Samenvatting verslavingskunde en psychofarmaca.
H1. Middelen en gedrag – risico’s en problemen.
De verslavingszorg richt haar aandacht op het gebruik van middelen en
gedragsverslavingen.
Cannabis, opium en cocaïne worden al heel lang in natuurlijke vorm gebruikt. Ook hebben
mensen al lang geleden het genot van alcohol leren kennen.
Vanaf het einde van de 19e eeuw en het begin van de 20e kunnen psychoactieve stofen
ook synthetisch worden bereid. Bekend zijn amfetamine, barbituraten en methadon. Deze
stofen werden eerst als geneesmiddelen gebruikt. Pas in de tweede helft van de 20 e
eeuw verschenen ze op de markt als (illegale) drug.
Mensen gebruiken psychoactieve stofen voor hun plezier (genotsmiddel), om zich beter
te voelen of om zich in een andere bewustzijnstoestand (roesmiddel) te brengen.
Een aantal van deze stofen, zoals opium, cocaïne, cannabis, lsd en de amfetaminen, is
onder de term ‘drug’ apart gezet en valt onder een apart wettelijke regime, de Opiumwet.
Onder psychoactieve stofen verstaan we chemicaliën die direct of indirect een werking
hebben op het centraal zenuwstelsel. Afhankelijk van de dosis en persoonlijke
omstandigheden, hebben ze een verslavende werking.
Ook psychofarmaca, medicijnen voor psychiatrische stoornissen, hebben een
psychoactieve werking.
Middelen die eerst fungeerde als geneesmiddel werd later vooral als genotsmiddel
gebruikt.
Om hersenprocessen te kunnen beïnvloeden is het een vereiste dat deze stofen, of de
afbraakproducten ervan, na toediening de bloed-hersenbarrière (membraam dat de
hersenen afschermt) passeren.
In de afgelopen 15 jaar is het scala aan middelen toegenomen.
Omdat psychoactieve stofen op meerdere hersencircuits werken, is het moeilijk om ze te
classificeren aan de hand van hun specifieke werking op het centraal zenuwstelsel.
Stofen met Stofen met Stofen met complexee
dempende werking: stimulerende werking: of ontregelde werking:
- Opiaten - amfetaminen - lsd
- barbituraten - cocaïne - mescaline
- benzodiazepines - cofeïne - psilocybine
- GHB - nicotine - marihuana
- ethanol - fencyclidine
- alcohol - MDMA of xtc
De meeste stofen hebben echter meerdere werkingen. Werking op het brein kan
verschillen naargelang de dosis en persoonlijke omstandigheden van de gebruiker.
Belangrijke overeenkomst psychoactieve stofenn binnen korte tijd een efect op mentale
functies sorteren.
De snelheid waarmee de psychoactieve stofen werken, is van belang om de verslavende
werking ervan te begrijpen.
Het gebruik van psychoactieve stofen kan leiden tot verslaving. Denk aan
controleverlies, een sterke hunkering en moeilijk kunnen minderen of stoppen.
De middelen verschillen in de kans dat een gebruiker er verslaafd aan raakt.
,Factoren die bijdragen aan het risico op verslavingn
- Snelheid waarin het efect optreedt
- Tolerantie
- Onthoudingsverschijnselen
- Hunkering of craving
Het is mogelijk dat iemand fysiek afhankelijk is van een middel zonder en in psychische
zin verslaafd aan te zijn. Andersom kan ook.
Pathologisch gokken, gokken met geld en inzet leidt direct tot uitkomst, is een aan
gedrag gerelateerde verslaving. Ook seksverslaving, internetverslaving etc. vertonen veel
overeenkomsten met middelenverslaving.
Alle psychoactieve stofen zijn in potentie giftig voor het zenuwstelsel. De mate waarin
dat het geval is, hangt af van de dosis, de wijze en de duur van het gebruik, samen met
de diverse individuele variabelen.
