met langdurige niet-psychotische problematiek enorm
zijn en kan de hulp waarop zij aanspraak maken veelal beperkt of slecht toegankelijk
zijn. Deze patiënten moeten de zorg die ze nodig hebben om overeind te blijven vaak
veel meer bij elkaar rapen dan psychotische patiënten.
§1.5
De in de ggz bestaande scheiding tussen verschillende hulpvormen op basis van
professionele achtergrond of opleiding is enigszins arbitrair. In de praktijk werkt dit
echter anders: iedere discipline kent zowel behandelende, begeleidende als zorgende
elementen. Er is in veel gevallen dan ook sprake van een glijdende schaal en niet van
een strikt onderscheid. Echter, om de essentie van verschillende hulpvormen te
benoemen, is het toch belangrijk om de verschillen duidelijk neer te zetten.
Waar behandeling of therapie zich richt op verandering en zorg op dat wat de cliënt niet
meer kan, zit begeleiding er tussenin. Begeleiding houdt zich bezig met het leren omgaan
met beperkingen en het gebruiken van mogelijkheden. Het gaat over leren en
verondersteld worden dat de cliënt op een zeker oment geleerd heeft om te gaan met
zijn beperkingen. Er is altijd een risico dat in een begeleidingscontract de cliënt wordt
,overvraagd (en het op behandeling gaat lijken) of wordt ondervraagd (dat het op zorg
gaat lijken).
Behandeling
De term behandeling suggereert een genezende, curatieve aanpak van psychiatrische
problematiek. De behandeling heeft als doel om door middel van een gerichte aanpak de
stoornis op te heffen, op een dusdanige wijze dat deze echt weg is en
hoogstwaarschijnlijk niet meer terugkomt. Momenteel voldoen nog weinig psychiatrische
behandelingen aan bovenstaande definitie. In sommige gevallen slaagt behandeling erin
specifieke klachten te verhelpen, of door middel van farmacotherapie bepaalde klachten
te verhelpen. Het is vaak zo dat psychotherapie de scherpe randjes van problematiek
afvijlt en dat medicatie niet zozeer de oorzaak maar de symptomen van de stoornis
bestrijdt.
Begeleiding
Begeleiding kunnen we zien als een vorm van revalidatie. In de ggz wordt dat ook wel
rehabilitatie genoemd. Rehabilitatie is de functie die als doel heeft de gevolgen van de
ziekte of stoornis zoveel mogelijk te beperken, door middel van gerichte training en
ondersteuning. Of: om het leven van de patiënt te optimaliseren, ondanks de stoornis.
Het is afhankelijk van de gekozen uitkomstmaat of begeleiding ook genezend kan
werken. Wie de patiënt afrekent op symptomen, klachten en karaktereigenschappen zal
geen of beperkt resultaat zien. Wie kijkt naar interpersoonlijk en sociaal functioneren
mogelijk veel meer.
Zorg
Zorg heeft als doel de patiënt met een stoornis en daaruit volgende beperkingen, zo
prettig en menswaardig mogelijk te helpen functioneren. Zorg heeft daarmee een minder
ambitieuze doelstelling dan bovengenoemde twee. Zorg heeft in de ggz ook te maken
met het zorgen voor de veiligheid van iemand. In de psychiatrie moet men zorgdragen
voor de veiligheid van de patiënt maar ook voor anderen in de maatschappij. Zorg heeft
dus tevens een controlefunctie. Dit komt vaak voor op intensieve zorg afdelingen; het
verwijst naar sterke controle en intensief toezicht.
§1.6
Langdurige contacten
Als we het hebben over langdurige begeleiding, dan houden we een periode van twee
jaar aan. Langdurige hulp brengt voordelen met zich mee; goed geschoolde professionals
helpen psychiatrische cliënten die zich moeilijk zelf kunnen redden. Daarnaast zijn er ook
risico’s: het grootste risico is dat vanzelfsprekendheid en gewoonte gaan overheersen.
Hierin is de mate van regelmatig evalueren op nuttigheid en noodzakelijkheid belangrijk.
Twee partijen
Vanwege het vaak niet-stoornis specifieke karakter van begeleidingscontacten en de
lange duur ervan, wordt de werkrelatie tussen cliënt en hulpverlener belangrijker.
