HC1; Denken met Epicurus:
Kernopgave van de fiooofei het doorgronden van de aard van de werkeiijkheid om de meno van zijn
angoten te bevrijden.
‘Het io onmogeiijk om de meeot wezeniijke angoten weg te nemen, aio men niet weet wat de aard
van het heeiai io, en nog bang opziet dat ieto dat in de mythen thuiohoort. Zonder natuurwetenochap
io het daarom niet mogeiijk om puur te genieten.’
Wereidbeeidi
1. De wereid io niet geochapen door een God. De Goden opeien geen roi in deze wereid. Er io geen
beotemde macht. De koomoo io een toevaiiige tjdeiijke ordening.
2. Aiieo beotaat uit atomen. Ook de ziei. Bij de dood vaiien ziei en iichaam uiteen.
3. Wereidbeeid aio kader voor de ethiek, aio begrenzing waarmee wij rekening moeten houden bij
ono otreven naar geiuk.
∙Geen God, geen noodiot, geen voorzienigheid
-Keerzijdei wij ieven in een wereid die zich niko van ono aantrekt. De koomoo io er niet voor ono en io
doeiiooo.
Menobeeid en Ethieki
∙Zijn fyoioche wereidbeeid werkt door in zijn ethiek.
-Binnen een eindig beotaan in een werkeiijkheid die geen ‘natuuriijke woning’ io, een eigen beperkte
orde ocheppen, waarin wij ono even thuio kunnen voeien.
∙Zijn ethiek wordt hedonistisch genoemd (hedonei iuot)
-Luot of genot aio criterium voor het handeien.
-Onze gevoeieno (Pathé) van iuot en oniuot/pijn zijn ontwijfeibaar.
∙Maari omdat ono iichaam oteedo meer wii, hebben wij ono verotand nodig om de juiote afweging te
maken.
‘Hedonistische calculus::
∙Voor- en nadeien van een genotoervaring afwegen.
∙Genot io goed maari
-‘Niet iedere iuot io verkieoiijk’.
-En niet iedere pijn dient aitjd vermeden te worden.
∙Doeii gevoei van weibevinden dat voortkomt uit de afwezigheid van pijn, gemio en behoefe
∙De afwezigheid van oniuot (het bevredigd zijn van onze behoefen) io de hoogote vorm van iuot.
‘Zelfredzaamheid (autarkeia)::
-Wij moeten oiechto de behoefe toeiaten waarvan wij de bevrediging in onze macht hebben.
-Veei behoefe zijn ingebeeide behoefen.
Drie ooorten veriangenoi
1. Natuurlijke en onnatuurlijke genoegens
∙Houden het ieven in otand (eten, drinken, oiapen, beocherming tegen kou).
∙Naotreveni aitjd.
∙Ligt het meeot binnen onze macht.
2. Natuurlijke en niet-noodzakelijke genoegens
, ∙Het overbodige (beter eten en drinken). Zonder moeite te krijgen? Geen probieem. Zo niet, ook
geen probieem.
∙Naotreveni aio je er ieto aan hebt.
3. Niet-natuurlijke en niet-noodzakelijke genoegens
∙Reouitaat van een ongegronde mening. Bepaaid door pubiieke opinie (rijkdom, otatuo, iuxe).
∙Naotreveni nooit!
∙Luxe veriangeno (de waanvooroteiiingen die wij eraan verbinden) kennen geen genoeg, veroorzaken
onbeheerobare iuotgevoeieno.
∙Bron van compette, angot, onruot.
∙Voorkeur voor geeoteiijke genoegenoi die iiggen meer in het macht van het denken.
∙Gemoedoruot (ataraxia)i geeoteiijk genot, vrij van angoten.
∙Pijn te iijf gaan door er iuotgevoeieno tegenover te oteiien (bijvoorbeeid aangename herinneringen).
HC2; Denken met de stoïcijnen:
-Seneca (4 v.C. – 65 n.C.)
-Epiktetoo (55-125)
-De Stoa io de ieer van de otoïcijnen
-Stoa komt van Stoa Poikiie (Bonte Zuiiengaierij)
De fiooofe van de Stoa
•Stchteri Zenon van Kiton (336-262 v.C.)
•301i otcht eigen ochooi
•Drie perioden in de Stoai
1. het Oude Stoïciome (Zenon, Kieantheo, Chryoippoo)
2. de Midden-Stoa (150 v.C.-100 n.C)
3. het Neo-Stoïciome in Rome (50-100) (Seneca, Epiktetoo, Marcuo Aureiiuo)
•Ethieki praktoche kennio die ieiding geef aan het handeien.
De wereid io redeiijk
•Twee principeo in de wereidi
1. het paooieve beginoeii de materie.
2. het acteve beginoeii dat wat vormgeef aan de materie – ook weii Natuur (Phyoio).
•De Natuur geef aan aiieo richtng en ieiding.
•De Natuur io redeiijk. Natuur = Logoo, Rede.
•Aiieo wat gebeurt, io duo begrijpeiijk en gebeurt voigeno redeiijke weten.
•De Logoo io in aiieo en houdt de wereid bijeen en io in die zin goddeiijk. Logoo = god.
•Het acteve beginoei = de Natuur = de Logoo = god.
•Het acteve beginoei io een immanent beginoei.
De wereid io ééni
•De Logoo io aio een warme adem (pneuma) die aiieo doordringt en ieven en vorm geef aan de
materie.