Samenvatting hoofdstuk 15: Jeugdhulp,
wetenschappelijk verantwoord
15.1, inleiding
De Nederlandse jeugd behoort tot de gelukkigste ter wereld. Zo’n 94% claimt gelukkig te zijn,
maar toch heeft 14-22% te maken met emotionele en/of gedragsproblemen. Hiervan komt
slechts 20,7% in aanraking met een vorm van zorg om deze reden. Verder blijkt dat 16,5% van de
ouders zich incompetent voelt als opvoeder en dat 12% ontevreden is met de relatie met het
kind. Zo’n 3,4% van de minderjarigen krijgt jaarlijks te maken met kindermishandeling (voor 12-
17 jaar is dit percentage zelfs 10%).
15.2, jeugdhulp in de ontwikkeling
Sinds de kinderwetten in 1901 houdt de overheid zich meer bezig met het welzijn van kinderen
in gezinnen en vormt daarmee het begin van de jeugdhulpverlening. De wetten zijn gebaseerd op
het feit dat ouders opvoedingsplicht (in plaats van recht) hebben. Wanneer ze niet voldoen aan
deze plicht, kan dit resulteren in ontheffing van of ontzetting uit de ouderlijke macht en komen
kinderen in een kindertehuis of pleeggezin terecht. Later is hier een maatregel bijgekomen
(ondertoezichtstelling), waarbij ouders voor het kind mogen blijven zorgen, maar hierin wel
ondersteund worden door een gezinsvoogd.
Vanaf de jaren 60 en 70 werd steeds meer geloofd in de maakbaarheid en veranderbaarheid van
de mens, waardoor er ook meer aandacht kwam voor een bedreigde of verstoorde ontwikkeling
van het kind.
Op 1 januari 1989 werd de Wet op de Jeugdhulpverlening ingevoerd. Hierin wordt onder andere
gezegd dat de hulpverlening aan kwetsbare kinderen zo licht, zo dichtbij, zo kortdurend en zo
tijdig mogelijk plaats zou moeten vinden (ambulantisering jeugdhulp). Echter nam de vraag naar
zorg hierdoor juist toe.
Op 1 januari 2005 werd de Wet op de Jeugdzorg ingevoerd, waardoor er een betere samenhang
ontstond in het geheel van jeugdhulpvoorzieningen en ouders en kinderen een recht op
jeugdzorg konden krijgen. Met deze wet werd de gescheiden financieringsstromen binnen
Jeugdzorg niet opgeheven, wat velen niet waardeerden.
Op 1 januari 2015 werd de Jeugdwet ingevoerd, waardoor alle vormen van jeugdhulp de
verantwoordelijkheid werd van de gemeente, inclusief de uitvoering van maatregelen.
15.3, vormen van jeugdhulp
Hoofdvormen:
Ambulante hulp/pedagogische thuishulp er wordt hulp geboden terwijl het kind nog thuis
woont. Ouders en kinderen bezoeken hiervoor een instelling (ambulant) of de hulpverlener komt
thuis (thuishulp)
Daghulp het kind woont thuis, maar overdag is hij in een centrum voor specialistische hulp
Pleegzorg het kind woont niet bij de biologische ouders, maar bij pleegouders
Residentiële zorg het kind woont in een instelling, samen met andere kinderen