Langdurige problemen zijn moeilijk te verdragen, zowel voor degene die eraan lijdt, als
voor degene die geacht wordt te helpen. Het gebrek aan vooruitgang kan frustrerend zijn
en een sterke weerslag hebben op de werkrelatie. Daarnaast kan de cliënt en/of de
hulpverlener inmenging van buitenaf (collega’s) moeilijker te verdragen en soms
gesaboteerd in de relatie tussen cliënt en hulpverlener. Er is hier dan sprake van collusie:
deels heimelijk, deels onbewust en gericht op het gezamenlijke eigen belang van de
relatie. Het omvat verschillende aspecten: behoud van exclusiviteit van de relatie en
behoud van het geloof in een wonderbaarlijke genezing, waarmee een al dan niet pijnlijk
afscheid vermeden wordt.
Er zijn verschillende vormen van collusie:
- Aangename collusie: hierbij gaat het om een soort wederzijdse gijzeling, met
goedvinden van beide partijen. Het contact is leuk en gezellig, gesprekken gaan
vaak over dagelijkse dingen. Beide partijen kiezen voor deze vorm van omgang
, - Angstige collusie: de cliënt heeft duidelijk behoefte en nood aan de gesprekken,
die voornamelijk gebruikt worden om te klagen en niet om iets te veranderen. De
hulpverlener denkt dat de gesprekken gestopt kunnen worden, maar de cliënt
absoluut niet. De confrontatie wordt vermeden uit angst, ten koste van de nodige
irritatie.
- Samenwerking: bij deze relatie is er sprake van een optimale situatie. Er is geen
sprake van vanzelfsprekendheid en gewenning, maar staan beiden regelmatig stil
bij de aard en inhoud van het begeleidingscontact
- Antagonistische collusie: hierbij heeft de hulpverlener de regie en lijdt de cliënt
onder zijn of haar enthousiasme. De cliënt wil geen hulp, maar de hulpverlener
blijft in actie komen om hulp te bieden.
- Ambivalente collusie: de cliënt doet hierin een groot beroep op de hulpverlener en
blijft dan weer tijdenlang weg. De hulpverlener voelt zich verantwoordelijk en
verplicht om in te grijpen. Wanneer het slecht gaat met de cliënt, moet de
hulpverlener ingrijpen en wanneer het goed gaat met de cliënt zal de hulpverlener
zich afvragen wat er mis is en ook in actie komen.
Er bestaat dus een zeker risico dat in langdurige begeleidingscontacten de
hulpverleningsrelatie belangrijker wordt dan de toestand, wensen en noden van de cliënt.
Tegelijkertijd is het ook belangrijk: de therapeutische relatie bepaalt immers een groot
deel van de effectiviteit van de hulpverlening.
§1.7
Sociaal psychiatrische begeleiding:
- Richt zich op zowel het oplossen van praktische problemen, het voorkomen van
achteruitgang, als het veranderen van niet-effectieve gedragingen
- Houdt zich bezig met het leren omgaan met beperkingen en het benutten van
mogelijkheden
- Heeft herstel, integratie en participatie als doelen.
Het gaat om het omgaan (coping) met de klachten. Dit omgaan met beperkingen en het
benutten van mogelijkheden kan leiden tot een verbeterd sociaal functioneren en een
betere kwaliteit van leven.
Hoofdstuk 2 Bouwstenen voor sociaalpsychiatrische begeleiding
§2.2
Vaak wordt de indicatie sociaal-psychiatrische begeleiding alleen gesteld als iets anders
niet mogelijk is, zeker bij mensen met niet-psychotische problematiek. De contra-
indicaties voor psychotherapie worden dan de indicaties voor sociaal-psychiatrische
begeleiding. Er wordt voor sociaal-psychiatrische begeleiding gekozen als:
- Ernstige problemen in het dagelijks functioneren optreden
- Problemen op verschillende levensgebieden
- Ernstige psychiatrische of persoonlijkheidsproblematiek
- Randcrimineel en antisociaal gedrag, waarbij betrokkenheid van justitie (nog) niet
aan de orde is
- Al langer bestaande problematiek waarvoor eerder psychotherapie niet geholpen
heeft
- Betrokkenheid van verschillende partijen
- Matige motivatie en therapietrouw
- Positief effect van normalisering van de klachten.
§2.3
Sociaal psychiatrische begeleiding wordt met name geboden in de tweedelijnszorg.
Daarnaast wordt er ook veel psychiatrische problematiek behandelt door de eerste lijn;