Naast de kan op verslaving en somatische aandoeningen bestaat er de kans op
verstoring van de normale werking van de hersencellen, verstoring van hersenstructuren
en het optreden van neuropsychiatrische symptomen.
Cognitief-psychologisch onderzoek is vooral gericht op de wijze waarop de
informatieverwerking direct na inname van een stof wordt beïnvloed, terwijl
neuropsychologisch onderzoek zich vooral bezighoudt met de efecten op lange termijn.
De snelheid waarmee het efect optreedt, is sterk afhankelijk van de toedieningsvorm en
toedieningsweg.
Jongeren of mensen met een psychische stoornis lopen extra risico op fatale gevolgen.
Gebruikers van veelgebruikte psychoactieve stofen zijn vaak slecht geïnformeerd over
de nevenwerkingen op lange termijn of ze negeren deze kennis.
De meeste mensen beginnen met gebruiken, omdat zij nieuwsgierig zijn.
Sinds het einde van de jaren 90 van de vorige eeuw is het aandeel jongeren dat alcohol
drinkt, sterk toegenomen.
Er is sprake van zwaar drinken wanneer iemand één of meer dagen per week minstens 6
(mannen) of minstens 4 (vrouwen) glazen alcohol drinkt.
Een probleemdrinker is iemand die in het afgelopen jaar naar eigen bevinding drie of
meer problemen met alcoholgebruik heeft ervaren.
Van de bevolking voldoet naar schatting 8% aan de diagnostische criteria voor
alcoholverslaving of alcoholmisbruik. Alcoholverslaving gaat vaak samen met een andere
psychische stoornis, zoals een angststoornis of een depressie.
, Fasen van gebruikn alcoholn
- Kennismakingsfase
- Experimentele fase
- Sociaal gebruik sociaal verantwoord
- Overmatig gebruik
- Kritieke fase
- Verslaving
Kenmerkend van mensen die in overmatig gebruik alcohol zittenn
- Verhoogde gewenning
- >6 glazen per dag
- Schielijk drinken eerste glazen snel achter elkaar drinken
- Drinken om vervelende situaties te vermijden
- Beginnende lichamelijke klachten last van maag
- Black-outs
- Problemen thuis, op werk of justitie
Kenmerkend van mensen die in kritische fase van alcohol zittenn
- Goedpraten van gebruik
- Controleverlies
- Craving (hunkering)
- Heimelijk drinken
- (vergeefse) pogingen om gebruik te veranderen
- Lichamelijke klachten lever gaat vervetten
- Onthoudingsverschijnselen
- Moeilijkheden thuis of op het werk
- Verlies van vrienden en kennissen
Bingedrinking: in een korte termijn grote hoeveelheid alcohol naar binnen werken.
De meeste rokers zijn 20-30 jaar. Lager opgeleiden roken meer.
Het gebruik van de meest gangbare drug, namelijk cannabis (hasj en marihuana), is in
een golvende beweging in de afgelopen decennia geleidelijk toegenomen.
H2. Verslavingsstoornissen.
In 1964 heeft de world health organization de term ‘addiction’ vervangen door het word
‘dependence’. Toch spreken we in de verslavingszorg en in boeken nog steeds over
verslaving en verslaafde.
Begrippen:
Misbruik en afhankelijkheid zijn vervangen doorn aan middelen gerelateerde categorieën.
Door de categorie afhankelijkheid af te schafen, kan een beter onderscheid worden
gemaakt tussen dwangmatig drugszoekende gedrag en normale reacties als tolerantie en
onthouding de patiënten ervaren die voorgeschreven medicijnen gebruiken ten behoeve
va hun zenuwstelsel.
Intoxicatie van een geneesmiddeln het ontstaan van een omkeerbaar middelspecifiek
syndroom als gevolg van een recent gebruik van (of blootstelling aan) een middel. Het
gaat gepaard met gedragsveranderingen, of psychische veranderingen.
Onthouding van een middeln de ontwikkeling van een middelspecifiek syndroom als
gevolg van het staken (of verminderen) van het gebruik van het middel dat daarvoor